Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Eefje wint een weddenschap (1969)

Informatie terzijde

Titelpagina van Eefje wint een weddenschap
Afbeelding van Eefje wint een weddenschapToon afbeelding van titelpagina van Eefje wint een weddenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (17.40 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Illustrator

Herry Behrens



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Eefje wint een weddenschap

(1969)–Frederik August Betlem–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Hoofdstuk 13
...met daarin Eefjes verdere avonturen

Tja, en Eefje? Daar zit ze dan achter de bank met de bestuurdersplaats, of liever ze ligt. Languit!

Eerlijk gezegd heeft ze meteen al een beetje spijt van haar mooie plannetje, want een dorst dat ze heeft, verschrikkelijk! Haar tong kleeft aan haar verhemelte. Als je je daarbij dan voorstelt dat Stan, Alexander en Reinier nu achter een fijn glas cola zitten of achter 'n tonic... ja, dan wordt het zelfs bijna onhoudbaar en kan ze zichzelf verwensen om haar dwaze impulsiviteit. Altijd weer moet ze wat geks bedenken, waarom toch? Aan de andere kant is natuurlijk het gezicht van meneer Legras aanstonds ook wat waard. Dus probeert ze ernstig aan iets anders te denken om de dorst te verdrijven, hoewel dat niet meevalt, want in de auto is het extra benauwd.

En ze ligt ongemakkelijk. Ze verplaatst haar linkerbeen dat een beetje begint te tintelen net op tijd, want dan gebeurt er iets dat haar aandacht volkomen in beslag neemt: eerder nog dan ze verwacht, schijnt ze uit haar benarde positie te zullen worden verlost.

Er slaat een deur... er naderen voetstappen. Snelle, besliste voetstappen zijn het. Nee, zó gauw heeft ze ze niet terug verwacht, Maarten Legras en de anderen en dieper duikt ze weg achter de bank. Om haar mond komt een glimlach. Hatsakee! het spul kan beginnen...

Maar dan gebeurt er iets vreemds. Het portier wordt opengerukt, een gestalte schuift op de voorbank... geen seconde later start de auto en stuift weg in snelle vaart.

Eefje is verbluft. Dit... dit is niet wat ze verwachtte. Boven-

[pagina 96]
[p. 96]

dien, wat betekent het? Waarom heeft Legras zo'n haast? En Stan, waar is Stan? Waar zijn Alexander, Reinier? Duidelijk heeft ze maar één persoon horen instappen; er wordt trouwens niet gesproken ook.

In haar hart komt een vaag gevoel van ongerustheid, het gevoel dat er iets niet in orde is, niet helemaal in orde tenminste. Of heeft Rein verraad gepleegd en wil hij op zijn beurt haar te pakken nemen? Hij weet dat ze een afgrijselijke dorst heeft... net iets voor Legras om - voor straf - dan een uurtje met haar te gaan rondtoeren.

De gedachte aan dorst doet haar tong weer kleven, haar lippen voelen droog aan. Lang houdt ze dit niet uit... een gemene streek is het, te denken hoe de ander, daar vóór haar, nu geniet...

Ze ziet als het ware het lachje om Maarten Legras' lippen en ze besluit zichzelf gewonnen te geven. De aardigheid is er nu toch af. Maar iets - ze kan niet zeggen wat het is - doet haar nog voorzichtig blijven en op haar hoede - en aarzelend steekt ze haar kruin boven de bank uit. Dan een stukje voorhoofd ... een wenkbrauw ... een oog...

Bijna bonst ze met haar hoofd tegen de wand van de auto in haar haast om het terug te trekken. Genadige goedheid, het is Legras niet die daar zit, het is een ander.

Haar hart bonst ervan. Roerloos ligt ze en durft zich niet te bewegen. Maar haar gedachten wentelen als razende wielen. Een verkeerde auto? Toch?

Nee, nee, ze is zeker: dit is de auto van Legras; ze is echt niet per abuis in het Fordje gestapt dat erachter stond. Maar wat dan?

En dan langzaam groeit er een zekerheid in haar, de zekerheid dat de persoon die daar voor haar zit, er met de wagen vandoor is. Joy-riding!

Proost! Een mooie grap ... gompie Eef, daar heb je je weer keurig ingewerkt. Altijd heeft zij van die pretjes, bij haar kan nooit 'es iets ‘gewoon’ gaan.

Want hoe moet dat nu? Als ze te voorschijn komt, zal die knaap

[pagina 97]
[p. 97]

haar niet bepaald toejuichen: ha Eefje, fijn dat je er bent om me te kunnen aangeven! Mogelijk zelfs, dat hij haar vierkant de auto uitsmijt - en daar voelt Eefje al héél weinig voor. Ze denkt aan die andere, de vrachtauto ... Want ten eerste mag ze dan teruglopen, maar ten tweede...

Stop, daar glanst een lichtpuntje: ten tweede is zij, Eefje Wenkebach, de enige, maar ook absoluut de enige die straks in staat zal zijn een volledig signalement van de ‘vervolgde’, ‘gezochte’ of hoe dergelijke lui dan bij de politie worden genoemd, op te geven. En misschien kan ze meneer Legras nog diezelfde avond zijn auto weer aanbieden, als op een presenteerblaadje: ‘Alstublieft, die heb ik even voor u opgespoord. Een portie ijs wel verdiend, zou ik denken?’ Nee stil, laat ze niet aan ijs denken, zover is het nog lang niet. Voorlopig zit ze hier allesbehalve benijdenswaardig, daarvan is ze zich terdege bewust. Wat niet wegneemt, dat Eefje niet bang is. Dat is ze nooit. Wel zenuwachtig! Misschien omdat ze het gevaar niet inziet? 't kan zijn. In elk geval, de wentelende wielen in haar hoofd gaan geleidelijkaan wat langzamer, ze worden weer gedachten en ordenen zich zoals het hoort.

Ten eerste dus moet ze het signalement van de dader hebben, de dief - en nogeens duikt haar kruin op boven de bank, dit keer gevolgd door twéé wenkbrauwen en twéé ogen, die de brede vierkante rug vlak voor haar aandachtig opnemen. Er is iets in die rug, in die schouders die even zijn opgetrokken, dat haar bekend voorkomt. Maar waarom? Ze zal eerst zijn gezicht moeten zien, wil ze zich kunnen herinneren... en alsof de man haar gedachten heeft gelezen, draait hij op dat moment zijn hoofd 'n ietsje naar rechts.

Dank u! zegt Eefje in zichzelf, en dan stoot ze het hare, zo snel trekt ze het terug. In het geronk van de motor gaat het geluid gelukkig verloren, maar haar hart zit in haar keel. Is dat ook schrikken? Alles wat ze had kunnen denken, maar dit?

Want Eefje weet nu, waarom die rug en schouders haar zo bekend voorkomen, jandorie nou! Tot Amersfoort toe heeft ze er tegenaan gekeken ... in de vrachtauto met de gestolen groen-

[pagina 98]
[p. 98]

teblikken. Alsjeblieft! De chauffeur... hij is het, en niemand anders.

En dan worden haar gedachten helemaal helder en ziet ze zelfs het tafereel in het cafeetje voor zich, alsof ze er zelf bij is geweest. De man die binnenkomt - want natuurlijk was hij de automobilist uit het Fordje - Legras, die hem herkent - hoe en waaraan? dat is voorlopig nog een raadsel - en zijn vlucht naar buiten, halsoverkop in de auto van de detective, die sneller is dan zijn eigen en bovendien beter.

Ziezo, dat weet ze dus. Niet dat haar toestand door deze ontdekking ook maar een fractie gunstiger is geworden, die vereist integendeel een grondige bestudering.

Er moet iets gedaan, beslist ze, maar twijfelt op hetzelfde moment. Moet er iets gedaan, ja? Ze kan overeind gaan staan en schreeuwen ... ze kan de man een nekslag geven - als die hard genoeg aankomt zal hij zeker voor een paar minuten versuft zijn, vooral omdat hij hem niet verwacht - maar dan? Wat wint ze ermee? Nog afgezien van het feit dat de auto misschien in een greppel of tegen een boom terechtkomt... ze zitten op een doodstille buitenweg en voor een in het nauw gedreven tegenstander, die een man is en sterker dan zij, heeft Eefje toch wel degelijk ontzag. Niet aan beginnen, denkt ze dus - maar wat dan? Zich koest houden? Hmmm! Vreemd is dat, ze voelt opeens geen spoortje dorst meer - nou, gelukkig maar. Want ze zal nog aardig lang moeten wachten voor ze iets te drinken zal krijgen.

Dus: als ze zich koest houdt... dan weet ze vanavond misschien waar de auto is gebleven en niet alleen dat, maar ook waar de dief is gebleven van auto en groenteblikken. Tjoppie! dat betekent, vijfhonderd pop, binnen een week! Het schiet haar opeens in de gedachten. Zou zij die nu krijgen, wanneer het lukt... op haar aanwijzingen...? Drommels, vijfhonderd gulden...

Ze verplaatst héél voorzichtig haar been, dat begint te slapen en kijkt schuin naar boven door één van de ramen naar buiten. Veel wijzer wordt ze daar niet van: in een flits ziet ze bomen

[pagina 99]
[p. 99]

voorbijschieten, dat is alles. Het terrein is heuvelachtig.

Nou ja, dat is de hele Veluwe. Maar bij een bocht - die ze voelt - bemerkt ze plots een blauw ANWB-bord, aan de overkant van de weg. Haar ogen tranen, zo spant ze zich in om te lezen wat er opstaat, maar het zijn maar vier letters die in haar geheugen blijven hangen, de vier laatste letters van een plaatsnaam: ... roek. Op het cijfer daarachter heeft ze helemaal niet kunnen letten.

Mooi, nou heeft ze wat te doen tenminste, een opfrissertje van haar aardrijkskunde, een kruiswoordpuzzel in zakformaat. Plaats op de Veluwe, eindigend op ‘roek’? Ze haalt zich de kaart voor de geest. Er zijn er genoeg, maar die liggen ergens anders - en dan somt ze op: Bennebroek, Lutjebroek, Nijbroek. Ja, dat ligt in Gelderland, gelooft ze - maar ergens in de buurt van Apeldoorn en zó ver kunnen ze nog niet zijn.

‘Hoi,’ zegt ze dan - natuurlijk: Oldebroek, wat anders? Daar gaan ze dus heen? Jammer dat ze nu niet weet of ze er gauw zullen zijn, maar dat zal wel, het kan niet ver zijn van Nunspeet...

Ze merkt het, wanneer ze het plaatsje al doorrijden, haar oog tegen een deurkier geperst. Morgen heeft ze er beslist een ontsteking aan, zo tocht het, en Reinier zal vragen of ze heeft gevochten?

Nou en of, wat dacht hij dan? Met drie kerels, of is dat te veel? Eén hield ze in bedwang met haar linkerhand, één met haar rechter ... ja, wat moet ze dan met die derde? Nou, die heeft ze een schop gegeven, dat-ie in een greppel terechtkwam... vooruit maar! Als mams haar zo hoorde?

Maar toen kwam daar uit een schuur opeens nummer vier en die leverde haar dit koopje: het blauwe oog. Anders...?

Ja, fantaseren heeft Eefje altijd gekund, de prachtigste verhalen, opwindend en stoer.

Ze zijn inmiddels weer op de buitenweg gekomen en, als ze het goed heeft, van richting veranderd ook. Pal oost, rijden ze nu. Eens kijken, waar kom je dan uit? In Azië uiteindelijk, maar zo ver zal onze vriend het wel niet zoeken, dus...? En

[pagina 100]
[p. 100]

dan ritselt er iets in Eefjes borstzak, de borstzak van het jack dat ze draagt en met uiterst voorzichtige vingers vist ze de wandelkaart te voorschijn, die Alexander haar heeft toevertrouwd. Een kaart van de Veluwe ... opengevouwen op de omgeving waar ze zitten. Alweer bedankt!

Met haar vinger trekt ze een lijn van Oldebroek naar het oosten... hé, daar is geen weg, of toch, ja, een soort zandpad ... nou, dat kan uitkomen, ze is zowat bont en blauw van het rammelen dat ze doen. Waar komt die uit, uiteindelijk? De Spronk, leest ze - het Loo, Wezep ... maar daar moeten ze vast niet zijn.

Waarom niet? Nou logisch, dan had hij toch zeker de hoofdweg gehouden, die is breed, stukken beter en ze schieten twee keer zo hard op. Van Oldebroek zó naar Wezep... nee, nee, ergens stranden ze hier in de buurt, je zult het zien...

Als Maarten Legras haar zo hoorde, hij zou haar onmiddellijk aanstellen als z'n particuliere secretaresse, gelooft Eefje. Maar ... logisch is het en dat blijkt, wanneer geen tien minuten later de auto eensklaps een hobbelig zijpad opzwenkt, waarop de wielen nog dieper wegzakken in het zand. Even nog rijden ze zo door en Eefje sluit haar ogen, terwijl ze met haar hand een zeker lichaamsdeel bestrijkt, dat ‘pijnlijk’ te lijden heeft - dan volgt een nieuwe bocht en eer ze erop verdacht is, staat plotseling de motor stil.

Het is een stilte, die gonst in haar oren.

Maar nu bonst haar hart wel degelijk, want gompie... waar zitten ze helemaal? In welk onherbergzaam deel van ons landje? Een buurt, misschien wel uitgestorven en van alles en iedereen verlaten? Als hij haar hier zou ontdekken...?

Ze rilt onwillekeurig. Maar veel tijd voor angstige overwegingen is er niet, vanaf dit ogenblik kan er elk monient wat gebeuren.

Haar zenuwen zijn tot het uiterste gespannen.

Ze hoort hoe de bestuurder zijn plaats verlaat - even veert de auto op als hij uitstapt - dan klapt het portier dicht - niet helemaal - en met een oog voor de kier geperst, blijft Eefje wach-

[pagina 101]
[p. 101]

ten, tot ze zijn voetstappen hoort verwijderen. Dan steekt ze haar hoofd boven de bank uit. Ze moet zien, waar ze is! Het is dom. Want meteen ziet ze de ander terugkomen, nadat deze een schuur- of garagedeur heeft opengemaakt, en met snelle passen weer op de auto afkomen. Het is of haar hart in haar keel blijft steken van schrik.

Want dit keer kan het haast niet anders: de man moet haar gezien hebben...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken