Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De crumen diet volc niet eten en mochte. Nederlandse beschouwingen over vertalen tot 1550 (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van De crumen diet volc niet eten en mochte. Nederlandse beschouwingen over vertalen tot 1550
Afbeelding van De crumen diet volc niet eten en mochte. Nederlandse beschouwingen over vertalen tot 1550Toon afbeelding van titelpagina van De crumen diet volc niet eten en mochte. Nederlandse beschouwingen over vertalen tot 1550

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

XML (0.57 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De crumen diet volc niet eten en mochte. Nederlandse beschouwingen over vertalen tot 1550

(1999)–Bart Besamusca, G. Sonnemans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vertaalhistorie. Deel 6


Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 123]
[p. 123]

37
Jan Gymnick:
opdracht bij Livius Roemsche historie

In opdracht van de Antwerpse boekverkoper en drukker Jan Gymnick (ca. 1502- 1568) vertaalde een anonieme auteur de Romeinse geschiedenis van de historiograaf Titus Livius (59 v.Chr. 17 n.Chr.), daarbij steunend op een contemporaine, Duitse bewerking van de Latijnse bron. De Nederlandse tekst werd in 1541 door Jan Grapheus te Antwerpen gedrukt. De titelpagina luidt als volgt: Titus Livius, Dat is de Roemsche historie oft Gesten, doer den alderwelsprekensten ende vernaempsten historiscrivere Titum Livium bescreven, waer uut niet alleene alle weereltlike staten tot vromicheyt ende ridderlike manlike feyten beweget ende gedrongen, maer oock alle andere staten tot grooter recreatien ende ghenuechten des herten ghetrocken sullen worden. Nu eerstmael in onser Nederlantscher spraken ghedruckt. Gymnick voegde aan de vertaling een opdracht toe, gericht tot de Antwerpse notabelen en ten dele eveneens gebaseerd op de Duitse Livius-bewerking. Hij prijst het Nederlands aan als een taal waarin men zich goed kan uitdrukken en verantwoordt de keuze om juist Livius' werk in het Nederlands te vertalen. Vgl. Vanderheyden 1959 (met uitgave van de opdracht op p. 125-130), De Smet 1970 en Van den Branden 1980.

1Eerweerdighe, wijse ende seer voersienighe heeren, als ick neerstelick by my sel-Ga naar voetnoot12ven overpeyst ende overdacht hebbe hoe dat by onsen tijden alderhande gheleert-3heyt ende scientien haer so overvloedelick in alle natien uutghestort ende ghelijckGa naar voetnoot3 4 een diluvie alle landen overloopen hebben, also dat niet alleen die selve inder He-5breuscher, Grieckscher ende Latijnscher spraken, maer oock bicants in anderen ta-6len (in Italiaens, Spaensch, Duytsch ende Franchoys) bevonden wordden, so en 7 can ick niet bevinden hoe dathet comen mach dat onse Nederlantsche taele alsoGa naar voetnoot7

[pagina 124]
[p. 124]

8 aerm, ongheciert oft onbequaem ghehouden wort dat wy iet waer in eenighe liberaelGa naar voetnoot8 9 consten oft oude historien begrepen wordden daer met hebben dorren oversetten, 10 daer nochtans egeene van alle de voerghenoemde wijcken en soude dorven, waertGa naar voetnoot10 11 saecke datse een weynich ghelijck de andere gheoefent ende met diversche mate-12rien ende argumenten ghetracteert ware. Want hoe machmen eenighe taele vindenGa naar voetnoot12 13 die armer van haer selven is dan de Latijnsche, de welcke nochtans doer scherpsin-Ga naar voetnoot1314nighe ende vernufte mannen nu also vol, overvloedich ende volcomen is datter alle 15 materien niet alleen op een maniere maer bycants op ontallighe manieren souden 16 verclaert ende uutghesproken moghen wordden. Niet dat de tale van haer selven 17 alsulcke perfectie heeft, maer datse doer diversche formen van spreken ghevon-18den zijnde om te vullen datter in ghebrack (welcke formen sy Figuras heeten) totGa naar voetnoot18 19 alsulcker perfectien ghecomen is. Boven dien hebben sy oock cloeck geweest in 20 vreemde woerden aen te nemene ende die te gebruycken waer sy egheene eyghene 21 en hadden. Want waert datmen de Figuratas ende de verbloemde woerden uut dierGa naar voetnoot21 22 taelen name, so soudemen wel sien hoe naeckt, onvolmaeckt ende aerm dat haer 23 spraecke zijn soude. Ist nu dat de Latijnsche spraecke doer conste, practijcke ende 24 scherpsinnicheyt der gheenre diese gheoefent hebben tot alsulcker perfectien co-25men is, waerom hebben wy ons dan laten duncken dat onse Nederlantsche spraeckeGa naar voetnoot25 26 niet en soude moghen doer oefeninghe ende tractatie van de ghene diese wel ver-Ga naar voetnoot2627stonden ende daer in langhe haer gheoefent hebben, tot volmaecktheyt connen co-28men? Maer ist dat wy alsulcke werck (te weten oversetten in onser taelen) niet doer 29 alsulcke persuasie, maer om dat ons den arbeyt verdroot ende te moeyelijck was,Ga naar voetnoot29 30 achterghehouden hebben, voerwaer so moghen wy ons onser traecheyt wel scamen,Ga naar voetnoot30 31 dat wy om cleynder moeyten ende arbeyt so costelijcke ende profitelijcke scattenGa naar voetnoot31 32 onderghehouden, ja den ghemeynen man ontstolen hebben.Ga naar voetnoot32

33Nu om dat voortaen een ieghelijck hem vercloecken soude, so heb ick den wechGa naar voetnoot33 34 voor inghegaen ende heb Titum Livium, die dat Roemsche rijck ende feyten des-Ga naar voetnoot3435selfs also heerlijck ende pomposelijck bescreven heeft dat hi in zijnen leven alsoGa naar voetnoot35 36 veel lofs met de Romeynsche gheschiedenissen te bescriven als de stadt Roma met 37 te onderbringhen haer vianden ende triumphen vercregen heeft. (Waer van sinteGa naar voetnoot37-40

[pagina 125]
[p. 125]

38 Hieronymus inde voerredene der Biblen ghetuychnisse gheeft, segghende dat so-39mighe eedele heeren uut Vrancrijck ende Spaengien tot desen Titum Livium als tot 40 eenen honich oft melckvloeyende riviere gecomen zijn.) Ende dat die gheene die 41 eedelen staet ende magnificentie der stadt niet ghetrecken en conste om daer te co-Ga naar voetnoot4142men ende te besien, die heeft de fame ende lof van desen eenen Titus Livius daer toe 43 ghebrocht dat sy hem sien ende hooren willen. Want Livius is onder alle andere dieGa naar voetnoot43 44 vander Romeynscher natien, ghesciedenissen ende oorloochsche feyten ghescre-45ven hebben, de voorganger ende die het velt ghelijck eenen Hercules teghen alle an-46dere historiescrivers behouden heeft in manlijcke eloquentie oft uutspreken, waerGa naar voetnoot46 47 in hi alleene al even sterck ende vrolic sonder eenich verdriet voortgaet. EgheenGa naar voetnoot47 48 en isser onder alle die haer in historien te scriven gheoefent hebben, die de oorenGa naar voetnoot48 49 der menschen met also sueten gheclanck van redenen (die in alle zijn boecken won-50derlijc haer openbaeren) volcomelijcker verlusten ende vervullen mach. Egheen enGa naar voetnoot50 51 isser oock die therte ende den sin der menschen meer doerdringhen ende lichtelijc-Ga naar voetnoot5152ker tot blijscap, gramscap ende compassie beweghen mach. Egheen en isser oock 53 wiens historien van grooter weerden ende autoriteyt om der waerheyt zijnder histo-54rien ghehouden wordt dan de historie van desen Livius, waerom hi wel billicx alleGa naar voetnoot54 55 andere in historien te scriven voorghesedt ende voor den besten ende profitelicstenGa naar voetnoot55 56 ghehouden mach wordden.

57Nu en wil ick niet desen onsen arbeyt alleen om des autoers wonderlike gaven 58 ende crachten die hi daer in geopenbaert heeft, den leser commenderen, maer oockGa naar voetnoot58 59 om der materien wille die daer in bevanghen wordt. Te weten om der historien,Ga naar voetnoot59 60 want gheen dinck eenen weereltschen man meer tot wijsheyt, manheyt ende duech-61delijcken leven dient dan vlytelijck historien ende oude gesciedenissen te lesen; te 62 weten als die bequamelic (ghelijck hem daer toe de oude Romeynen ghevoecht heb-Ga naar voetnoot62Ga naar voetnoot62-6363ben) bescreven wordden, met alle saken ende circunstantien, woorden ende daden 64 daer aen eenich groot verlanck gheleghen is gheweest. Waer dat niet en gheschiet,Ga naar voetnoot64 65 daer en can uut lesen der historien niet veel profijts ghecomen, want wat helpet my 66 oft waer toe dienet my dat ick weet dat de Romeynen haer coningen verdreven endeGa naar voetnoot66-67 67 een ander regiment aengenomen hebben, als ick niet en weet waeromme oft uut wat 68 oorsake het gheschiet is? Oft wat profijt comt my daer uut als ick lese dat ScipioGa naar voetnoot68-69

[pagina 126]
[p. 126]

69 de machtighe stadt Cartago ghewonnen ende onder zijn subjectie ghebrocht heeft? 70 Maer als ick considerere wat ellendicheyt ende armoede daer gheschiet is ende wat 71 onghemack de Romeynen ende Cartago daer entusschen gheleden hebben, wat tij-Ga naar voetnoot71-7272dinghen daer tusschen ghesciet zijn, hoe wijselick Scipio zijn beginsel aenghesteltGa naar voetnoot72-73 73 heeft, hoe mannelick ende ridderlick dat hi dat volbrocht heeft, dat dient eenen ie-74geliken die hem in manneliken ende ridderlijcken oft wereltlijcken saken oefenen 75 sal ende moet. Aldus moeten oock alle princen alsulcke exemplen wel gaeslaen,Ga naar voetnoot75 76 waer doer si vermaent wordden hoe si geluckelic in haer regiment geprospereert,Ga naar voetnoot76 77 met wat middelen ende manieren si dat opgehouden hebben, hoe datse niet andersGa naar voetnoot77 78 dan tgemeyn profijt gesocht ende justitie met grooter vliticheyt bewaert, datse straf-Ga naar voetnoot78-7979felick donrecht gebroken, ende datse niet om cleyne saecken oorloghen en begon-80nen, maer somtijts oock (mits door den vingher te siene) pays ghehouden hebben. 81 Item hoe datse in teghenspoet onghebroken van moede, in voerspoet niet te seerGa naar voetnoot81 82 hooch van moede, warachtich, beleeft ende sachtmoedich geweest zijn. Item hoe 83 sy haer rijcken niet alleen met wereltlijcke sterckheyt, maer oock met godtvruchti-84cheyt, goede wetten ende policien ghevesticht ende sterck ghemaect hebben. WaerGa naar voetnoot84 85 in onse alder genadichste keyser Carolus V also excelleert dat hi wel te rechte nietGa naar voetnoot85 86 alleen onder alle vrome ende wijse princen gherekent, maer boven tot een vercie-Ga naar voetnoot86-8787ringhe van allen ghestelt mach wordden. Desghelijcken moetmen oock voor oo-88ghen setten hoe dat tyrannen altoes quaden voortganck in haer regiment, vele sca-Ga naar voetnoot8889delike muterien in alle haer landen ende ten laetsten een onsalich eynde ghehadtGa naar voetnoot89 90 hebben. Dit thoonen ons Pharao die inde roode zee verdroncken is ende de Ro-Ga naar voetnoot9091meynsche coninghen die om haer hovaerdicheyt ende wreetheyt uut Rome ghedre-92ven zijn gheweest.

93Als wy de historie aldus tot onsen roepe voeghen, so ontfanghen daer doer deGa naar voetnoot93 94 oude mannen wijsheyt, de jonghe manlicheyt ende ghescictheyt ende leeren hoe syGa naar voetnoot94 95 hen tot duechden keeren, scade ende laster vlieden ende scouwen sullen. Daer can

[pagina 127]
[p. 127]

96 oock een ieghelic die hem in weereltlike saken oefent, zijn verstant doer alsulcke 97 oude ghesciedenissen leyden ende daer van exempel nemen hoet hem betaempt zijn 98 leven te scicken in allen saken die hi te handen trecken moet ende hoe hijt tot eenenGa naar voetnoot98 99 goeden ende prijsweerdighen eynde brenghen mach, niet alleen in orloghen ende 100 in strijden, maer oock in raedt ende alle borgherlike saken die in landen ende ste-101den oprijsen moghen. Ghelijckerwijs die aenmerct hoe de stadt Roma, die eenenGa naar voetnoot101 102 cleynen oorspronck ende beginsel ghehadt heeft, doer wat oefeninghe ende manie-103ren oft policie si so grootelick toeghenomen, ghewassen ende ten laetsten alle de 104 weerelt bestreden, subject ende ghehoorsaem ghemaect heeft, ende waer duer haerGa naar voetnoot104 105 ghewelt ende macht vermindert ende afghenomen is geweest, die leest de historie 106 met grooten nut ende profijte. En houden wy niet daer om die oude luyden wijser 107 dan de jonghe, om dat si gheoefent zijn, vele ghesien ende verleeft hebben? Waer 108 uut si tghene dat haer aencoempt so veel te beter bescicken connen ende weten, hoeGa naar voetnoot108 109 wel haerlier ouderdom na den menscheliken leven niet over de tachtentich oft tenGa naar voetnoot109 110 langsten hondert jaren strecken en mach ende wy nochtans in so corte tijt het min-Ga naar voetnoot110-111111ste deel tot ons ende ander menschen profijt bringhen connen, want de juecht wordt 112 ghemeynlic in sotticheyt ende idelheyt overghebracht ende daer na den ouderdomGa naar voetnoot112 113 met cranckheden ende ghebrecklicheyt beladen. Ende als een mensch hem selven 114 ende anderen ten nutsten ware, so werpt hem de cranckheyt neder ende wordt met 115 den doot van hier ghesceyden. Maer so wie vlytelick historien ende oude ghescie-116denissen leest ende daer doer beproeft, niet alleen wat in eens menschen leven oft 117 in eender stadt, maer oock wat in alle steden ende landen over twee oft drie duysent 118 jaren ghesciet is, die mach (ist sake dat hijt ter herten wilt nemen) in corten jaren 119 vercrijgen wijsheyt ende ghescictheyt, dat hi sonder twifel in allen saken die hem inGa naar voetnoot119 120 zijnen levene aencomende zijn so veel te wijseliker ende voorsichtichliker hande-121len, zijns selfs ende ander luyden nut ende profijt scaffen, eere ende prijs vercrighen 122 can, want een historie en is anders niet dan een ghetuyghe der tijden, een licht derGa naar voetnoot122-124 123 waerheyt, een leven der ghedachtenissen, een onderwisersse ende meestersse des 124 levens.

125Ende want alle consten den menschen nut ende profijtelick zijn, so is sonderGa naar voetnoot125 126 twijfel wetenheyt der historien alle menschen nut ende profijtelick, want wy daer 127 doer alle exempelen ghelijck in eenen spieghel aenscouwen ende verstaen welcke

[pagina 128]
[p. 128]

128 ghesciedenissen na te volghen ende welcke te schouwen zijn. Want dit is tpropoestGa naar voetnoot128 129 der historienscrivers, dat wy alle ghedachten, woorden ende wercken der voerle-130den weerelt die daer nut zijn ende dienen totten menschelijcken leven, lesen, lee-131ren, oefenen ende naevolghen souden ende uut abuys ende dwalinghe van anderen 132 menschen ons leven te formlijcker ende rechter overbringhen souden. Hier medeGa naar voetnoot132 133 wordden de jonghers met menigherhande exempelen om haer leven wijselick over 134 te bringen toegherust ende de oude ghecrijghen daer meer vervaerentheyt ende ex-Ga naar voetnoot134135perientien doer dan si doer langhen ouderdom crijghen souden moghen. Ende dit is 136 tghene dat Cicero van Lucullo, die oppercapiteyn teghen den coninck MithridatesGa naar voetnoot136-141 137 vanden Romeynen gesonden wort, bescrijft hoe dat hi als hi dien last aennam geheel 138 ongescickt ende onvervaren in orloochschen saken was, nochtans tusschen weghen 139 eensdeels met historien te lesen, eensdeels met te vragen van den ghenen die daer 140 in geoefent waren, also expert ende practijkich geworden is dat hi onder alle vrome 141 ende wijse capiteynen den oppersten prijs bicants ghewonnen heeft. Item Alexan-Ga naar voetnoot141-142142der Severus de Roemsche keyser, als hi van orloochsche saken tracteerde, pleechtGa naar voetnoot142 143 hi hem te bevragen met den ghenen die in historien vervaren waren, want die nietGa naar voetnoot143 144 alleen de ghesciedenisse van eender ouderdom oft van eender stadt, maer van allen 145 tijden ende natien voor ooghen hebben.

146Nu, historie wapent ons teghen al tghene dat ons in onsen leven droefelic oft 147 ongeluckelic toecomen mach. Te weten, als wy hooren oft ons selven voerhou-148den hoe onse voervaders daer tegen gestreden ende cloeckelic alsulcken ongemack 149 doer haer manlike sterckheyt ende patientie verdraghen hebben, hoe souden wy dan 150 daer doer oock niet tot ghelike sterckheyt ende patientie gheport wordden? Noch 151 daerenboven en ist gheen cleyn sake dat historie goede ende duechdelike mannen 152 met prijsen altijt verheft, maer de tyrannen ende boose menschen met lasteren ver-153vloeckt ende veracht. Als nu dit iemant overmerckt, dinckende hoe dat den goe-Ga naar voetnoot153154den eewighen lof ende glorie inder historien bewaert wort, wordt hi oock daer toe 155 gheport desghelijcken oock te verwerven. Ende dat de boose ewighe infamie endeGa naar voetnoot155 156 schande vercregen hebben, wort hi daer doer afgetrocken van leelickheyt, wantGa naar voetnoot156 157 dese twee dingen veel doen om duechdelic zijn leven te overbringhen, te weten: 158 begheerte van eeren ende vreese van schande.

[pagina 129]
[p. 129]

159Nu, eerweerdighe, wijse ende voersienighe heeren, op dat inden iersten doerGa naar voetnoot159 160 desen onsen arbeyt de kennisse van ouden autentijcken historien in onser moederli-161ker spraken een beginsel hebbe, ten anderen op dat de selve onse moederlike sprake 162 doer dese oersake voortane meer ende meer gheoefent ende gheacht mach werden, 163 ten derden op dat ick mijn grondelike jonste teghen uwe E. ende dese seer love-Ga naar voetnoot163164like stat (diens medeburgher ick ben ende mijns levens neeringhe daer by hebbe) 165 thoonen soude, ten vierden op dat dit boeck onder den titele van uwer E. ende deser 166 stadt hoochweerdigen name (tot profijte van allen liefhebbers van ouden warachti-167gen manliken historien) te bat onder die ghemeyne handen comen soude, so heb ick 168 den selven tot uwer E. ende der voorseyder stadt eeren (als die doer den wonder-Ga naar voetnoot168-169169liken handele ende prosperiteyt van coopmanscapen alle andere steden in geheel 170 Europa te boven gaet) inden druck laten uutgaen ende den selven uwer E. (na ou-171der costumen) gedediceert ende toegescreven, begeerende seer hertelijck dattet der 172 selver uwer E. ghelieven wille dese onse jonstelijcke dedicatie van uwen goetwil-173lighen ende onderdanighen dienare ende medeburgher int goede te nemene, denc-174kende dattet also wel princelijck is cleyne giften in dancke te nemene als groote te 175 ghevene.

176God de Heere wille uwe E. in langhe geduerigher ghesontheden (tot deser ghe-177lucksaligher stadt ende der selver ghemeynten prosperiteyt, voerspoet ende wel-178waert) ghenadelijck ghesparen ende behouden.

voetnoot1
neerstelick: ernstig.
voetnoot3
haer: zich.
voetnoot7
bevinden: begrijpen.
voetnoot8
ongheciert: lelijk.
voetnoot10
daer ... dorven: hoewel de Nederlandse taal voor geen van de genoemde talen zou hoeven onderdoen.
voetnoot12
ghetracteert: gebruikt.
voetnoot13
doer: dankzij.
voetnoot18
te vullen: aan te vullen.
voetnoot21
verbloemde woerden: opsmuk.
voetnoot25
hebben ... duncken: hebben wij ons dan de mening laten opdringen.
voetnoot26
tractatie: omgang.
voetnoot29
persuasie: overtuiging.
voetnoot30
achterghehouden: nagelaten.
voetnoot31
dat: omdat.
voetnoot32
onderghehouden: verdrukt.
den ghemeynen man: het volk.
voetnoot33
om dat: opdat.
voetnoot34
heb Titum Livium: lees ‘heb Titum Livium overgeset’, d.i. heb T.L. vertaald.
voetnoot35
pomposelijck: uitbundig, overdadig.
voetnoot37-40
Waer ... zijn: onder meer gebruik makend van reeds bestaande vertalingen heeft Hiëronymus (ca. 350-420) de Latijnse bijbelvertaling, de Vulgaat, tot stand gebracht.
voetnoot41
ghetrecken: ertoe brengen.
voetnoot43
hem: d.i. Rome.
voetnoot46
eloquentie oft uutspreken: welsprekendheid.
voetnoot47
voortgaet: vooropgaat.
voetnoot48
haer: zich.
historien: geschiedverhalen.
voetnoot50
verlusten: vermaken.
voetnoot51
sin: geest.
voetnoot54
wel billicx: als vanzelfsprekend.
voetnoot55
voorghesedt: bovengeplaatst, vooropgesteld.
voetnoot58
commenderen: aanbevelen.
voetnoot59
bevanghen wordt: een plaats heeft.
voetnoot62
bequamelic: prettig, aangenaam.
voetnoot62-63
ghelijck ... hebben: zoals de oude Romeinen nastreefden.
voetnoot64
verlanck: belang.
voetnoot66-67
dat ... hebben: de laatste koning van de Romeinen was Tarquinius (534-510 v.Chr.). Hij werd verdreven en in 496 v.Chr. definitief verslagen.
voetnoot68-69
dat ... heeft: vermoedelijk wordt hier gedoeld op Scipio Africanus Maior (235-183 v. Chr.), een Romeins veldheer die vanaf 210 in Spanje de Carthagers bestreed. In 204 landde hij in Afrika, waar hij bij Zama in 202 de Carthagers onder leiding van Hannibal versloeg en hun vervolgens uiterst strenge vredesvoorwaarden oplegde. Het is echter niet uitgesloten dat verwezen wordt naar Scipio Africanus Minor (186-129 v. Chr.), de Romeinse bevelhebber die in 146 Carthago innam en met bezwaard gemoed met de grond gelijk maakte.
voetnoot71-72
tijdinghen: gebeurtenissen.
voetnoot72-73
zijn beginsel aenghestelt heeft: zijn regering geregeld heeft.
voetnoot75
princen: heersers.
voetnoot76
in ... geprospereert: in voorspoed geregeerd (hebben).
voetnoot77
opgehouden: in stand gehouden.
voetnoot78-79
straffelick donrecht gebroken: het onrecht streng bestraft hebben.
voetnoot81
moede: geest.
voetnoot84
policien: bestuur, beleidsdaden.
voetnoot85
keyser Carolus V: Karel V, koning van Spanje en keizer van het Heilige Roomse Rijk (1519-1555).
voetnoot86-87
vercieringhe: sieraad.
voetnoot88
quaden ... regiment: met slechte gevolgen geregeerd (hebben).
voetnoot89
muterien: opstanden.
voetnoot90
Pharao ... is: vgl. Exodus 14.
voetnoot93
tot ... voeghen: tot ons voordeel benutten.
voetnoot94
ghescictheyt: vaardigheid (in het nemen van besluiten).
voetnoot98
te ... moet: moet ondernemen.
voetnoot101
oprijsen moghen: aan de orde kunnen komen.
voetnoot104
subject: onderworpen.
voetnoot108
dat haer aencoempt: dat hen overkomt.
voetnoot109
haerlier: hun.
na: overeenkomstig.
voetnoot110-111
minste: kortste.
voetnoot112
ghemeynlic: doorgaans.
idelheyt: ledigheid, lichtzinnigheid.
overghebracht: doorgebracht.
voetnoot119
dat: zodat.
voetnoot122-124
een ... levens: vgl. Cicero, De oratore: Historia vero testis temporum, lux veritatis, vita memoriae, magistra vitae, ... (geciteerd naar Vanderheyden 1959, p. 46, n. 1).
voetnoot125
want: omdat.
voetnoot128
schouwen: schuwen.
tpropoest: de bedoeling.
voetnoot132
te formlijcker: voorbeeldiger.
rechter overbringhen: juister leiden.
voetnoot134
vervaerentheyt: ervaring.
voetnoot136-141
Cicero ... heeft: Lucullus bestreed als consul van Rome (74 v. Chr.) Mithridates VI Eupator, koning van Pontos (va. 132-63 v.Chr.) en lange tijd een geduchte tegenstander van de Romeinen. Hij was een rijk en belezen man.
voetnoot141-142
Alexander Severus de Roemsche keyser: Alexander Severus was keizer van Rome tussen 222 en 235. Hij bewonderde de wereldveroveraar Alexander de Grote, van wie hij meende af te stammen.
voetnoot142
van orloochsche saken tracteerde: oorlogsaangelegenheden besprak.
voetnoot143
hem ... met: navraag te doen bij.
voetnoot153
overmerckt: inziet.
voetnoot155
infamie: eerloosheid.
voetnoot156
leelickheyt: slecht gedrag.
voetnoot159
inden iersten: op de eerste plaats.
voetnoot163
grondelike jonste: diepe genegenheid.
voetnoot168-169
wonderliken: opzienbarende.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vertaalhistorie


auteurs

  • [tijdschrift] Vertaalhistorie


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Titus Livius, dat is de Roemsche historie oft gesten doer Titum Livius beschreven


auteurs

  • over Jan Gymnick