Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het litteken van Odysseus (1956)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het litteken van Odysseus
Afbeelding van Het litteken van OdysseusToon afbeelding van titelpagina van Het litteken van Odysseus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.25 MB)

Scans (32.41 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.04 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het litteken van Odysseus

(1956)–Herman van den Bergh–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

Terras der vreemde goden

 
O gij die zonder slaap zijt, zonder sterven,
 
hoe kunt gij neerzien met uw sterren-ogen
 
van uit uw eigen wereldscheppend vuur
 
in dezen schouwen afgrond, in het niets
 
van onze menselijke erbarmlijkheid
 
gebonden aan 't seizoen van een sekonde
 
op dezen korrel spoelzand uit uw zee
 
die onze' aarde is, donkere, gemartelde:
 
hoe kunt ge ons zien in de bestiale nacht
 
waar al het licht slechts onze tranen zijn?
 
 
 
Wij zaten op 't terras der vreemde goden,
 
er kwamen mensen over 't water, zwijgende
 
kwamen gezeilde boten over 't water:
 
met duizelingen hemel in den rug
 
zaten wij tegen 't hoogste van de helling
 
op het terras dat als een grijsgroen vlot
 
was, losgeslagen drijvend. Groen het tafellaken,
 
vervloeiend zelf in andre oneindigheid
 
van tastbaar groen; en heel het landschap kwam
 
ons voor te zijn een deel van onze tafel.
 
 
 
Uit platte borden aten wij, uit glazen
 
vol met een schuinse rinse sneeuw van wijn
 
dronken wij proevend 't nevelige schuim
 
der verse diepe lucht: langzaam, gebogen
 
over de beek, stonden de voorste vrouwen
 
te wassen aan de wortels onzer helling
 
en 't water kolkte rond haar vingerknokkels
 
als een gewijde saus; onhoorbaar dreven
 
de 't eerst gelande mannen snellen handel
 
en raadpleegden de Syrische sibylle:
 
en hangende dorpen met witte gemuurten
[pagina 13]
[p. 13]
 
lijkend op zonderlinge uitheemse kazen
 
slingerden ons uit hun ajouren torens
 
geweldige meloenen tegemoet.
 
Vermengeld met den dag vernamen wij
 
het prikkelend gegons van dichte volken
 
van bijen wervelend boven de grote
 
salade van bloemen.
 
 
 
Maar wij verbleven met onze oude honger,
 
wij vulden onze glazen met het licht
 
en uit de schotels schepten wij met lepels
 
de dunne vliedende schaduw van wolken;
 
dronken van late dorst hunkerden wij
 
naar de dansende vruchten van de hoogte,
 
wij zochten hondgeblaf om 't knarsen
 
van een oud hek dat aan een bongerd leunt:
 
 
 
maar niet baatte gebed, niet vurig lange
 
dankzegging om het maal, toen de avond kwam
 
en onze tafel afnam, ons alleen liet
 
en lage schemer heel de ruimte vulde
 
en tussen onze' aangezichten viel
 
- drukkende last op de ogen -
 
een afgewende, mateloze blik.
 
In 't donker voelden we de aanwezigheid
 
van concrete gebergten die oprezen
 
machtig, en de onuitwijkbaar scherpe snee
 
van buitenaardsen zwartgevlerkten wind -
 
 
 
en niet een hemels manna, maar onze eigen
 
weerkaatste lichtschijn hadden wij gegeten
 
en zelf waren we 't enig deel der nacht
 
waarin wij niet vermochten te geloven.
[pagina 14]
[p. 14]
 
Gij die zijt zonder slaap en zonder sterven:
 
zo zijn wij voor u, als 't atoom onkenbaar
 
onder 't bestoken met uw sterren-ogen:
 
wij hebben geen gezicht, geen zelfgebeuren
 
en als de bittre grassen uit de greppels
 
worden wij afgevreten door den dood.
 
 
 
*
 
 
 
De boten voeren af en koersten west
 
verdwijnend in een parelmoer vergeten
 
en al wat draalde was een late stem
 
uit ouden mond aan de attische overkust,
 
stem van aeonen, stem van nu, de stem
 
van Socrates: - ‘Is, Kriton, 't schip geland
 
van Delos, bij welks weerkeer ik moet sterven?’

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken