Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van een regisseur (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van een regisseur
Afbeelding van De dood van een regisseurToon afbeelding van titelpagina van De dood van een regisseur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.39 MB)

Scans (9.34 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van een regisseur

(1968)–J. Bernlef–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 185]
[p. 185]

16 juli

De laatste opnamen. Stukjes van de ge scène uit complex 4 moeten worden overgemaakt en de 14e scène uit het 5e complex, waarin Bryan peddelend in de nacht verdwijnt, weg van het eiland. Ik heb besloten in mijn kamer te blijven. Ik moet mij concentreren, me niet af laten leiden, mij buigen over dit papier. Om negen uur is iedereen vertrokken. Ze hebben zelfs niet op mijn deur geklopt om mij te waarschuwen dat ze weggingen. Het is dinsdag en in het dorp is men nu al zo aan ons gewend dat het dagelijks leven weer haar gewone gang gaat. Ik zit voor het raam en zie de schoolkinderen in kleine groepjes, de schooltassen wippend op de rug zingend en schreeuwend voorbij komen. Een jongetje met een blauw petje op zwaait naar mij, of in ieder geval in mijn richting. Ik zwaai terug. Ergens is iemand koffie aan het malen. Zou ik ook best trek in hebben. Twee keer zie ik een bus passeren, blauwe bussen met in gele letters de naam van de maatschappij erop. Er zitten maar weinig mensen in. De arbeiders op hun blinkende fietsen en brommers. Vlak voor mijn raam scheren twee zwaluwen langs, waarschijnlijk een paar dat een nest heeft. Als ik het raam openzet kan ik hun hoge gepiep horen. Ze scheren soms zo vlak langs het raam dat ik de wind die hun smalle vleugels maakt op mijn voorhoofd denk te voelen. Natuurlijk denk ik aan haar, maar niet zo wanhopig meer, want overmorgen ga ik naar Spa. Morgen is een rustdag, die ik zal besteden aan het verder uitwerken van mijn notities over Waterton. Om half een gaat de sirene van de fabriek, lunchpauze. Ook ik sta op en eet een boterham met ham in de gelagkamer, waar behalve ik de gek die ik eens op een tafel zag staan in een hoek in zichzelf zit te mompelen. Voor hem is het nog oorlog. Voor mij is het vrede, maar wat is het verschil precies. Terwijl ik zit te eten en een kop koffie drink bestudeer ik zijn gezicht. Zijn blauwe ogen puilen bijna uit hun kassen. Soms rilt hij en slaat hij zijn armen om zijn eigen schouders, als om zichzelf te beschermen tegen een denkbeeldig gevaar. Voor hem ligt het ochtendblad met op de voorpagina de etappewinnaar van de Tour de France, van gisteren: Lucien Daudet, een brede glimlach op zijn bemodderde gezicht. Half op de foto is en profil het gezicht van een

[pagina 186]
[p. 186]

meisje met een strohoed zichtbaar dat zich naar hem vooroverbuigt. Ik vouw het ochtendblad dicht en leg het op de hoek van de tafel. De radio staat aan, zachte pianomuziek met ritmische begeleiding. Semprini misschien?

Om twee uur ga ik terug naar mijn kamer. Aan de muur boven mijn bed hangt het portret van mijn grootmoeder, van koningin Victoria. Het kleine hondje naast haar stoel lijkt mij aan te kijken, maar dat is met honden altijd. Het is net alsof ze je aankijken, maar in werkelijkheid kijken ze langs je heen. Niemand mocht in die stoel zitten. Ze trok je er aan je haren af als je er stiekem toch op was geklommen. Ze kocht vaak kleren met mij. Ze was nooit tevreden met wat ik aanhad. In de kledingmagazijnen in de stad schaamde ik me voor haar besliste optreden, haar gezwaai met de zwarte paraplu, die ik voor haar moest vasthouden als zij met beide handen de kwaliteit van een stof controleerde die ze haar probeerden ‘aan te smeren’. Zelfs haar liefkozingen hadden iets kwaadaardigs. Als toppunt van liefde gold het openmaken van het buffet en het presenteren van een boterbabbelaartje uit een blauw blikken trommeltje bedrukt met foto's van Zierikzee. Op een van de foto's stond de haven van het plaatsje afgebeeld. Aan de wal lagen wat vissersschepen. Op de kant stonden grote rieten manden waar de vis in werd gedaan, zoals mijn grootmoeder me vertelde. Er stonden wat jongetjes in matrozenpakjes naast. Een van hen hield zijn hand aan een hoepel die bijna net zo groot was als hijzelf. Wat meer naar rechts stond een hond, een vrij grote hond naar de jongen te kijken leek wel, maar dat valt van honden altijd erg moeilijk te zeggen. Soms lijkt het wel alsof de hond die ik vandaag ook weer heb zien lopen mij in de gaten houdt. Dan blijft hij tegenover de muur staan en kijkt zo schuin omhoog. Met een revolver zou ik hem precies tussen zijn ogen kunnen raken. Het schot zou dodelijk zijn. Hij zou opzij vallen, alsof hij opgezet was. Hij zou nauwelijks bloeden ook. Ik kijk naar mijn grootmoeder, naar koningin Victoria. Memento mori. Dat portret zal binnenkort vervangen worden door een ander, het portret van een jonge vrouw met kort zwart haar en een kleine lieve glimlach om de lippen. Ik glimlach.

Om vijf uur komt de hele troep lacherig thuis. Ze maken veel

[pagina 187]
[p. 187]

lawaai. De opnamen zijn kennelijk goed geslaagd. Morgen is rustdag. Ted zal wat journalisten ontvangen. Roy Clift zal al vanavond naar Spa vertrekken om te zorgen dat alles in orde is als wij daar overmorgen aankomen. Spa. Zwijgend eet ik om zes uur mee aan tafel. Het lijkt alsof ze me allemaal negeren. Niemand zegt iets tegen mij. Natuurlijk heeft Ted ze op het eiland bij elkaar geroepen en gezegd dat ze zich niet meer met mij moesten bemoeien. Een wraakoefening, zo kinderachtig dat ik er hier verder niet meer op in wil gaan. Het hele gezelschap besluit naar de film te gaan in de enige bioscoop hier, een zaaltje achter een café. Duidelijk hoorbaar zeg ik dat ik ook meega. Ik doe net alsof ik niet merk hoe ze me allemaal aankijken met hun loerende ogen. Ze keren zich steeds meer tegen mij. Ik weet niet hoe lang ik Ted nog zal kunnen steunen. Maar eerst moet ik haar weerzien in Spa, een vlek op de kaart die opengevouwen voor mij op deze tafel ligt, naast de folder ‘De Belgische Waterkuuroorden’. Ik moet me aan alle kanten dekken, de werkelijkheid waterdicht maken. Maar soms wanhoop ik, zoals nu, als ik overal gaten zie vallen en de wind hoor huilen en ik de dekens optrek, tot ver over mijn hoofd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken