Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eefje wint een weddenschap (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eefje wint een weddenschap
Afbeelding van Eefje wint een weddenschapToon afbeelding van titelpagina van Eefje wint een weddenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (17.40 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

Herry Behrens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eefje wint een weddenschap

(1969)–Frederik August Betlem–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

Hoofdstuk 8
...met daarin een toevallige ontmoeting en een afschuwelijke beschuldiging!

Maarten Legras opent zijn ogen in een vreemde hotelkamer en het eerste ogenblik heeft hij moeite zich te oriënteren. Dan, langzaam, keert de herinnering terug en om zijn mond glijdt een glimlach.

‘Bofferd,’ zegt hij tegen zichzelf en rekt zich behaaglijk uit. Met een sprongetje is hij vervolgens zijn bed uit. Voor vandaag heeft hij een heel programma opgesteld en om te beginnen moet hij naar Nunspeet. Daar woont een zuster van hem, de gelegenheid is te mooi nu hij hier in de buurt zit en met de auto ben je d'r zo.

Ja, en dan ... dan zijn er twee wegen die hij kan gaan en beide belanden ze bij die ‘drommelse Wenkebach’.

Hij kan hem opbellen, of hij moet terug en in het laatste geval zal hij pas tegen de avond in Den Haag zijn. Het opbellen heeft dus z'n voordelen, maar... z'n nadelen ook. Want Eefjes vader is achterdochtig en hij moet te weten komen waar dat dochtertje van hem ergens uithangt. Een trektocht door Nederland, jawel, maar ze zullen toch wel 'es een kaartje of zo van haar krijgen, daarginds bij haar thuis. Trouwens, haar broer is er ook bij, Alexander ... Het moet dus een kleinigheid zijn ze te achterhalen.

‘Waarvoor?’ zal papa vragen. ‘Wat moet jij van Eefje, Maarten Legras?’

‘Niks ... zomaar. Ik ben toevallig hier in de buurt... eens kijken hoe de jongelui het maken’.

[pagina 58]
[p. 58]

Jawel, zal hij dat geloven? Wenkebach is een gewiekste vos, als het er op aankomt. Dat ‘in de buurt’ is trouwens ook onzin, want ze kunnen wel ergens in Zeeland zitten, of in Brabant. En tòch moet hij Eefje hebben, want zij is het, zij en niemand anders, die twee dagen geleden op die vrachtauto is meegereden. Een vrachtauto met groenteblikken, afkomstig uit A.G. van Gelderen's Conservenfabrieken. Met eindeloos geduld heeft hij zijn nasporingen voortgezet, die vorige dag en hij heeft geluk gehad. Tenslotte valt een meisje altijd meer op dan een jongen, dat is zo'n bof. Hij heeft zelfs mensen gesproken die haar hebben gezien... kijk 'es aan. En de beschrijving klopt: het is Eefje, ten voeten uit. Nee, daarvan is-ie nu wel zeker. Eefje op die wagen ... toeval? Opzet?

Dat komt later, denkt hij. Eerst moet hij haar te pakken krijgen, want zij moet hem vertellen...

En dan blijven zijn gedachten steken. Ja, wat moet Eefje hem vertellen? Dat ze in Amersfoort eraf geduikeld is? Dat weet hij al. Dat heeft een ander hem verteld, iemand hier uit de stad, die het met eigen ogen heeft gezien, omdat het vlak voor zijn huis gebeurde, voor zijn winkel.

Weet Eefje dan waar de auto is heengereden? Zomin als hij het weet, vermoedelijk. Maar Eefje kent de chauffeur, heeft misschien met hem gesproken. Mogelijk ook weet ze wel waarheen de blikken gegaan zijn, wanneer het géén toeval was dat ze daar op die wagen zat, maar opzet. En in opdracht van ... haar vader, die het zaakje niet vertrouwde?

Daarom, hij moet in ieder geval het kind opsporen, maar daaraan moet hij een schijn van argeloosheid geven, alsof het werkelijk van geen belang is, of nauwelijks.

Zo moet papa het opnemen tenminste...

Hij staat voor zijn wastafel en laat ruisend de bak vollopen. Om te beginnen dus naar Nunspeet, daarna kan hij verder zien. Een telefoontje bijvoorbeeld: ‘Gunst, zeg Wenkebach, ik meende dat ik je dochter en zoon daarstraks voorbijreed, kan da? Zitten ze ergens hier in de buurt? Dan ga ik ze eens opzoeken’. Zó is het goed en heel aannemelijk.

[pagina 59]
[p. 59]

Het lot is Maarten Legras echter gunstig gezind. Het fortuin is bepaald met hem: hij hoeft helemaal niet op te bellen. Eefje wordt hem zo in de schoot geworpen, als een presentje. Want van Hierden naar Nunspeet is nog een aardige tippel. Daarbij zijn ze nog een beetje moe van de vorige dag, toen hebben ze met elkaar een behoorlijk stuk gelopen... vandaag doen ze het kalmer aan, hebben ze zojuist beslist. Bovendien is de omgeving prachtig, wat zullen ze zich dus haasten? vindt Eefje. Een beetje rondhangen in de buurt, desnoods een paar dagen, waarom niet? Ze hebben de tijd aan zichzelf. Maar Nunspeet willen ze toch bereiken en het laatste eindje kunnen ze nog best ergens op meerijden.

Misschien ook wordt dit meerijden een gewoonte, een sportief element, dat telkens nieuwe spanning geeft, omdat je nooit vooruit kunt zeggen hoe de reactie zal zijn bij de automobilist. Daarnet tenminste hebben ze gewed, Eefje en Reinier.

‘De vierde auto’, zei Rein, ‘die neemt ons mee’. Eefje heeft er weinig hoop op. Twee zijn hun al zonder te stoppen voorbijgesuisd. In de verte nadert een vrachtauto.

Reins arm schiet omhoog als een seinpaal langs de spoorbaan. De chauffeur schudt enkel zijn hoofd en geeft wat meer gas. ‘Weer mis,’ zegt Eefje, ‘zie je wel?’

Maar Reinier houdt vol: ‘De vierde!’ Het wordt de vierde: een grijze Simca, die gehoorzaam stopt langs de berm van de weg. ‘Nou, wat heb ik je gezegd?’ jubelt Rein en dan kijkt ook Eefje op.

Ze geeft een gil.

‘M-meneer Legras!’ zegt ze. ‘Gompie, wat doet u hier?’

Reiniers ogen gaan wijd open. Meneer Legras? Die naam heeft hij Alexander dikwijls horen noemen en niet hem alleen, talloze mensen. Ontmoet heeft hij hem nooit. Tot nu toe behoorde dat tot een van zijn vurigste wensen. Dikwijls gaan die op de meest onverwachte ogenblikken in vervulling, dat zie je maar weer. Want dat hij hem nu hier moet treffen! Ja, Reinier is een enorm bewonderaar van Maarten Legras en een baantje zoals hij dat heeft, schijnt hem het mooiste op aard. Dat zou

[pagina 60]
[p. 60]

iets voor hem zijn later, en hij kan er Alexander of Eefje hevig om benijden, om hun bekendheid met de detective. Want dat is hij toch, meneer Legras, al wil hij het woord nooit horen.

Een speurder ... met een fijne neus.

Nee, Rein vindt het een bof, niet zuinig!

Eefje ook, evenals Alexander en Stan - en tenslotte Maarten Legras zelf het meest, want hij zat net te piekeren, hoe het het moest aanpakken om achter hun verblijfplaats te komen, ingeval papa zich daarover niet wenste uit te laten. Nu staan ze waarachtig voor zijn neus. Zo zie je maar weer, zonder het spreekwoordelijk geluk kom je er toch niet.

En dan klapt het portier open en zitten ze even later in zijn wagen: Eef vóór en naast hem, Stan en de jongens achterin. ‘Zo, zo,’ zegt meneer Legras, ‘dat is zeker een toeval. Wil je wel geloven dat ik net aan jullie dacht, aan jou tenminste?’

‘Aan mij?’ vraagt Eefje. ‘Hoezo?’

‘Straks,’ weert de ander af. ‘Eerst gaan we een kop koffie drinken op deze verheugende ontmoeting.’ En hij stuurt zijn auto de oprit in van een kolossaal hotel, dat tussen de bomen doorschemert, naast de weg.

In de tuin vinden ze een plaatsje en dan moeten ze vertellen. Hij lacht om de sleperskar, proest om de woonwagen en ‘m'sieur Fons’ - die Eefje hem levend voor ogen schildert, met al z'n wereldattracties - en hij buldert als Reinier vertelt hoe Alexander en hij de eerste avond in de hooiberg geen van beiden hebben kunnen slapen en het voor elkaar niet wilden weten. Voor Alexander is dit een openbaring.

‘Verroest,’ zegt hij, ‘dus jij ... jij kon ook niet..?’

‘Allicht niet,’ proest Rein, ‘wat dacht je, met al die stekels. Maar jij hield je zo koest, dat ik geloofde...’

En dan drinken ze nog een kop koffie en laat meneer Legras grote stukken goudgele cake aanrukken, die er natuurlijk stevig ingaan.

‘Tja,’ zegt hij, ‘een mens kan rare dingen beleven met dat liften, maar van een auto vallen doe je toch niet meer, hoop ik, hè Eefje?’

[pagina 61]
[p. 61]

‘Van een auto vallen?’ vraagt ze verbaasd. Ze is het voorval allang vergeten.

‘Die vrachtauto,’ herinnert Maarten Legras. En dan gaat haar een licht op.

‘Oooo, daar in Amersfoort. Maar dat was vóór onze trektocht. Hoe weet u dat?’ vraagt ze verwonderd.

‘Je vader heeft het me verteld. Ook, dat het een auto was van Van Gelderen.’

Het is een schot in het wilde weg, maar Eefje vliegt er niet in.

Ze schudt haar hoofd. ‘Dat was het niet,’ zegt ze. ‘Er stonden alleen maar blikken op van Van Gelderen ... groenteblikken.’ Ze houdt op en kijkt een beetje argwanend naar meneer Legras, die rustig een sigaret rolt tussen zijn vingers.

‘Zo,’ zegt hij, ‘groenteblikken? Tussen haakjes, weet je dat er een partij groenteblikken bij Van Gelderen is gestolen?’

Ze knikt, schijnt zwaar over iets te zitten piekeren.

‘Ja,’ bekent ze dan, ‘daar denk ik juist aan. Nu pas! Wat suf eigenlijk, wat oersuf. Dat... dat was op dezelfde ochtend, paps heeft het ons verteld.’

Ze gaat ineens rechtop zitten.

‘Verdraaid,’ begrijpt ze, ‘dus daarom had die vent zo'n haast.’

‘Ik denk het ook.’

‘Z'n gezicht beviel me direct al niet...’ Ze raakt er een beetje opgewonden van. Want tjoppie, is dat even een avontuur: daar is ze me als het even wil, meegereden met de man die...

Ze kijkt op bij de onderzoekende blik van meneer Legras. ‘Och kom,’ zegt hij, ‘kende je hem niet, zeg het eens eerlijk?’

Eefje trekt verontwaardigd haar wenkbrauwen op, ze ziet hoe ook Alexander verbaasd kijkt.

‘Nee, natuurlijk niet,’ schudt ze, ‘dat zou niet erg vleiend voor me zijn, vindt u wel? Wat een vraag. En alsof ik dan had moeten meerijden tot Amersfoort, dan had hij me d'r toch wel eerder af gelaten.’

‘Nou ja,’ zegt meneer Legras, ‘'t is maar een idee. Ik bedoel: het was dus géén chauffeur van meneer Van Gelderen?’ ‘Gut,’ valt hier Stan hen in de rede, ‘wat praten jullie toch

[pagina 62]
[p. 62]

over oom Anton, ik snap er niks van. Wat is er met die groenteblikken, ik heb er niks van gehoord.’

‘O,’ zegt Eefje, ‘die zijn 's morgensvroeg gestolen, bij je oom uit het magazijn. Maar of dat nu door een chauffeur van je oom is geweest... voor zover ik weet niet.’

‘En ook niet van ... eh, je vader?’ houdt Maarten Legras vol. Nu wordt ze in ernst boos.

Van paps? Wat is dat voor een idiote veronderstelling, voor een verdachtmaking bijna? Eerst wordt haar door meneer Legras verteld dat de auto, waarop ze mee naar Amersfoort is gereden, blijkbaar de gestolen conservenblikken van Van Gelderen vervoerde en daarna wordt maar doodleuk paps' naam genoemd, alsof die daar iets mee te maken zou hebben. Gewoon krankjorum! Op die manier zit er aan de koffie een bitter smaakje en de cake lijkt helemaal bedorven.

Eefje is spinnijdig.

‘M'n vader,’ zegt ze dan ook, ‘nee, nou wordt-ie goed. Zit u soms achter die groenteblikken aan?’

‘Dat zit ik,’ bekent Maarten Legras. ‘Kun jij me zeggen waar die zijn?’

‘Dat kan ik,’ knikt Eefje, en dan kijken ze elkaar een ondeelbaar ogenblik beslist vijandig aan. Het is Alexander die de gespannen stilte verbreekt. Hij kijkt naar z'n zusje.

‘Verdraaid,’ zegt hij, ‘in die schuur ... vannacht... daar stonden ... bedoel je dat?’

‘Ja,’ zegt Eefje rustig, ‘dat bedoel ik.’ En ze ziet de etiketten nog voor zich, die ze gisteravond vluchtig heeft voorbijgezien. Vanochtend was er helemaal geen tijd! - maar laat meneer Legras dat zelf maar uitzoeken.

Ze is de belediging nog niet vergeten.

‘Ik ben niet anders van plan,’ antwoordt deze rustig, ‘maar eerst ga ik je vader...’

Op de hoogte brengen, wil hij zeggen. Het moet niet moeilijk zijn om te weten te komen waar de jongelui vannacht hebben geslapen. Bij het andere vergeleken kinderwerk. Maar Eefje laat hem niet uitspreken.

[pagina 63]
[p. 63]


illustratie
...Het zal je maar gezegd worden, zo onder een kopje koffie...


[pagina 64]
[p. 64]

‘Wat vader?’ schreeuwt ze, en haar stem is hees van opwinding. ‘Wat heeft paps hiermee te maken? Dat is de tweede keer dat u dit zegt!’

Maarten Legras legt een kalmerende hand op haar arm.

‘Rustig,’ zegt hij, ‘weten jullie dan niet...?’ maar Eefje schudt wild haar hoofd. Nee, ze weten niets, ze wil ook niets weten. Het zal je maar gezegd worden, zo onder een kopje koffie: je vader heeft die blikken gestolen, want daar komt het per slot toch op neer. Misschien heeft hij het niet zelf gedaan, maar in zijn opdracht zijn ze dan toch maar ontvreemd - dat wil Maarten Legras ermee zeggen. Ze kijkt eens naar Alexander, maar die knikt rustig. Alexander windt zich nooit zo op als zij. Hij haalt alleen zijn schouders op. 't Is immers te mal om over te praten? Wie gelooft in ernst, dat vader ... och kom! En als meneer Legras van plan is een modderfiguur te slaan ... nou goed, dat moet hij dan weten.

‘Hoep!’ zegt Maarten Legras op dat ogenblik, en hij wipt het laatste restje van zijn koffie naar binnen. Dan veegt hij zijn mond af met z'n zakdoek, kijkt eerst naar Eefje, daarna naar Alex.

‘Sorry,’ zegt hij, ‘m'n excuses wanneer ik jullie vader beledig, maar ... hij heeft het toch heus gedaan. Alleen...’ zijn ogen lachen, ‘hij zal er niet voor in de gevangenis komen. Luister!’ En hij trekt zijn stoel wat dichterbij en buigt zich over het tafeltje heen naar voren...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken