Dichters van morgen. Een bloemlezing uit de poëzie van jonge dichters(1958)–Ad den Besten– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 155] [p. 155] Ben J.M. van der Kleij Verkeer Je vaart op mij aan ik ben niet te vouwen als de brug in je ogen versplintert lig ik naakt - een torteloude man die geloof en embryo als vet op brood eet - een afwezig lied te fluiten; en nachten als een paard als een vis als ik in het hooi in je melkhuid rond je krioelend spelend haar kus ik rozen om mijn gal te keren. En jij steekt vruchten in mijn vaas, bodemloze vrouw: een gestalte van weke frambozengeur een stem van gesmolten beton. Zo kan ik je leven, leef je mij en een gedachte wordt schuimend vlees naast en tussen ons verschuivend sterrenbeeld. * Vorige Volgende