Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel
Afbeelding van Noordelijk Oostergo. FerwerderadeelToon afbeelding van titelpagina van Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.74 MB)

Scans (102.46 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel

(1981)–Herma M. van den Berg–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina V]
[p. V]

Voorbericht

Het eerste deel van de Geïllustreerde Beschrijving van de Monumenten van Geschiedenis en Kunst van de provincie Friesland behandelt de gemeente Ferwerderadeel, gelegen in het noorden van Oostergo. De ontwikkeling van het gebied en de rol, die de Grietenij gespeeld heeft in de loop van de geschiedenis, kan niet gezien worden los van de omgeving. De inleiding tot dit deel behandelt daarom een groter gebied, te weten de noordelijke vijf gemeenten, die ontstaan zijn uit drie oudere ‘delen’, die ieder drie afgevaardigden kozen en daarom tezamen de noordelijke nyoghen of negen vormden. Wij vonden prof. dr. W. Jappe Alberts bereid de historische ontwikkeling van dit gebied in de Middeleeuwen te schetsen. Een daaraan voorafgaand kort hoofdstuk over de oudste perioden van het gebied is van de hand van G. Elzinga, provinciaal archeoloog van Friesland; dat over de latere ontwikkelingen van de hand van dr. J.J. Spahr van der Hoek, hoofd van de afdeling streekonderzoek van de Fryske Akademy. Het historisch geografisch gedeelte, inbegrepen de teksten van nederzettingsvormen van de dorpen, bewerkte drs. L. Prins, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Een samenvatting van de ontwikkeling van de kunsthistorische verschijnselen van noordelijk Oostergo van de hand van de auteur van dit deel is voorzien voor het deel, waarin Dantumadeel en Kollumerland behandeld zullen worden. Ook over de Friese molens is een hoofdstuk voorzien door G. van Wezel, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die in dit deel de teksten over de molens samenstelde. Een nauwkeurig onderzoek van alle molens lag ten grondslag aan de gedetailleerde beschrijvingen.

Daar de bescherming van de dorpskernen en individuele monumenten afhankelijk is van talrijke wisselende factoren, wordt in dit werk, dat de toestand weergeeft van het moment van opname (de jaren 1971-'79) en daarvoor, het al of niet beschermd zijn van panden en situaties niet vermeld. Een uitzondering is gemaakt ten aanzien van de terpen, daar de lijst van beschermde terpen als een bron van kennis is te beschouwen naast de terpenkaart in H. Halbertsma's Terpen tussen Vlie en Eems (1963).

Afgezien is voorts van de voorheen gebruikelijke opsomming van Romeinse en voorhistorische vondsten ten gunste van een overzicht van het bewoningspatroon. Voor zover er enige locatie of afbeelding bekend is, worden niet meer bestaande bouwwerken van historisch belang wel vermeld. De opeenvolgende eigenaren van de states zijn niet steeds volledig nagespeurd, daar dit te veel onderzoek zou vergen. Naast boerderijen die behandeld zijn omdat zij op historische grond staan, is voor de keuze van afbeeldingen en de beschrijvingen daarvan, de vorm, of het feit dat zij gedateerd zijn, doorslaggevend geweest. In volgorde worden behandeld de dorpsplattegrond, de kerk, de openbare gebouwen, de states in het dorp, overige panden en eventuele industriële gebouwen in het dorp, vervolgens de terpen binnen het dorpsgebied met de eventuele daarop staande gebouwen of verdwenen gebouwen, zoals kloosters, states; daarna niet op terpen staande gehuchten, states, boerderijen, ten slotte poldermolens en overige andere monumenten binnen een dorpsgebied.

[pagina VI]
[p. VI]

De spelling van de aardrijkskundige namen is gevolgd naar de Lijst van Nederlandse Gemeenten, uitgegeven door Vuga, 's-Gravenhage, 1978.

De bouwkundige tekeningen zijn van de hand van W.J. Berghuis, werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die in voortdurende dialoog met de auteur tevens deel had aan de totstandkoming van de bouwhistorische teksten. Voor de maatzuiverheid van de tekeningen wordt ingestaan. Zij zijn getekend op schaal 1: 50 en in principe zesmaal verkleind. Daar voor boerderijen over het algemeen geen behoefte bestaat aan veel details zijn deze tekeningen dubbel verkleind. Voor de detailtekeningen van profielen en profielstenen zijn andere verkleiningen toegepast. Ook de gehele tekening van Harsta State te Hogebeintum werd minder verkleind dan de overige. De tekeningen zijn voor serieuze onderzoekers in het archief van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te raadplegen. De tekeningen zijn grotendeels gebaseerd op opmetingen, die in de jaren 1943-'45 verricht zijn door H. van der Wal, eveneens bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg werkzaam, aangevuld met eigen waarnemingen en metingen gedurende de laatste jaren. Ten aanzien van de datering van gebouwen en onderdelen is de gebruikelijke cijfercode toegepast, waarbij het Romeinse cijfer de eeuw aanduidt en een hoofdletter A of B de eerste dan wel tweede helft van die eeuw, terwijl met kleine letters kwarteeuwen worden aangeduid.

Van de opgravingen, die onder leiding van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek geschiedden, werden de gegevens naar de veldtekeningen verwerkt. Een woord van dank aan de medewerkers van die Dienst voor berichtgeving en het ter beschikking stellen van de veldtekeningen, is hier zeker op zijn plaats. Ook G. Elzinga stelde veldtekeningen ter beschikking van opgravingen, die onder zijn leiding namens het Biologisch-Archaeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Groningen verricht werden.

De dorpsplattegronden zijn getekend door T. Brouwer, verbonden aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, naar de kadastrale minuteplans, schaal 1:2500, die te Leeuwarden bewaard worden. De tekeningen zijn driemaal verkleind.

De tegenwoordige toestand kan afgelezen worden van de luchtfoto's naar negatieven van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Apeldoorn; zij resulteren uit loodrechte opnamen schaal 1:6500 die in 1973 gemaakt werden.

Het merendeel van de foto's is gemaakt door A. van der Wal, fotograaf bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, die geen moeite spaarde om tot het gewenste resultaat te komen. Tekst en inhoud van dit boek zijn tot stand gekomen mede dank zij de hulpvaardigheid van talrijke geïnteresseerden in Leeuwarden, ter plaatse en elders in den lande. Wij willen daarvoor gaarne onze dank betuigen en denken daarbij in de eerste plaats aan dr. M.P. van Buijtenen, kenner bij uitstek van de Friese Middeleeuwen. Niet alleen zijn geschriften zijn van veel belang geweest, ook als discussiepartner was hij voor de auteur een grote steun. Ook drs. J. Visser, chartermeester bij het Rijksarchief in Friesland, zijn wij veel dank verschuldigd voor zijn minutieuze aanvullingen op de genealogische gegevens. Ten aanzien van de genealogische gegevens van de diverse states was ook D.J. van der Meer te Roordahuizum behulpzaam. Bij de beschrijving van grafzerken, rouwborden e.d. is mede gebruik gemaakt van de verzameling gegevens, die op het Rijksarchief in Friesland bewaard wordt als voorbereiding tot de uitgave van volgende delen van de ‘Grafschriften tussen Flie en Lauwers’. Slechts die grafzerken zijn overigens vermeld, die kunsthistorische waarde hebben.

De klokopschriften zijn integraal gevolgd naar de inventarisatie, in en kort na de oorlog gemaakt onder leiding van rijksarchivaris dr. A.L. Heerma van Voss.

Een zeer tijdrovende bezigheid bleek het verzamelen van gegevens over de verdwenen kloosters te zijn. Het materiaal dat bij terpafgravingen vergaard was, bleek zeer verspreid bewaard te worden, deels bij particulieren, en nimmer onder de noemer van de individuele kloosters bestudeerd te zijn.

 

Alle medewerkers van bibliotheken, archieven, van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers, van het Fries Museum te Leeuwarden, ambtenaren

[pagina VII]
[p. VII]

van de gemeente Ferwerderadeel en particulieren, die gedurende de jaren van onderzoek de samenstellers behulpzaam waren, willen wij hier gaarne danken voor hun bereidwilligheid. Ook denken de samenstellers met genoegen aan zovele beheerders van kerkelijke eigendommen, kerkvoogden, kosters, en ook aan bewoners van huizen en boerderijen, die hen over het algemeen met grote welwillendheid bejegenden bij dikwijls herhaalde en meestal onaangekondige bezoeken.

 

De Rijkscommissie voor de Monumentenbeschrijving



illustratie

h.g.j. baron van tuyll van serooskerken, voorzitter



illustratie

j. jessurun, secretaris


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken