Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel
Afbeelding van Noordelijk Oostergo. FerwerderadeelToon afbeelding van titelpagina van Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (27.74 MB)

Scans (102.46 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/architectuur


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Noordelijk Oostergo. Ferwerderadeel

(1981)–Herma M. van den Berg–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Korte inleiding tot Ferwerderadeel

De tweede plaats in de latere kaartboeken van Friesland toebedeeld aan de Grietenij Ferwerderadeel doet geen recht aan het feit, dat in de Middeleeuwen het noordelijk rechtsgebied van Oostergo werd gevormd door Ferwerderadeel, de Dongeradelen en Dantumadeel. De later eerste Grietenij Leeuwarderadeel behoorde in de tijd, dat de opsplitsing in delen plaatsvond, tot zuidelijk Oostergo. Al vroeg moet de zetelplaats van het deels-, straks grietenijgerecht niet bepalend zijn geweest voor de woonplaats van de Grietman. De oudst bekend geworden functionaris van Ferwerderadeel uit 1242 wordt in Blija gesitueerd. In tegenstelling tot andere Delen - Grietenijen, waar de zetel van het gerecht voorgoed naar een ander dorp verhuisde, is deze in Ferwerd, waar nog het Raadhuis staat, gebleven.

Van zuid naar noord, op een lichte verhoging evenwijdig met de zeedijk liggen de voornaamste plaatsen: Hallum, Marrum, Ferwerd en Blija. De huidige zeedijk ligt enige kilometers verder zeewaarts ongeveer parallel met de vroegere. Laagbedijkt liggen daarbuiten kweldergronden. De zuidelijke grens van Ferwerderadeel loopt langs de Dokkumer Ee, behoudens een gedeelte waarin het terpdorp Janum ligt. Dit behoorde van ouds tot Dantumadeel. Tussen de lichte rug waarop de voornaamste dorpen liggen en de Ee zijn vier dorpen gesitueerd, Genum, Jislum, Lichtaard en Reitsum, die de Flieterpen genoemd worden en in de Middeleeuwen blijkens een stuk uit 1550 kerkelijk een band hadden met Hallum. De gemeente omvat tien kerkdorpen en heeft drie kloosters op haar grondgebied gekend: het Benedictijnerklooster Foswerd bij Ferwerd, het klooster Mariëngaarde van de Praemonstratenserorde ten zuiden van Hallum en de Cisterciënserpriorij Genezareth in de uiterste zuidoostelijke hoek van de gemeente. De begrenzing van de kerkdorpen wordt op enkele latere wijzigingen na nog aangehouden door de gemeente. De recente wijzigingen betreffen de samenvoeging van Marrum en (Wester)Nijkerk en de benaming Birdaard voor de bewoning langs de noordelijke oever van de Ee, die voorheen Wanswerd aan de Streek heette en onder Wanswerd behoorde.

Van ouds behoorde Ameland tot Ferwerderadeel; in 1405 wordt een uitspraak gedaan over de zelfstandigheid van dit gebied. Kerkelijk bleven er nauwe banden bestaan en het klooster Foswerd had er uitgebreide bezittingen. Tot op 19e-eeuwse kaarten ziet men een Amelands veer aangegeven aan de kust van Ferwerderadeel ten noorden van Ferwerd.

De vruchtbare bodem heeft al vroeg landbouw en veeteelt begunstigd. De boerderijen staan deels nog op de oudst bewoonde terreinen, de terpen. Soms zijn zij het enig overblijfsel van een van de vele states, waarop de talrijke invloedrijke families, die deze Grietenij rijk was, gevestigd waren. De aanblik van het landschap wordt behalve door dijken en terpen bepaald door een belangrijk aantal monumenten, waarvan het oudste, een gedeelte van de kerk van Hallum nog uit de 11e eeuw kan stammen. Ook de tufstenen kerk van Hogebeintum kan ons inziens op hoge ouderdom bogen. Tufsteen is voorts toegepast aan de 12e-eeuwse noordmuur van de kerk van Genum en in tweede toepassing aan de muren van de kerk van Marrum. Deze is, evenals de verwante kerk van Nijkerk, in de vroe-

[pagina 44]
[p. 44]

ge baksteenperiode ontstaan, begin 13e eeuw. Beide vertonen langs de hoeken van de koorsluiting ‘kralen’. De overige kerken in deze gemeente dateren uit de gotische periode, behoudens het in 1738 voor de protestante eredienst gebouwde kerkje van Reitsum, dat een middeleeuws gebouw vervangt en de kerk van Jislum uit 1886. Van het einde van de 13e eeuw dateert de kerk van Hallum, uit blonde baksteen opgemetseld en rijk gedetailleerd aan de van de grond af opgaande nissen, waarin de spitsbogige vensters staan. De bouwactiviteit van het nabije klooster Mariëngaarde zal hieraan niet vreemd geweest zijn. In de 13e eeuw moet ook de toren van Blija ontstaan zijn. De kerk van dat dorp is in de 16e eeuw herbouwd, evenals het koor van de kerk van Ferwerd. Hier markeert de zware gotische toren de centrale functie van het dorp in de late middeleeuwen. Rond de kerk stonden er de pastorie, de woning van een tweede priester, de prebendarius en de kosterij, later schoolmeesterswoning. De eerste twee aan een pleintje, dat door de naam Vrijhof aan de oude situatie van rechtsplein herinnert, een kerkelijk gebied, uitgezonderd uit het wereldlijk recht. Later werd het wereldlijk rechthuis als huurder van de woning van de prebendarius aan hetzelfde plein gevestigd. De middeleeuwse pastorie, de oudst nog bestaande op het platteland van Friesland, werd in de 18e eeuw grietenijhuis.

Het landelijke kerkje van Lichtaard zal uit de 16e eeuw dateren, evenals de zware toren van Wanswerd en de kerk aldaar; latere ommetselingen verbergen mogelijk nog een ouder koor. Uit de 15e eeuw vinden we, behoudens de benedenste twee geledingen van de toren van Ferwerd, weinig gave gedeelten van gebouwen bewaard; tijdens de hevige Schieringer en Vetkoperse strijdtonelen zal er weinig bouwactiviteit geweest zijn naast de hoognodige reparaties.

Aan de kloosters is volgens de kronieken in de 13e eeuw veel gebouwd en opnieuw in de 16e eeuw. Over de tussenliggende eeuwen weten we zo goed als niets. Een enkele afbeelding uit de 18e eeuw geeft weinig uitsluitsel. De grondvesten zijn bij de terpafgravingen verdwenen en hebben destijds geen belangstelling gehad. Slechts uit wat bodemvondsten als vloertegels en profielstenen moet het beeld opgeroepen worden van wat geweest is. Van de overige bebouwing kunnen we ons door 18e- en 19e-eeuwse tekeningen enige voorstelling vormen. In Hallum stond de Offingaburg genoemde kasteelachtige state bij de kerk; twee andere states lagen aan de rand van het dorp. Ook Cammingha State te Ferwerd lag dicht bij het dorpscentrum; het was in de 18e eeuw de zetel van de Grietman.

Een soortgelijke situatie bestond er te Blija, waar Unema State directe verbinding met het dorp had. Nog merkwaardiger is de situatie te Westernijkerk, waar de kerk op een gedeelte van het stateterrein lijkt te staan. Ook te Genum bestonden in de 16e eeuw nauwe banden tussen de Roorda's en de kerk. Naar de grondvesten van de states zijn nimmer onderzoekingen gedaan. Naar de oude afbeeldingen te oordelen, lijkt in een aantal states de middeleeuwse toren, de ‘stins’ te zijn ingebouwd geweest. Het stateterrein was omgracht, soms zelfs met een dubbele gracht en veelal toegankelijk door een poortgebouw, dat ofwel over het water was gebouwd, zoals bij Sythiema te Hallum of òp de singel stond. Na de 16e eeuw zullen de omgrachting en de toegangspoort meer op een zekere ‘staat’ wijzen dan op een defensieve functie van het poortgebouw. En een grote ‘staat’ is er op een aantal states stellig gevoerd, zoals uit de archivalische gegevens blijkt. Op dit gebied kan door voortgezet onderzoek op den duur nog meer in beeld gebracht worden.

In de kerken getuigen de hier en daar mooi gebeeldhouwde banken, zerken en rouwborden van de opdrachten aan kunsthandwerkers door statebewoners gegeven. Door dezelfde houtsnijders werden ook de preekstoelen gesneden. Naast lokale meesters wordt daarbij veelal een beroep gedaan op ‘hardhouwers’ en houtsnijders uit Leeuwarden. Door de maatregelen tijdens de Franse tijd, toen wapens en kronen verwijderd dienden te worden, is veel van de pracht in de kerken verloren gegaan. De meeste states waren toen reeds vervallen of afgebroken, andere volgden in de loop van de 19e eeuw. Alleen van Harsta State te Hogebeintum is een gedeelte over. Aan bouwactiviteiten tijdens het begin van de 19e eeuw is in Ferwerderadeel alleen de herbouw van de ingestorte toren van Hallum te vermelden, naar een algemeen in die tijd toegepast schema van nauwelijks ver-

[pagina 45]
[p. 45]

snijdende geledingen en bekroond door een hoge naaldspits. Volgens 18e- en 19e-eeuwse beschrijvingen had alleen de toren van Jislum destijds een naaldspits. Veel activiteiten werden ten plattelande ontwikkeld in de verbetering van de landbouwmethoden en ontginningen. Sedert het einde van de 18e eeuw ging het de boeren kennelijk goed en werden veel boerderijen herbouwd met ruimere voorhuizen, waarin een pronkvertrek met betimmerde wanden en schouw.

Na omstreeks honderd jaar in de voormalige pastorie gevestigd te zijn geweest kreeg het grietenijbestuur in 1840 een nieuwe behuizing te Ferwerd. Talloze korenmolens voor levensmiddelen, maar ook zwaardere industriemolens zoals de houtzagers te Birdaard werden in de loop van de 19e eeuw gevestigd of herbouwd. Wegen werden verhard, waarlangs tolhuizen ontstonden; schoolgebouwen kwamen tot stand. Een aantal dorpen had een bloeiende herberg, waarvan slechts povere resten over zijn. De welvaart bracht vernieuwingen van het woningbestand in de dorpen mede. Uitzonderlijk wegens de omvang is het notarishuis te Marrum dat omstreeks 1830 ontstaan moet zijn. Tot na de tweede wereldoorlog bleef de omvang van de dorpen vrijwel constant. Eerst in de tweede helft van deze eeuw is het woningbestand enorm toegenomen en zijn de meer dan één verdieping hoge gebouwen ontstaan, die het karakter van de dorpen dreigen te verhullen. Wegenaanleg en ruilverkaveling hebben de historisch gegroeide samenhang van het landschap gewijzigd. De geschiedenis daarvan valt buiten de hierna volgende ‘Beschrijving’ van de ‘monumenten’.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken