| |
| |
| |
VIII
Mevrouw Tourelle had zich gekleed voor het souper. Ze droeg een nauwsluitend, zwartfluwelen avondkleed met een gouden gordel. Juist toen ze haar kamer wilde verlaten, zag ze Jean de Varsac met Ann terugkomen van de sleetocht. Ze kwamen de gang ingelopen en Jean hield Ann bij de arm vast, en ze babbelden en schaterden, en hadden zo'n pret, dat mevrouw Tourelle hen verwonderd aankeek.
‘Kom mee, ik moet die foto's laten zien’, zei Jean. ‘Ze zijn onbetaalbaar.’
En hij nam Ann mee binnen in zijn kamer.
O... foto's, dacht mevrouw Tourelle, die in haar deur was blijven staan, foto's nietwaar? Ze knikte glimlachend, en dacht: Hou hem in het oog, Anneke lief. De mannen zijn net zolang te betrouwen tot zij foto's beginnen te tonen, vooral albums die zij niet mee naar beneden kunnen brengen. Maar dan dacht ze ineens aan Pierre: ze had hem daarstraks met Ann naar beneden zien lopen, en gedacht dat ze samen uitgegaan waren. Zouden ze ruzie gemaakt hebben? dacht ze opeens opgewonden. Gisteren is Ann de hele avond bij hem geweest, maar Jean heeft ik weet niet hoeveel keren met haar gedanst, en nu is hij weer bij haar, en hij wil haar foto's laten zien.
Er kwam een triomferend lachje om haar mond toen ze Pierre in haar verbeelding zag, en ze dacht: ze hebben hem laten zitten. En dan dacht ze: zal hij nu nog zo koel en hooghartig tegen mij zijn? Ik moet hem zien straks. En ik móét ook weten wat ze ginder in die kamer aan het bespreken zijn.
Ze liep naar de kamer van Jean, sloop op haar tenen tot
| |
| |
tegen de deur, en luisterde met haar oor tegen het sleutelgat. Ze hoorde praten en lachen, maar ze kon niets verstaan. Ze probeerde door het sleutelgat te kijken, maar de sleutel stak erin. Dan keek ze omhoog naar de glazen waaier boven in de deur. Maar die was veel te hoog. Dan zag ze wat verder in de gang een piëdestal staan met een vaas. Ze liep er naartoe, plaatste de vaas op de grond en droeg het piëdestal op haar tenen tot voor de deur.
Ze luisterde of er niemand kwam, klauterde dan boven op het piëdestal en keek omhoog. Ze kneep ontgoocheld haar lippen samen toen ze zag dat ze nog te laag stond. Ze kwam met haar voorhoofd bijna aan de waaier en zij kon er door kijken, maar al wat ze van de binnenkant van de kamer zag, was de bovenste helft van de muren en de vensters. Ze hief zich op de tenen, maar het was nutteloos. Ze kwam tien centimeter te kort. Ze verwenste het hotel met zijn oudmodische, hoge deuren, klauterde terug naar beneden, en zette de vaas weer op haar plaats.
Het kan niets maken, dacht ze om zich te troosten. Ik zal straks bij het souper wel zien hoever die twee daarbinnen staan. En als ze ver genoeg staan, ga ik vast en zeker nog eens een hartig woordje praten met mijn vriend Pierre.
Ze liep glimlachend naar beneden. Een kwartier later zat ze met kolonel de Braille en twee andere heren kaart te spelen. ‘Schoppenvrouw’, zei een van hen.
‘Ik ben verliefd op schoppenvrouw’, zei de kolonel, terwijl hij er de heer op zette.
‘Niets voor u’, zei mevrouw Tourelle, terwijl zij de slag kocht. Kort daarop waren het harten, en ze vroeg verwonderd:
‘Waar is hartenheer?’
‘Skiën’, zei de kolonel.
‘Wat?’ vroeg mevrouw Tourelle verwonderd.
‘Met hartenvrouw’, zei de kolonel.
‘Wat bazelt u daar allemaal?’ vroeg mevrouw Tourelle.
‘Niets voor u’, zei de kolonel, terwijl hij de heer uitspeelde en de slag thuishaalde.
| |
| |
Mevrouw Tourelle wierp hem een vluchtige blik toe, juist lang genoeg om het vonkje op te merken dat de kolonel door de ogen schoot, terwijl hij naar haar keek. Ze wist heel goed wat hij bedoelde.
‘Ik zou willen dat ik een maharadja was’, zei de kolonel.
‘Om een harem te hebben, natuurlijk!’ zei mevrouw Tourelle.
‘Neen’, zei de kolonel ernstig.
‘Waarom dan?’
‘Om op een olifant te kunnen rijden.’
Mevrouw Tourelle keek hem ironisch aan, en vroeg:
‘Worden we verondersteld te lachen?’
‘Neen, het is ernstig’, zei de kolonel.
‘Waarom wilt u op een olifant gaan zitten?’ vroeg mevrouw Tourelle.
‘Om hierboven door de gang weg en weer te kunnen rijden.’
Mevrouw Tourelle wilde juist uitspelen, maar ze hield de kaart in en keek schielijk naar de kolonel. Dan vroeg ze achterdochtig:
‘Waarom wilt u op een olifant hierboven door de gangen rijden?’
‘Om in de kamers te kunnen kijken’, zei de kolonel zonder opkijken. ‘Er zijn glazen waaiers boven aan de deuren, maar ze staan te hoog, zelfs als je op een piëdestalletje staat. En ik kijk zo graag in andermans kamer.’
De andere heren vermoedden dat er iets achter zat, en ze lonkten voorzichtig naar mevrouw Tourelle. Die zag de kolonel met een engelachtige blik naar de zoldering kijken, alsof hij verzon welke kaart hij zou uitspelen. Ze bleef hem enkele ogenblikken aankijken. Dan zei ze:
‘U bent ook niet kwaad als spion.’
‘Ruitenaas,’ zei de kolonel, ‘en, lieve mevrouw, het spijt me ten zeerste u te moeten melden dat uw kansen verkeken zijn.’
‘Daar ben ik niet zeker van’, zei mevrouw Tourelle.
| |
| |
‘Kijk hier dan’, zei de kolonel, en hij liet zijn kaarten zien. ‘U sprak niet over kaarten’, zei mevrouw Tourelle, terwijl ze haar kaarten neerlegde.
‘Mijn liefste Yolande, waarover zou ik anders gesproken hebben?’ vroeg de kolonel verwijtend. ‘Sinds wanneer hebt u uw vertrouwen in mij verloren?’
‘Een mens kan geen dingen verliezen die hij nooit gehad heeft’, zei mevrouw Tourelle. ‘En ik ben niet uw liefste Yolande.’
Op dat ogenblik kwamen Ann en Jean de Varsac naar beneden. Jean hield Ann bij de arm. Hij zag er stralend en zelfbewust uit. Het was hem duidelijk aan te zien hoe fier hij was, zo in het publiek Ann bij de arm te mogen houden. De kolonel keek hen na terwijl zij voorbijliepen, en in de hal zag hij hen even stilstaan, en Jean zei iets, en Ann knikte, en dan kuste Jean haar snel op de wang, en liep naar buiten, terwijl Ann in de caveau verdween.
De kolonel fronste verwonderd de wenkbrauwen, en dan keek hij naar mevrouw Tourelle, en ving een triomfantelijke blik van haar op.
‘Wat was het dat u daarjuist zei over hartenheer en hartenvrouw?’ vroeg zij lieftallig.
De kolonel was een beetje ontsteld. Hij zei:
‘Ik heb hen samen de trap zien afkomen vanmiddag.’
‘Ik ook’, zei mevrouw Tourelle. ‘Maar ze zijn er niet samen terug opgegaan.’
Op dat ogenblik kwam Ann uit de caveau, en ze liep naar de trap. De kolonel stond op en liep naar haar toe. Hij nam haar bij de arm en vroeg streng:
‘Wat heb jij aan de hand met die flauwe brillantinesmeerder?’
Ann trok verwonderd glimlachend de wenkbrauwen op, en zei verwijtend:
‘Kolonel! Zulke lelijke woorden.’
‘Gisteren ben je dé hele avond bij Pierre geweest, en jullie
| |
| |
hebben ik weet niet hoe lang in de maneschijn op het terras staan roekedekoeën. Waarom laat je je nu kussen door die snoeshaan van een baron? Ik dacht dat je het meende met Pierre.’
Ann had gisteravond al gemerkt dat de kolonel goed met Pierre kon opschieten, en ze wist al langer dan van gisteren dat hij Jean niet kon uitstaan. Maar ze besloot hem niets te vertellen, om hem te plagen, en ze nam zijn strikje aan beide kanten vast, trok het los, en liep schalks lachend de trap op. Bij de omdraai zag zij dat hij haar nog altijd stond na te kijken. Laat de moeial ook maar eens niet alles weten, dacht ze.
Ze liep naar de eerste verdieping, en klopte aan de kamer van Pierre. Er kwam geen antwoord. Ze wilde weggaan, maar ze bedacht zich en klopte luider.
‘Ja’, kwam het antwoord van ver.
Ann trad binnen en vond niemand in de kamer, maar ze hoorde water plassen in de badkamer. Ze riep:
De kolonel heeft me met Jean gezien. Hij is woedend, en hij vergaat van nieuwsgierigheid om te weten wat er van jou geworden is. Hij heeft ons gisteren in het oog gehouden, weet je. En ik heb ook een glimp van Madame Tourelle opgevangen. Ze triomfeert dat ze er van blinkt. Hou je maar gereed voor een nieuwe aanval.
Er kwam geen antwoord uit de badkamer. Ann luisterde enkele ogenblikken, dan keek ze naar de tussendeur en riep:
‘Pierre!’
Er kwam geen antwoord.
‘Pierre, ben je daar?’
Geen antwoord. Ann liep naar de deur, duwde ze op een kier, en keek voorzichtig naar binnen. Dan duwde ze de deur wagenwijd open en schaterde het uit.
‘Wat heb je nu weer aan de hand?’ vroeg ze.
Pierre zat op het badkrukje, zijn knieën gespreid, zijn broek opgestroopt en zijn blote voeten in een kom dampend wa- | |
| |
ter. Hij zat onbeweeglijk, met de handen op de knieën, en hij keek naar Ann met een peinzende, afwezige, ongelukkige blik.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Ann lachend.
‘Ik moet je iets opbiechten’, zei Pierre op treurige toon.
‘Wat is het?’
‘Ik heb je daarstraks laten verstaan dat ik goed kon skiën.’
Ann bekeek hem onderzoekend, dan liep ze op hem toe, hief een van de voeten uit de kom, en zag dat hij helemaal rood en gezwollen was, en dat er een grote blaar op de hiel stond.
‘Hemel lief, kerel, heb je aan acrobatie gedaan?’
‘Ja,’ zei Pierre knikkend, ‘ik heb buitengewone dingen gedaan.’
‘Dat zal je leren pralen’, zei Ann, en ze liet de voet plonzend terug in de kom vallen.
Maar de hiel raakte de rand, en Pierre zei ‘au’, en trok hem met een van pijn vertrokken gezicht weer op, alvorens hem voorzichtig opnieuw in het warme water neer te laten.
Ann stond hem glimlachend te bekijken, en zei:
‘Je moet wat blij geweest zijn dat ik er niet bij was.’
‘Ja’, zei Pierre, oprecht gemeend.
‘Arme, lieve jongen,’ zei Ann, ‘moet mama je een beetje de voetjes wrijven?’
‘Niet lachen’, smeekte Pierre. ‘Zolang ik rechtop stond en mijn schoenen aan had, ging alles goed, maar zo gauw ik ging zitten en mijn schoenen uitdeed, begonnen mijn voeten te zwellen als ballons.’
‘Heb je olie?’ vroeg Ann.
‘Neen.’
‘Ik zal er halen.’
Ann liep naar haar kamer en kwam terug met een flesje.
‘Kom in de kamer’, zei ze.
Pierre stond moeizaam op, Ann legde haar arm om hem en hielp hem op zijn hielen de kamer binnenhinken.
| |
| |
‘Hier op de sofa.’
Ze hielp hem neerliggen, droogde zijn voeten af, wreef ze in met olie, en begon ze dan langzaam te masseren. De eerste keren vertrok Pierre zijn gezicht van de pijn, maar het ging beter en beter, en na enkele minuten zuchtte hij verlicht:
‘Ga door, ga door.’
En nog enkele minuten later zei hij, terwijl hij zich behaaglijk uitstrekte:
‘Dat doet deugd.’
En dan keek hij op en vroeg:
‘Hoe was het met Jean?’
Ann glimlachte en zei:
‘Hij wordt driester en driester. Ik denk dat ik hem veiligheidshalve toch maar niet te veel meer zal aanmoedigen.’
‘Waar is hij nu?’
‘Naar het Instituut, hij heeft er zijn vulpen laten liggen. Tenminste, dat zegt hij. Ik denk dat hij naar Jim en Eddie is op de schaatsbaan, om alles te regelen voor vanavond.’
‘Vanavond?’
‘Ja, hij zal me vanavond wel zijn liefde verklaren. Ik heb hem meer dan genoeg laten doorschemeren dat ik er op wacht. Hij zal nu wel met Jim en Eddie aan het afspreken zijn waar het moet gebeuren, en wanneer en waar de getuigen zich moeten verbergen en zo. Weet je, ik heb soms last met mijn lachspieren. Als hij zo volop bezig was met mij het hof te maken, en fluisterend sprak, en dicht bij mij kwam, en ernstige, dichterlijke dingen zei en ik moest dan even ernstig en dichterlijk terugfluisteren, en blozen, en de ogen neerslaan, en aan mijn handschoenen frutselen. Wel, ik was echt blij dat hij nu en dan een grap vertelde, zodat ik eens duchtig kon doorlachen. Hij wist dan niet dat ik hem uitlachte. Hij dacht dat het om de grap was, en hij lachte mee, en zei waarschijnlijk tegen zichzelf: Jean, schone jongen, je hebt altijd succes gehad bij de meisjes, maar nu klop je alle records.’
| |
| |
Ze goot olie in de palm van haar hand, en zei:
‘Ik zal hem kloppen.’
Ze wreef nog enkele ogenblikken, en vroeg dan:
‘Heb je een naald?’
‘Ja, waarom?’
‘Voor de blaren. Waar is ze?’
‘In het sigarenkistje.’
Ann liep naar de kast, nam het sigarenkistje, opende het, en zag dat er een heel kaartje naalden in zat, en drie bollen wol, en twee bolletjes garen, en een zakje met knopen.
‘Je bent uitgerust als een naaister’, zei ze. ‘Doe je er iets mee ook?’
‘Natuurlijk.’
‘Kun je kousen stoppen?’ vroeg Ann ongelovig.
‘Zal ik het je leren?’ vroeg Pierre.
Ann keek hem snel aan, herinnerde zich iets met een broek, en zweeg wijselijk. Ze nam een van de naalden, stak behoedzaam de blaren op zijn voeten open, duwde ze droog, en wreef ze in met olie. Dan legde ze doekjes op de hielen, en trok hem zijn kousen aan.
‘Daar,’ zei ze, terwijl ze de naald weer wegborg en het olieflesje sloot, ‘dat beeldt zich in dat het zich alleen kan redden, en zo gauw het een blaasje op zijn voetje krijgt, wordt het hulpeloos als een klein kindje.’
Dan maakte zij een onderdanige revérence en vroeg:
‘Is er nog iets dat ik voor mijn heer en meester kan doen?’
‘Dank je,’ zei Pierre, ‘je bent een wonderbare verpleegster.’ Ann zag hem liggen met de armen achter het hoofd, en ze glimlachte, en wilde weglopen. Maar Pierre zei opeens:
‘O! Wat is dat?’
‘Wat?’ vroeg Ann verwonderd.
‘Kom eens hier’, zei Pierre ongerust.
Ann kwam dichterbij.
‘Dichter, nog dichter. Kniel neer.’
Hij kwam overeind op de sofa, en keek bezorgd en aandachtig naar haar gezicht.
| |
| |
‘Wat heb je nu toch gedaan?’ vroeg hij verwijtend.
‘Hapert er wat aan mijn neus of iets?’ vroeg Ann.
‘Kom nog eens wat dichter, hier, meer in het licht.’
Pierre nam haar hoofd in zijn handen, bracht het vlak voor het zijne, en keek oplettend, met gefronste wenkbrauwen, naar haar neus.
‘Is er iets verkeerd?’ vroeg Ann een beetje ongerust.
‘Neen,’ zei Pierre, ‘maar ik ben al vierentwintig uren van iets aan het dromen. Hier is het.’
Hij sloeg de armen om Ann heen, en gaf haar een lange, lange zoen. Ann was verrast en ze wilde zich verzetten, maar ze voelde zich gevangen in zijn sterke armen, en ze zonk weg in een warme, wiegende duisternis, en toen ze geruime tijd later weer haar ogen opende, moest zij zich een ogenblik duizelig aan de sofa vasthouden vooraleer zij kon opstaan.
‘Dat was gestolen’, zei ze, terwijl ze licht verward met de hand over het voorhoofd wreef.
‘Hoe diep ben je gezonken?’ vroeg Pierre.
‘Heel diep.’
‘Duizend meter?’
‘Dieper.’
‘Wiegde het?’
‘Ja. Hoe weet je dat?’
‘Ik wist het niet. Ik wilde het alleen maar weten. Een oude man heeft mij eens gezegd: als je een meisje zoent, en zij voelt tijdens de zoen juist wat jij op dat ogenblik voelt, maak haar dan tot je vrouw, je zal de gelukkigste man van de wereld zijn.’
‘Ben jij ook gezonken?’ vroeg Ann, nog steeds onder de indruk.
‘Ja, en of je het gelooft of niet, het was de eerste keer.’
‘Wiegde het?’
‘Ja, langzaam, als in een droom.’
‘Zo was het.’
| |
| |
Dan glimlachte Ann, en zei:
‘Eigenlijk was het niet fair op de manier zoals je het deed.’
‘Ik ga het nog dikwijls opnieuw doen’, zei Pierre.
‘Je zult een ander trucje moeten gebruiken’, zei Ann.
‘Ik ken er met hopen.’
‘Ze zullen heel vernuftig moeten zijn.’
‘Dat zijn ze. In het begin waren ze onbeholpen, maar jaren praktijk hebben ze volmaakt. Er is niets tegen te doen zoals ze nu zijn.’
‘We zullen zien’, lachte Ann.
‘Ik begin vanavond nog’, zei Pierre, terwijl hij in zijn linkeroog wreef. ‘Zo gauw je met die baron klaar bent, voer ik een stormaanval uit. Gooi me die kranten eens toe, wil je?’
Ann gaf hem de kranten die op tafel lagen, en liep lachend weg. Maar ze keerde zich om, en vroeg:
‘Wat is er met je oog?’
‘O, niets’, zei Pierre, terwijl hij het langzaam open en dicht deed, en er dan weer begon in te wrijven.
‘Je raam staat open; als er iets in gewaaid is, mag je niet wrijven’, zei Ann. ‘Je gaat je oog kwetsen.’
‘Het zal er gauw uit zijn’, zei Pierre.
‘Je moet het oog open en dicht doen, en intussentijd in het andere oog wrijven. Dan komen er tranen, en het stofje komt mee.’
Pierre deed het, maar het stofje kwam niet mee.
‘Het zit te diep’, zei hij. ‘Ik zal mijn oog een tijdje dichthouden. Het zal wel zakken.’
‘Laat eens kijken’, zei Ann. ‘Ik heb er gisteren bij pa ook een uitgehaald. Lig plat, ik zal eens onder je ooglid kijken. Niet bewegen.’
Pierre legde zijn hoofd achterover, Ann boog zich over hem, nam omzichtig zijn wimper en hief het ooglid op.
‘Naar beneden kijken’, wilde ze zeggen, maar voor ze aan beneden was, had Pierre al zijn armen om haar heen geslagen en haar mond met een klappende zoen gesloten.
| |
| |
Ann liet geschrokken de wimper los, en dan zag ze hem glimlachend naar haar liggen kijken, en het linkeroog stond even helder en onbeweeglijk open als het andere.
‘O...’ zei Ann, terwijl ze opstond. ‘Een van de beroemde trucjes, nietwaar?’
‘Nog maar een voorsmaakje’, zei Pierre, terwijl hij de armen weer achter het hoofd legde. ‘Wat denk je ervan?’
‘Niet kwaad’, zei Ann.
‘En nu lig ik nog. Wacht tot ik vanavond weer op mijn benen sta.’
Ann liep naar de deur. Toen ze de knop vasthad, keerde ze zich om en zei:
‘Pierre.’
‘Ja.’
‘Lig je goed comfortabel?’
‘Heerlijk’, zei Pierre, terwijl hij zich lekker uitstrekte.
‘Pak aan dan’, zei Ann, terwijl ze een grote, zware porseleinen vaas van een staander nam en ze met volle kracht naar Pierre gooide.
Pierre vloog omhoog met een acrobatische wrong, die hem bijna een breuk bezorgde, en ving heftig geschrokken de vaas op.
‘Die vaas is een fortuin waard!’ riep hij. ‘En ik had ze tegen mijn hoofd kunnen krijgen! Ben je krankzinnig?’
Ann keek hem rustig aan en zei:
‘Als je ooit met mij trouwt - en kijk uit je ogen als je 't niet doet -, haal dan nooit vazen als deze in huis. Je zou er de ene of de andere keer eens kunnen naast grijpen.’
Dan liep ze naar buiten en trok de deur achter zich dicht. Pierre zat met de vaas op zijn knieën naar de deur te gapen, met ogen als knikkers. |
|