Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stroomgebied. Een inleiding tot de poëzie van de naoorlogse dichtersgeneratie (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stroomgebied. Een inleiding tot de poëzie van de naoorlogse dichtersgeneratie
Afbeelding van Stroomgebied. Een inleiding tot de poëzie van de naoorlogse dichtersgeneratieToon afbeelding van titelpagina van Stroomgebied. Een inleiding tot de poëzie van de naoorlogse dichtersgeneratie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.33 MB)

Scans (14.57 MB)

ebook (4.81 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stroomgebied. Een inleiding tot de poëzie van de naoorlogse dichtersgeneratie

(1954)–Ad den Besten–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 118]
[p. 118]

Hella S. Haasse
Geb. 2 Februari 1918 te Batavia

Publicaties
Stroomversnelling, ged. 1945; Lyriek der natuurvolken, vert. ged. 1947; Balladen en legenden, vert. ged. 1947; Oeroeg, nov. 1948; Het woud der verwachting, rom. 1949; De verborgen bron, nov. 1950; De scharlaken stad, rom. 1952.

Het zal hier en daar wel iemand hebben verwonderd Hella S. Haasse, de laatste jaren alleen nog als romancière bekend, in mijn bloemlezing aan te treffen. Gedichten als Virgo en Weer is het herfst, die ik daarin opnam, dateren immers hoog en breed uit de Criterium-tijd? En verscheen haar enige bundel met eigen poëzie, Stroomversnelling, niet reeds onmiddellijk na de bevrijding? Wat was er dan voor reden, deze schrijfster nog eens als dichteres naar voren te schuiven? Toch vermoedelijk niet het enkele feit, dat zij in 1952 aan de huis-bloemlezing van Em. Querido's Uitgeversmaatschappij, Zeventien dichters, nog een paar tot dusver onbekende verzen bijdroeg.

Waarom ik Hella Haasse dan wel in Stroomgebied vertegenwoordigde? - Omdat we in haar werk kunnen meemaken, hoe een rijkelijk met aesthetisch gevoel en zin voor kleur en plastiek begiftigde dichteres, éér haar generatiegenoten uit de oorlogsjaren ook maar op de gedachte waren gekomen, de schoonheid ‘schade heeft geacht’ en daarvan de consequenties heeft aangedurfd. Dàt is voor mij de grootste betekenis van het inderdaad niet zo erg sterke boekje Stroomversnelling.

Als de stroom zich versnelt is het geen tijd om naar bevallige of goedbevallende houdingen te zoeken, - men dient alleen zijn houding t.o.v. de stroom te bepalen: eventueel kan men nog pogen de wal te bereiken, om daar te ervaren dat de stroom, het leven, principieel aan ons voorbijgaat (al knutselt men misschien nog wat aan levensvreemde gedichten, schilderijen etc.) óf men zal zich aan de stroom moeten geven en.... zwemmen, d.i. zich op de stroom tegen de stroom trachten te handhaven.

Ik kan niet goed beoordelen, in hoeverre de titel van dit boek en de erbij behorende bloemlezing door die andere titel, Stroomversnelling, werd geïnspireerd, maar zeker is dat ik, trachtend de titel Stroomgebied alvast enigszins te motiveren, vóór in de bloemlezing, aan Hella Haasse's bundel heb gedacht.

 

Het is op grond van haar poëzie overigens volkomen duidelijk, dat het bij deze misschien slechts incidentele dichteres beslist niet zonder slag of stoot gekomen is tot de wending waarvan ik sprak. Er wordt in de structuur van het bundeltje weliswaar een tamelijk geleidelijke overgang gesuggereerd van het anecdotische genre - waarin Hella Haasse intussen heeft geexcelleerd; vier of vijf van haar weinige verzen behoren tot mijn liefste reminiscenties aan de Werk/Criterium-tijd - naar het latere werk. Maar die overgang kan alleen maar door een schok zijn veroorzaakt, naar de aard waarvan men al lezende raden kan.

Na een inleidend gedicht, dat vrij neutraal aandoet, stuit men eerst op het rustig-bespiegelende, maar zeker niet statische, vers Virgo, dat al jaren

[pagina 119]
[p. 119]

lang als paradepaardje van iedere bloemlezer uit de jaren 1939-1943 had moeten vóórdraven. Iedereen begrijpt echter dat het hier niet werd neergezet door iemand die nog maar eens weer het beste paard van stal heeft willen halen, maar veeleer als een soort sleutel tot de problematiek van de bundel:

 
Haar ogen zijn van amber en die weten
 
veel wegen, die haar mond aan geen verraadt. -
 
Zij spiegelt zich in 't water als zij baadt.
 
Haar lijf is rank en koel en nooit bezeten.

Vervolgens komt er nog een ander typisch-bespiegelend, reflecterend gedicht, een gedicht ‘van de wal’ zou ik ook kunnen zeggen, - maar in het slot ironiseert het a.h.w. zichzelf:

 
....ik de zwanen
 
bomen en gras - wij groeien, tanen,
 
vergaan en keren weer - en altijd weer
 
mét ons een spiegelbeeld in 't meer
 
en op het water zilv'ren voren. -
 
Tussen dood en dood geboren,
 
en stervend in een leven eindeloos,
 
der zwanen zuster en aan roos
 
en wilg en water hecht verwant
 
drink ik mijn Fosco aan de waterkant.

Hier fungeert het water nog alleen als spiegel van wat toch eigenlijk als een ijdel zelfbehagen wordt doorzien. De verwantschap met het water, waarvan de dichteres spreekt, is niet serieus, en zij beseft het zelf op het nippertje. Maar dan ineens, één vers verder, is het water stróóm, branding, is het ‘symbool’ van de werkelijkheid zelf, - werkelijkheid waarin en waaraan zij zichzelf heeft herkend, waaraan zij deel heeft:

 
Een wilde morgenvogel ben ik, wolk
 
en windvlaag, wervelende waterkolk,
 
nixe die op de golven wiegt,
 
 
 
dansende lichtvonk, diepe bron,
 
droppel van vuur en helle watervlam -
 
........................................
 
 
 
En waar ik ga of sta, verteert
 
dit weten mij, dat ik geen woning vind
 
buiten het licht, de wolken en de wind,
 
en dat mijn hart één ding begeert:
 
 
 
zo vrij zijn als de oceaan,
 
vrij van bezit, omarming, huis en kind,
 
van al wat vangt en onherroep'lijk bindt -
 
Véél stranden zal mijn branding slaan.

Er zit, evenals in sommige andere gedichten, iets maenadisch in dit vers. Of misschien moest ik liever spreken van iets ‘extatisch’. Extase immers

[pagina 120]
[p. 120]

betekent, dat iemand uit-staat, buiten-staat t.o.v. alle schema's en concepties die hem ingekapseld willen houden, hem willen binden, ‘onherroep'lijk’, en distantiëren van zijn werkelijkheid. Extase betekent: geexponeerd zijn. En de werkelijkheid waaraan Hella Haasse zich heeft geëxponeerd, blijkt voor haar al spoedig nog wel iets anders dan de elementaire kosmische verwantschap, die in dit gedicht wordt uitgezongen; ze betekent confrontatie met God, een ‘naamloze God’. Zich aan de werkelijkheid geven impliceert: zich geven aan deze God, zich door hem laten ‘kerven’, laten schoonbranden.

Dat laatste klinkt rijkelijk platonisch. En wanneer men hier en daar door syntactische verwringingen als: ‘uit golf en gloed mijn leven oorsprong nam’ tòch al aan Boutens dacht, komt men er licht toe deze dichteres zonder meer als ‘platonisch’ te bestempelen, en haar ‘dus’ als voorbij en afgedaan te beschouwen. Nu, ik zou niet graag ontkennen, dat er veel in deze poëzie is dat in Plato's richting wijst en niet te vergeten in die van Plotinus. Als Hella Haasse zich noemt: ‘droppel van vuur en helle watervlam’, zoals in het juist geciteerde fragment, als zij schrijft: ‘gij wijst.... de ziel haar verre oorsprong aan van wiekendragend lichtjuweel’ en als zij spreekt over ‘het lichaam dat de ziel zich koos’, weet men genoeg. Maar toch zou men zich licht vergissen, - altháns wanneer men hieruit tot de beruchte neoplatonische anaemie zou willen concluderen: afkeer van het lichaam als van het onzuivere, nietswaardige. Integendeel, Hella Haasse kan ook spreken over ‘het stralend smetteloze vlees’. Ik heb dan ook sterk de indruk, dat wat zij bij gebrek aan een beter woord onder ‘ziel’ verstaat, eenvoudig ‘leven’ bedoelt, intens en geconcentreerd. En daarin is zij misschien typisch vrouwelijk: een vrouw kan, zelfs al is zij filosofisch geheel op de hoogte, de dingen niet werkelijk in abstracto verstaan, krachtens haar wezensverwantschap met ‘lichamelijke’ werkelijkheden als water en vuur, - zij is meer ‘element’ en dan ook elementairder dan de man. Dat geldt voor deze dichteres m.i. wel heel bijzonder; haar ‘ziel’ is waarachtig geen bleekzuchtige schim van een heimelijk verloochend menszijn.

 

Keer ik ten hele van dit half-wijsgerig zijpad terug, dan kom ik weer terecht bij die gekwelde, felle gedichten, waarin Hella Haasse zich aan haar ‘naamloze God’ wijdt. Ik geloof dat er over deze en de poëtisch verwante gedichten die erop volgen, hoe eenvoudig van vorm en ‘gedachte’ ook, veel meer te zeggen zou zijn dan ik mij hier kan veroorloven. Daarom slechts dit: er is in deze poëzie een worsteling om mens-zijn gaande, om werkelijkheid-als-mens. Vandaar dat de dichteres geen vrede kan hebben met het willoos overgegeven-zijn aan het kosmisch-elementaire, aan ‘het water’ zonder meer. Daarin is zij immers machteloos aan haar eigen natuur prijsgegeven, onverantwoordelijk, - het wordt haar ‘dood’. Zo kan zij schrijven:

 
In deze zeeën die ik mij verkoos
 
lig ik verdronken, eindeloos
 
diep op de bodem, zonder wil.
 
Het water boven mij staat stil.
[pagina 121]
[p. 121]

Er kan voor Hella Haasse geen werkelijkheid, geen leven-gevende werkelijkheid meer bestaan dan die waarin de naamloze God haar bij de naam roept en ver-antwoord-elijk stelt. Pas op die wijze beseft zij, zelf tot werkelijkheid te kunnen komen. Dat komt wel heel duidelijk tot uiting in de betrekkelijk weinige gedichten, die Hella Haasse - afgezien van haar bundels vertalingen Lyriek der natuurvolken en Balladen en legenden - na Stroomversnelling schreef. Bijna schoolse, meestal vier-regelige strofen zonder raffinement in woordkeus of beeldvorming, maar misschien juist daardoor zo concreet. Erachter is véél meer aan de hand dan men bij eerste lezing vermoedt, volkomen pretentieloos als zij zich voordoen. Helemaal niet modern, deze gedichten, - o nee, eerder ‘ouderwets’ van vormgeving. Maar naar ik meen oorspronkelijk van besef, existentieel, bezig met de heel intrinsieke dingen van het leven, die geen opschik verdragen. Een zo ingetogen en ingebloeide poëzie, dat men zich er gemakkelijk op zou kunnen verkijken; beslist niet groot, maar van een oprechtheid en diepte die mij persoonlijk imponeren. Een poëzie bovendien, die zeer stellig ‘functionneel’ wil zijn.

Dat neemt niet weg, dat Hella Haasse qua taalgebruik naar groter pregnantie zal moeten streven; er staan te veel woorden in deze nieuwe gedichten, die niets ‘doen’, die uitgesproken conventioneel zijn en geen enkel geheim meer ontsluiten. Van deze meer recente gedichten hebben er, zoals gezegd, enkele in Zeventien dichters gestaan. Om een specimen te geven ben ik dus genoodzaakt hiéruit te kiezen. Ik nam mij immers voor, met het oog op deze uitgave alleen van gepubliceerd werk uit te gaan, - wat speciaal in het geval van de als dichteres min of meer ‘obscure’ Hella Haasse een hinderlijke conditie betekent. Niettemin is het volgende gedicht - lang niet het beste! - toch wel karakteristiek, ook in verband met wat ik in deze beschouwing zoal opmerkte:

 
Wentel de steen van mijn graf,
 
wentel die last van mij af.
 
Ik wil, van windsels bevrijd,
 
deel aan de werkelijkheid.
 
 
 
Diep in de donkere grond
 
roep ik, maar zand smoort mijn mond.
 
Lazarus kwam hier vandaan,
 
mocht uit de doden opstaan,
 
 
 
wek mij, gij wekte ook hem,
 
ik heb geen kracht meer, geen stem,
 
ogen, met aarde gevuld,
 
lichaam in linnen gehuld,
 
 
 
stil in dit stilste verblijf.
 
Langzaam verpulvert mijn lijf.
 
Wek mij, of troost: - In jouw as
 
wortelt het bloeiende gras. -

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Stroomversnelling

  • over Oeroeg

  • over Het woud der verwachting (2 delen)

  • over De verborgen bron

  • over De scharlaken stad