| |
| |
| |
III
Pierre stond midden in zijn kamer bezorgd naar zijn broek te kijken. Hij had ze uitgetrokken en hield ze opengeplooid voor zich. Zijn schoenen stonden opgevuld met papier bij de haard te drogen, zijn hoed lag in de juiste vorm over een beeldje op de schouw, zijn overjas hing aan een kapstok naast de haard te dampen, en zijn kousen had hij maar in een hoek gegooid, hij had nog twee paar andere bij zich. Maar wat hij met zijn broek moest doen, wist hij niet best. Hij dacht er aan dat hij ze beneden door een meid kon laten oppersen, maar kon hij ze in zijn hemd naar beneden dragen? Of iemand naar boven laten komen, terwijl hij in zijn onderbroek stond? In Wenen legde hij iedere avond zijn broek met natgemaakte plooien onder zijn matras, en haalde ze er 's morgens droog en geperst weer onderuit. Dat kon hij nu ook, maar het was al zes uur, en hij moest zich vóór zeven uur in het Instituut aanmelden. Een halfuur erop liggen, was niet half genoeg om ze droog te krijgen.
Tenzij... Misschien... Hij keek rond in de kamer en ging vlak voor de haard met de rug van zijn hand op de grond aan het balatum voelen. Het was heet. Hij streek er met de top van zijn vinger over om te zien of het schoon was. Het was niet helemaal schoon, maar hij nam het vloerkleedje dat voor de zetel lag en veegde daar het stof mee weg. Dan legde hij zijn broek vlak voor het vuur op de grond, trok de pijpen in de juiste plooi, en ging er dan met zijn buik op liggen. De broek was ijskoud, en hij huiverde toen de natte kou door zijn hemd drong. Maar met de warmte van de grond zou ze gauw genoeg droog zijn, dacht hij. Hij drukte
| |
| |
zo hard hij kon op de pijpen en schoof nu en dan met zijn buik heen en weer om ze goed gestreken te krijgen.
Toen hij dat een tiental minuten gedaan had, was hij nat van het zweet, en zijn linkerwang, en zijn linkerarm, en zijn linkerbeen stonden gloeiend rood van de hitte van de haard. En dan hoorde hij opeens kloppen op de deur.
‘Ja’, riep hij uit gewoonte.
Maar dan dacht hij aan zijn positie, en hij schrok en riep gejaagd:
‘Neen! Neen! Niet binnenkomen!’
Het was te laat. De deur ging open en Ann trad binnen.
‘O!’ schrok ze, toen ze hem in zijn hemd op de grond zag liggen.
Dan barstte ze in een luide schaterlach uit, en vroeg, terwijl ze de deur sloot:
‘Wat ben je nu aan 't doen? Leren zwemmen?’
Pierre hief zich snel op zijn armen op, liet zich zakken, hief zich weer op, en liet zich weer zakken.
‘Turnoefeningen’, zei hij. ‘Het is heel gezond, als je lang in de trein gezeten hebt.’
‘O’, zei Ann. ‘En die broek moet dan zeker dienstdoen als tapijt?’
‘O, die broek... ja... die broek.’
‘Arme jongen’, zei Ann glimlachend. ‘Kijk eens hier. Ik heb een elektrisch strijkijzer meegebracht. Denk je niet dat het daarmee beter zal gaan? Komaan, ik zal het voor je doen. Neem een bad intussentijd, dan zijn we samen klaar. Kom hier, geef die broek.’
Pierre trok ze onder zich uit en gaf ze. Dan stond hij op en liep naar de badkamer. Hij stak zijn hoofd nog eens terug binnen en vroeg, enigszins wantrouwig:
‘Kun jij strijken?’
‘Kan ik strijken?’ zei Ann. ‘Iedereen kan toch strijken? Je legt de broek mooi uiteen op tafel, zet het ijzer erop en duwt. Is er iets eenvoudigers dan dat?’
| |
| |
‘Neen, neen’, zei Pierre, en hij trok zich terug in de badkamer.
Ann legde de broek op tafel, stak de stekker in en begon te strijken. In de naburige kamer hoorde zij Pierre in zijn bad met water plassen.
‘Ik heb je nu al twee keer in een nogal vreemde houding aangetroffen’, riep zij. ‘Ik ben nieuwsgierig hoe ik je de derde keer zal vinden.’
Pierre hing vol zeep, zijn oren en zijn ogen zaten vol water, en hij hoorde of zag niets. Hij spoelde zijn hoofd af, maar hij kreeg het water niet uit zijn ogen. Hij stapte uit het bad en tastte blindelings naar de handdoek. Maar hij trapte op de zeep, sloeg achterover, en trok onder oorverdovend gekletter het rekje met de zeepschaaltjes en de borstels mee de grond op.
‘Wat heb je?’ riep Ann. ‘Ben je van de commissie voor afbraak?’
‘Ik kan geen handdoek vinden’, riep Pierre.
‘Heb je er in je valies?’
‘Ja. Haal er een uit. De groene eerst.’
Pierre zocht met toegeperste ogen naar de deur, stak zijn arm door de kier, en nam de handdoek aan. Dan duwde hij de deur terug dicht, en wreef zich het water uit de ogen. Toen hij weer kon kijken, raapte hij het rekje en de rest op, legde het op zijn plaats, en ging terug in het bad zitten. Het warme water deed deugd.
‘Er zit van alles in je broekzakken’, riep Ann. ‘Mag ik het eruithalen?’
‘Ja, leg het maar op het bed.’
Ann haalde er een doosje lucifers uit, een sleutel, een hoopje kleingeld, en een kleine portefeuille. Ze hield de portefeuille even vast voor ze hem bij de rest neerlegde. Ze keek schuw naar de deur van de badkamer, en opende dan snel de portefeuille. Het eerste wat ze zag, was de foto van een jonge vrouw met lange, blonde haren en een verlokkelijke glim- | |
| |
lach om de lippen. Onderaan stond geschreven: ‘Aan Pierre, liefde voor eeuwig, Henriette.’
‘Hoe vind je haar?’ riep Pierre van uit de badkamer.
Ann schrok. Ze sloot gejaagd de portefeuille en keek naar de deur van de badkamer. Ze was dicht.
‘Hoe wist je dat ik in de portefeuille aan het kijken was?’ vroeg Ann achterdochtig.
Zij hoorde Pierre hartelijk lachen.
‘Alle vrouwen doen dat’, zei hij.
Dan riep hij opeens:
‘Let op je strijkijzer. Als het op mijn broek staat, gaat ze verbranden.’
‘O!’
Ann schreeuwde het uit. De broek rookte al. Ann vloog ernaartoe.
‘Is het al gebeurd?’ riep Pierre.
‘Neen, neen, juist op tijd’, zei Ann, terwijl zij het ijzer wegrukte, de rook wegblies en voorzichtig met haar natgemaakte vinger over de bijna verschroeide plek wreef.
‘Nu mag je voortkijken in de portefeuille’, zei Pierre.
Ann lachte en zei:
‘Het was zeer onbeleefd van mij. Verontschuldig me.’
Dan vroeg ze, enigszins bevreemd:
‘Wie is Henriette?’
‘Mijn tante’, zei Pierre.
‘O’, zei Ann, terwijl zij even de ogen sloot en glimlachend met het hoofd knikte.
‘Niet mis, hè?’
‘Neen, helemaal niet’, zei Ann. ‘Ik heb nooit geweten dat er zulke jonge en mooie tantes bestonden.’
‘Ik zal het haar vertellen’, zei Pierre. ‘Ze zal blij zijn. Hoever sta je met de broek?’
‘Droog je maar af. Ze is klaar.’
Pierre stapte uit het bad, droogde zich af, trok zijn hemd
| |
| |
aan, kamde zich, opende de deur op een kier, en stak er zijn arm door.
‘Kom’, zei hij.
Ann gaf hem de broek. Pierre trok ze aan.
‘Wat zeg je ervan?’ vroeg Ann. ‘Kan ik strijken of kan ik niet strijken?’
Er kwam geen antwoord. Ann wachtte een tijdje en toen het stil bleef, vroeg ze:
‘Is het naar je zin?’
Er kwam weer geen antwoord. Maar de deur van de badkamer ging open en Pierre verscheen. Hij bleef met de handen op de rug in de deur staan, hij wiegde op zijn hielen en keek zwijgend, met vooruitgestoken onderlip, naar de zoldering.
Ann zag hem, en dan schaterde zij het opeens uit.
‘Hoe heb je die broek nu aangedaan?’ riep zij.
Ze keek naar de pijpen, en zag dat de plooien niet recht vooruit stonden, maar dwars. De pijpen hadden hun platte kant vooruit, en ze zagen eruit net of Pierre had op zijn rug gelegen en er had een stoomwals over gereden. Dan zei Ann, altijd maar lachend:
‘Waarom heb je...’
En dan zei ze opeens:
‘O!’
En ze legde de hand voor de mond en keek verschrikt op naar Pierre. Die zei rustig:
‘Je legt de broek open op tafel... zet het ijzer erop... en duwt.’
‘Ik heb ze verkeerd op tafel gelegd’, zei Ann helemaal ontredderd.
Pierre ging terug in de badkamer en kwam er in zijn hemd, met de handdoek rond zijn buik, weer uit.
‘Ga zitten’, zei hij. ‘Ik zal het je leren.’
Hij legde de broek op tafel.
‘Kijk’, zei hij. ‘De broek moet zijdelings op tafel liggen. Niet ruggelings. Zijdelings. Dan sla je de ene pijp omhoog, je
| |
| |
legt de andere zo, dat het kruis juist in het midden is, trekt ze netjes uiteen, en regelt de plooi op de tekening van de stof; er zijn altijd verticale lijnen in manskleren. Dan neem je een natte doek.’
Hij keek rond en zag een wit geborduurd kleedje op een tafeltje liggen. Hij nam het eraf, hield het in de badkamer onder de kraan, en kwam ermee terug.
‘Je legt de natte doek op de pijp, zet het ijzer erop, en wacht tot de doek niet meer kist. Dan verplaats je het ijzer en je gaat op dezelfde manier te werk, tot je de hele pijp gehad hebt. Dan verleg je de doek, omdat je twee keer nattigheid nodig hebt om mooie plooien te krijgen, en pas nu begint het eigenlijke strijken. Zo lichtjes weg, niet duwen, strijken.’
Hij streek oplettend over de pijp heen en weer, lichtte nu en dan de doek voorzichtig op om het resultaat te zien, en trok hem dan tevreden helemaal weg.
‘Zie je het?’ zei hij, terwijl hij triomfantelijk naar Ann keek. ‘Maar nu begint het pas. Een pijp strijken is niets. Het bovenste, dat is de moeilijkheid. Dat is iets wat je niet kunt uitleggen. Het is een kwestie van gevoel. Je leert het al doende. Vooral niet meer vertrouwen op de tekening van de stof, want van boven verandert het patroon. je neemt de broek hier van boven, waar de knopen staan voor de bretellen, schudt ze losjes weg en weer, laat ze voorzichtig neer, en gaat er even met het ijzer over, zonder doek. Als de plooi recht ligt, leg je er de doek op, en je laat hem weer kissen. Ligt ze scheef, dan moet je herbeginnen, een droge plooi gaat er gemakkelijk genoeg weer uit. Dan de achterkant. Dat is weer anders. Je neemt de broek op haar breedste punt, plooit het kruis naar binnen en slaat de bovenkant op. De afstand tussen de middennaad en de twee plooien moet dezelfde zijn. Zo Weer een kleine proefplooi, droog, en dan laten kissen. Gezien?’
Ann zat monkelend in een fauteuil naar hem te kijken.
| |
| |
‘Mijn hospita heeft geen verstand van broeken strijken’, zei Pierre. ‘Ik doe het altijd zelf. Dat wil zeggen, bij speciale gelegenheden. Gewoonlijk slaap ik erop. Dat is praktischer.’ Hij draaide de broek om en begon aan de andere pijp.
‘Wil jij nog eens proberen?’ vroeg Pierre, terwijl hij haar het ijzer aanbood.
‘Neen, dank je’, lachte Ann. ‘Ik zal vanavond eerst maar eens met een broek van pa proberen, als er niemand bij is.’
Toen werd er geklopt.
‘Doe open’, zei Pierre. ‘Maar niet binnenlaten.’
Ann liep naar de deur, opende ze half en bleef voor de opening staan. Het was mevrouw Tourelle.
‘O,’ zei ze, ‘ik dacht... Is dit niet de kamer van mijnheer Falke?’
‘Ja’, zei Ann.
Mevrouw Tourelle keek haar onderzoekend aan.
‘Is hij hier?’ vroeg zij daarop.
‘Ja.’
‘Wel... euh... Ik wilde hem iets vragen.’
‘Zou u straks niet kunnen terugkomen? Ik vrees dat mijnheer Falke u moeilijk nu kan ontvangen.’
Mevrouw Tourelle keek haar met benieuwde achterdocht aan. Dan probeerde zij in de kamer te kijken. Maar Ann legde haar hand op haar arm.
‘Straks’, zei ze. ‘Mijnheer Falke zal beneden zijn vanavond voor het souper.’
Daarop duwde zij de deur dicht. Zij bleef lachend met de rug tegen de deur staan. Pierre wilde iets vragen, maar Ann legde haar vinger op de lippen. Ze wachtte enkele ogenblikken, dan opende ze opeens de deur, en deed of ze naar buiten wilde lopen. Mevrouw Tourelle, die gebogen met haar oor tegen de deur had staan luisteren, viel tegen haar aan.
‘O’, zei Ann. ‘Hebt u iets verloren, mevrouw Tourelle?’
‘Ja... ja...’ zei mevrouw Tourelle, rood, en in de war. ‘Mijn
| |
| |
handschoenen... Ik... ik... misschien heb ik ze beneden laten liggen. Verontschuldig me.’
Ze liep haastig de gang uit. Ann kwam terug binnen.
‘Wie is zij?’ vroeg Pierre verwonderd.
‘De vriendin van je broer’, zei Ann.
‘De vriendin van mijn broer? Ik heb geen broer.’
‘Dat heeft geen belang’, lachte Ann. ‘Iedere keer als er een nieuwe gast in het hotel komt, gaat zij bij de portier kijken hoe hij heet en hoe oud hij is. En dan gaat zij hem opgewonden bezoeken, en zeggen dat zij een heel goede vriend heeft die ook zo heet, en of hij misschien zijn broer is? En dan zegt hij neen, neen, ik heb geen broer, of mijn broer heeft niet die voornaam. En dan zegt zij: o, verontschuldig me dan, ik dacht... Jean of Vincent is een heel goede kameraad, weet je, het zou me genoegen gedaan hebben ook met zijn broer kennis te maken. En dan glimlacht zij, en bloost, en doet of zij van streek is, tot de man uit hoffelijkheid zegt dat de kennismaking hem ook zonder dát veel genoegen doet, en of zij niet wil gaan zitten en iets drinken.’
Pierre keek glimlachend op en vroeg:
‘Is zij...?’
‘Ja, zeer mooi. Maak je niet ongerust. Zij heeft niet de gewoonte zo gauw de strijd op te geven.’
‘Ben je niet bang dat ze nu van alles gaat vertellen beneden?’
Ann lachte, en zei:
‘Ze kennen mij en ze kennen haar.’
Daarop liep zij naar het valies op het bed.
‘Is dat al je bagage?’ vroeg ze.
‘Ja.’
‘Zal ik uitpakken?’
‘Het is heel vriendelijk van je.’
‘Hier, trek eerst een paar sokken aan. Je zult reumatiek krijgen.’
| |
| |
Pierre deed het, terwijl Ann alles uitpakte en in de kast opborg. Onder in het valies vond ze weer een foto van Henriette, een grote ditmaal, in een kader met glas voor. Ze bleef er een tijdje naar kijken.
‘Op het nachttafeltje’, zei Pierre.
Ann keek glimlachend naar hem en zei:
‘Tante Henriette moet een merkwaardige vrouw zijn.’
‘Waarom?’ vroeg Pierre.
‘Ik heb nooit zoveel van mijn tantes gehouden, dat ik hun foto's bij mijn bed moest hebben.’
‘Is ze niet knap?’ vroeg Pierre op vertederde toon.
‘Ja, buitengewoon’, zei Ann, terwijl zij de foto op het tafeltje zette en dan het valies achter de kast wegborg.
‘Hier is het strijkijzer terug, ik heb gedaan. Wacht, nog niet weglopen, je moet mijn broek zien als ik ze aan heb. Je zult staan kijken.’
Hij ging in de badkamer en kwam er kort daarop gekleed weer uit.
‘Wel?’ vroeg hij, terwijl hij strelend zijn handpalmen over de pijpen liet gaan.
Ann bekeek hem monkelend, met het strijkijzer in de handen, en zei:
‘Ik geef me gewonnen.’
Pierre bleef haar aandachtig bekijken, en zei:
‘Jij bent dus inderdaad blond. Heb ik je al gezegd dat je dat wondermooi staat?’
‘Niet doen’, zei Ann lachend. ‘Tante Henriette zal de wenkbrauwen fronsen als je haar vanavond hetzelfde compliment maakt.’
‘Ik maak haar zulke complimentjes niet’, zei Pierre.
Hij kwam dichterbij en fluisterde:
‘Zij is meer gewoon.’
‘O,’ zei Ann, ‘dan zal ik jullie twee nu maar alleen laten.’
Pierre opende de deur voor haar en zei, terwijl hij naar het strijkijzer wees:
| |
| |
‘Dank in elk geval voor de poging.’
‘Ik heb iets geleerd’, zei Ann. ‘Mijn dag is goed.’
‘Hoe laat is het souper?’
‘Acht uur, of wat later.’
‘Zie ik je dan?’
‘Je bent niet blind.’
‘Gelukkig.’
Ze lachten mekaar toe. Dan ging Ann weg. Pierre sloot de deur, ging neuriënd voor de spiegel staan en deed een schone boord en een nieuwe das aan. Dan trok hij zijn schoenen en zijn jas aan, tastte aan zijn overjas en voelde dat hij al half droog was. Hij trok hem aan, zette zijn hoed op en liep naar beneden. |
|