Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

In hoe veel maenden een kint voldraghen werdt.
Het IV Capittel.

 
HEt is een oudt verschil, en over langh gedreven,
 
Waerom men in het recht niet selden heeft gekeven,
 
Hoe langh een echte vrou haer kinders dragen kan,
 
Om niet verdacht te zijn van eenigh ander man.
 
Daer is een vaste tijdt die alle beesten dragen,
 
Een hont en heeft niet meer als honder twindigh dagen,
 
Thien maenden houdt het paert sijn vullen in den bant,
 
Twee jaren geeft het volck den grooten Oliphant.
 
De tijdt van hare dracht die wort hun langh gegeven
 
Naer mate van het beest, of naer het plag te leven;
 
Is 't groot, of leeftet langh, soo hoeftet ruymer tijt
 
Als yet dat kleynder is, of haest ter aerden glijt.
[pagina 166]
[p. 166]
 
Doch wat de menschen raeckt, men kent geen vaste stonden
 
Daer aen een vruchtbaer wijf in desen is gebonden;
 
Soo dat haer goede naem niet eens in twijffel staet,
 
Schoon sy een langer tijdt als negen maenden gaet,
 
Doch wilder eenigh mensch dit naerder ondersoecken,
 
Wat hoeftmen vreemde tael, of ver-gesochte boecken,
 
V pen, en diep vernuft; geleerde Beverwijck
 
Is hier een vollen born en uyttermaten rijck.

DE Natuere heeft alle Dieren eenen sekeren ende bepaelden tijdt gestelt, om haer jonghen voor te brengen, doch niet alleen den selven. De oorsaeck van die verscheydenheyt leyt Aristoteles op de groote van haer lichamen, ofte op de langhduerigheydt van haer leven. Zijnde waerschijnlijck dat een groot Dier en van langh leven langer tijdt moet hebben, om tot sijn volmaecktheyt te komen, als dat kleyn ende kort van leven is. Soo sietmen dat een Hondt die kleyn ende kort van leven is, op de vierde maent geworpen wert, het Paert, 't welck groot is, al en leeft het niet langh, op de thiende maent: maer den Oliphant die groot is, en van langh leven, wert eerst volmaeckt en voldragen in twee jaer. En by aldien dat sulcke Dieren weyniger tijdt in de Lijf-moeder blijven, als haer bepaelt is, soo en blijven sy niet te lijf. Maer de vrouwen en hebben geenen sekeren tijdt om te verlossen, en konnen op verscheyde stonden haer kinderen ter werelt brengen: hoewel sy niet alle even bequaem en zijn, en de kinderen niet van alle drachten even kloeck ende langh-levende geboren werden. Want de ervarentheydt leert ons, dat het kint, 't welck minder als ses maenden gedragen is, niet op en komt, ende dat eerst op de sevende maendt, een kint dat leven sal, geboren werdt, ende dat de verlossingh haer oock op de elfde maent kan uytstrecken; dat nochtans meestendeel ontrent den uytgangh van de negende maent, en het ingaen van de thiende de natuerlijcke verlossinge gheschiet, ende dat desen tijdt de natuerlijcksten is van des menschen geboorte: alsoo de dingen, die meesten deel gebeuren, meest volghens de natuere zijn, ghelijck Aristoteles seyt. Hierom hebben alle goede Autheuren de negende ende thiende maent voor den wettighen tijdt ghestelt van de natuerlijcke verlossinghe. Want alsoo het fatsoeneren en het beweghen van de vrucht in de Lijf-moeder niet altijdt preçijs op eenen dagh en valt, maer eenige breete heeft, als Hippocrates en Aristoteles getuygen, en men gewoon is met Hippocrates van de formatie te tellen tot de beweginge, van de beweginge, tot de verlossinghe; soo en kan de tijdt van de verlossinghe soo naeu aen de negenste maent niet gebonden werden, maer loopt gemeenlijck tot in de thiende. Want dewijl datter groote verscheydentheydt is in de gematigheden en gestaltenissen der lichamen, so ghebeurt het, dat de eene vrucht rasser, de andere lanksamer volbracht ende voldragen werdt: en de voldraghen vereyscht meerder voedtsel, en de ruymer lucht. Ende alsoo de moeder hem van beyde door de aderen, en slagh-aderen van den navel niet genoegh en kan toesenden, soo soeckt hy uyt sijn hol te springen; ende de Lijf-moeder niet wel konnende verdraghen al dat springhen ende uyt-trecken, soeckt haer selven van dat lastigh pack te ontlasten. Als dit voor het half jaer gebeurt, soo en kan het kint niet oudt werden. Ende by aldien altemet gheschiet, dat in 't begin van de seste maent, gelijck Doctor Spiegel seyde ghekent te hebben een bode van Zeelandt op Hollandt, of een weynigh voor de sevenste maent, ghelijck andere ghetuygen, een kint op-komt, sulcx moet gerekent werden onder de dingen, die heel selden gebeuren. De reden is, om dat soodanigh kint al te slap, ende noch niet volbracht en is. Daerom indien het ofte uyt ghebreck van voedtsel, ofte door eenighe andere oorsaeck alsdan uytkomst moet soecken, soo kan het lichtelijck in den arbeydt verstickt of verplet werden; en al gheboren zijnde, en is het niet bequaem om de lucht, en nieu voetsel te verdragen.

Een kint van seven maenden (wy rekenen voor elcke maendt dartigh dagen, ghelijck de Rechts-geleerden oock doen, Minsinger. 6. Obs. 40. werdt wel ghebooren, om dat tot volmaecktheydt van sijn leden, niet en ontbreeckt. Want de twee volgende maenden en werter niet meer bygedaen tot volmaecktheydt van de leden, maer alleen tot volmaecktheydt van de kracht en sterckte. Soo dat sulck een kint wel in 't leven kan blijven, ende oudt werden, (siet Cujacium 4. rec Sentent. Iul. Paulli. 1. 9.) insonderheydt, gelijck Hippocrates dat bepaelt, het welck is van twee hondert en thien dagen, dat is van 't laetste van de sevende maent. Nu de oorsaeck waerom dat sommighe soo langh voor den tijdt komen, is sonder twijffel in de ghematigheydt van het zaet en bloet, waer aen de natuerlijcke sterckte en swackheydt hanght. Den tijdt van den arbeyt werdt oock alte met verhaest door de sterckte van de formatrice faculteyt of de fatsoenerende kracht daer by komende een wel gekoockte materie, de welcke de werckinghe van de geseyde kracht lichtelijck aenneemt, en haer met het behoorlijck fatsoen laet bekleeden. Maer alhoewel het kint van seven maenden van goede stoffe opgeleyt is, en van goede kracht voortkomt, soo is het evenwel wat slapper, om dat de formatie van al te haestighe beweginge gevolcht wert.

Een kint van acht maenden en blijft niet te lijf, seydt Hippocrates, om dat het twee stooten korts op malkander niet en kan verdragen. Want dewijl het kint op de sevende maent ghearbeydt heeft om uyt te komen, en daer over vermoeyt is, so kan het den arbeyt daer terstondt wederom op volghende niet wederstaen: maer om sulcx wel te konnen uytstaen, soo was van noode, dat het de achtste maent noch beslooten bleve, om middelertijdt sijn krachten te verhalen. Andere dies niet tegenstaende houden het daer voor, dat oock een kint van acht maenden wel somtijdts op kan komen. Want indien de breete van de menschelijcke ghematigheyt, en de verscheyden ghestaltenis der lichamen oorsaeck is dat sommige op de sevende maent, andere op de negende, eenige op de thiende voldragen werden: soo en isser naeulijcx een noodighe oorsaeck te vinden, dewelcke beletten soude, dat uyt haer selven of de natuere van 't zaet den tijdt van voldraghen en verlossen niet op de achtste maent somtijdts en soude vallen. Het schijnt oock datter naeulijcx een bondige reden by te brenghen is, waerom dat een kint op de achtste maent niet volkomen en voldragen soude sijn, ende wel ghebooren zijnde, niet op en soude komen, en oversulcks voor onwettigh ofte een misdracht soude gherekent werden. Want het gene datmen seydt, van de beweginge op de sevende maent, heeft groote-

[pagina 167]
[p. 167]

lijcks sijn bedencken, of het vast gaet, dat alle kinderen nootsakelijck op de sevende maent haer roeren om uyt te komen. Want alhoewel de kinderen op de sevende maent, haer eerste volkomentheyt ende beginsel van perfectie krijgen, soo en zijnse nochtans allegader niet soo volkomen, datse poghen gheboren te werden: maer die alleen dewelcke van krachtighe ghematigheyt, en sterck maecksel zijn, porren om op de sevende maent uyt te komen, te weten, die haestigh volmaeckt zijn, haestigh bewegen, en haer uytkomst haestigh vorderen, gelijck Avicenna schrijft Lib. 3. Fen. 21. tract. 2. cap. 1. In de rest en is geen waerschijnelijcke reden, waerom dat de vrucht soo vroegh soude soecken ghelost te zijn. Het en gaet mede niet zeker dat de bevruchte vrouwen stercker beweginge voelen op de sevende maent, als op andere. Ende indien het kint van die beweginghe soo seer verswackt op de sevende maent, dat het in geen gheheele maent sijn kracht en verscheppen, ende daerom op de achtste maent geboren zijnde niet te lijf en kan blijven, veel minder soude het 't leven konnen behouden, als het inde eyghen Maent gheboren werde. Daer beneffens en komt met de ervarentheydt niet wel over een, dat de Vrouwen meest op d' achtste maent qualijcker te pas zijn, als op de sevende, ofte negende. Schijnt derhalven datter uyt de natuere van de vrucht ende van de moeder, naeulijcks bondighe redenen konnen gegeven werden, om te bethoonen, dat een kint van acht maenden niet en soude konnen in 't leven blijven.

De wettighste tijdt om te verloffen is de negende maent, en sulcke kinderen leven gemeenlijck langh: en de natuerlijckste en gemeenste tijdt wert gehouden te zijn van den vijf-en-twintighsten dagh in de negende maent, tot den vijf-en-twintighsten in de thiende. Maer of dese tijdt noch verder uytgestreckt kan werden, en blijckt soo klaer niet Hippocrates steltergens den langhsten tijdt in de thiende maent, en op een ander plaets komt hy tot in de elfde, gelijck ook doet Aristoteles, 't welck van verscheyde met verscheyden exempelen bevestight wert, hier al te langh om te verhalen; ende is oock by eenighe Rechts-geleerden voor wettigh geoordeelt. Balduin. Revard. ende andere in Leg. 12. Tabb. P. Victorius 5. Var. Lect. 18. Plaut. Cistell.

 
Tum illa, quam compresserat,
 
Decimo post mense exacto hic peperit filiam.

Alhoewel dat de knoddige Doctor Rabelais daer mede spottende seyt, dat de jonge Weduwen twee maenden na haer Mans doodt, mogen met vryer herten spelen op sijn rekeningh. De Keyser lustinianus, en houdt een kint van elf maenden niet vooir wettigh, in Auth. de restit & ea quae parit. in 11. mense. cap. 2. fi. Maer sulcx als te wreedt zijnde, wert van den grooten Rechts-geleerden Andreas Alciatus mispresen, 3. Parad. 7. en uyt hem Menoch. 2. de arbit. judic. Cent. 1. Caes. 69. N. 50. Soo berispt oock Doctor Spiegel, Lib de formato foetu 7. Vlpianum, om dat hy L. intestato ff. de suis, & leg haered. Een kint dat thien maenden na sijn Vaders overlijden ghebooren is, uyt-sluyt van de Vaderlijcke erffenis, en hy brenght een exempel by van een Vrou die sesthien Maenden ghedragen hadde: gelijck Avicenna van veerthien, Plinius ende Cardanus van derthien, Augenius van twaelf maenden. In dese gelegentheydt moet onderscheydt ghemaeckt werden, wat de Natuere gemeenlijck werckt, en wat selden gheschiet. Ende op die manier heeft Hippocrates wel geseyt, dat de thiende maent den uytersten tijdt was om te verlossen, als den gemeensten ende natuerlijcksten, also de vrucht na de thiende maent nu groot zijnde, naeulijcks plaets en voedsel genoegh in de Lijf-moeder kan hebben. Al is 't dan dat niet alleen kinderen op de elfde maent, maer oock op de twaelfde, derthiende, veerthiende, vijfthiende, ende sesthiende, ghebooren, van de Medicijns en andere beschreven werden: so moeten wy sulcx nemen voor dinghen die heel selden ghebeuren, ofte oock dat de Vrouwen haer rekeningh qualijck gemaeckt hebben, ofte datter wat van Rabelais ofte Sint Annen onderloopt.

Wy sullen nu tot besluyt wat dieper ondersoecken de oorsaek van dese verscheydenheyt van 's menschen gheboorte. Vele leggen de selfde op de verscheyden gematigheydt en gestaltenis, daer by komende dat de andere Dieren een sekeren tijdt hebben datse ritsich werden, en dat na die tijdt de wijfkens schouwen de by-komste van de mannekens, daer de menschen desen bepaelden tijdt niet en hebben, ende de goede vrouwen, gelijck Doctor Ioubert seydt 3. des Erreurs populaires 2. soo vriendelijck ende gerieffelijck zijn, datse geen tijdt aen en sien; en niet en weygere als om welstaens wil; datse daer beneffens alderhande kost eeten, verscheyde veranderinghen door de beweginghe des ghemoets, inbeeldinghen onderworpen zijn. Maer Doctor Spiegel van Brussel, onlanghs Professor te Padua, meent dat dese oorsaken al te verre van den weg gaen, en brenght een ander by, die hy voor nader houdt, te weten, dat vrucht rijp en voldragen werdt op onsekere tijt, en dickwils op verscheyde maenden, na de faculteyt ofte kracht, die de selve regeert en onderhoudt, slapper oft stercker is. Welcke kracht slap ofte sterck is, ofte door haer selven, te weten uyt het zaet, waer in sy als in haren oorspronck vast is; ofte door toeval, te weten, by ghebreck van goet voedsel, waer door de beenderen niet versterckt en konnen werden, en de andere deelen niet wel en konnen toenemen, soo dat het kint op den rechten tijdt als het behoorde gebooren te werden, hem niet buygen, noch roeren en kan. Dit ghebreck van voedsel komt, ofte door foute van de Moeder, te weten, uyt sieckte, vasten, en diergelijcke, ofte door sieckte van de Vrucht, veroorsaeckt uyt quaet ofte te veel voedsel, dat het van de Moeder na ghenomen heeft. Want dat de kinderen oock in 's moeders lichaem verscheyde sieckten onderworpen zijn, blijckt niet alleen uyt de Schriften van de Ouden, maer oock uyt de Anatomie ofte ontledinge van haer lichaem, (Sylvius in Isag. Anat.) alzoo wy dan sien in ons die ghebooren zijn, dat het swacke lichaem dickwils weynigh, somtijdt niet met allen en groeyt, insonderheyt als het aen een lange quellingh gegaen heeft, ten zy het de krachten wederom versamelt: soo konnen wy lichtelijck bemercken, dat op de selfde maniere door eenige sieckte de rijpigheydt van de vrucht op ghehouden; en het voorkomen uyt de Lijf-moeder uytgestelt kan werden, ter tijdt toe dat het versterckt zijnde tot sijn volle perfectie gekomen is. Wy sien oock dat de gene, welkers lichamelijcke krachten stercker zijn, rasser volbracht, ende eerder ghebooren werden; en dat die op de sevende maent ter werelt komen, meest knechtjens zijn, selden meysjens,

[pagina 168]
[p. 168]

en de selvighe niet langh levende. Men siet oock in Appel, en andere Fruyt-boomen, dat niet alle vruchten, die op eene tijdt bloeyen, ghelijck rijp werden, ende af-vallen: maer eenighe, om datse niet wel ter Son, ofte seer op den Noorden-wint gestaen hebben, ofte door haghel ende nevel beschadight zijn, haer voedtsel niet wel na haer nemende ofte verteerende, langh na d'andere op de boomen blijven hangen, eer datse volkomen rijp werden. Waer uyt af te nemen is, dat de rassigheydt ofte de langhsaemheydt van het rijp werden, den arbeyt doet verhaesten ofte vertrecken; ende dat de oorsaeck van het uytkomen van de vrucht niet soo veel en is, sijn groote, noch ghebreck van voedtsel, ghelijck de Ouden gemeent hebben; maer de volmaecktheydt en rijpigheydt selve van de vrucht, dewelcke, insonderheyt ontrent de levent-makende en natuerlijcke deelen soodanigh zy, dat het in de werelt komende, door neus ende mondt sijnen aessem halen, ende zoch uyt's moeder borsten zuyghen konde. Wy sien dat vele Moeders dickwils kleyne kinderen baren, die nochtans daerna met de jaren seer opschisten; somtijts oock groote kinderen, en tweelinghen: ende na de verlossingh de tweelingen, de groote, ende de kleyne alleen met zoch uyt haer borsten voeden, niet een maent of twee, maer oock een gheheel jaer: het welcke niet en soude geschieden, indien de Vrou verloste, ofte het kint uyt-quam om de groote van sijn lichaem, ofte om ghebreck van voedtzel. Want dat bloet, 't welcke na de verlossinghe met soo grooten menichte na de Borsten loopt, konde het oock niet loopen na de Lijf-moeder, om de vrucht noch meer te voeden?

Vorders de gene, die de onsekerheydt van de verlossinghe stellen in den onsekeren tijt van het by-slapen, verscheydentheyt van Spijse, in beeldinghen, en alderhande bewegingen des ghemoets, zijn in haer ghevoelen gantschelijck bedrogen, om datse meenen dat de viervoetighe Dieren, die een ofte twee jongen werpen, als de Merrye, Ezelinne, Koe, Oliphant, op een sekeren tijdt verlossen, te weten, de Merrye op het eerste jaer, den Oliphant op het tweede, ende dat sulcx een bepaelden tijdt van haer gheboorte is: het welck de reden, ende de authoriteyt van de Schribenten bethoonen onwaerachtigh te wesen. Want de rassigheyt ofte langhzaemheydt van de geboorte, kan in dese Dieren om oorsake komen, hen met de menschen gemeen. Daerom al is 't, dat Absyrtus, een goet Vee- meester, schrijft, dat een Vullen elf maenden en thien daghen gedragen werdt, soo doeter nochtans Varro een maent by, en seyt, dat de gene, die later komen, meest onnut en onbequaem zijn. Alzo heeft Aristoteles, geschreven, dat den jonge Oliphant twee jaer gedragen wert, dan Strabo, Diodorus Siculus, en Arrianus, seggen van sesthien, ofte ten langhsten achtien maenden; andere als Plinius getuyght, van thien jaer.

Plautus Sticho:

 
Audivisaepe hoc dictum vulgò dicier,
 
Solere Elephantum gravidum perpetuos decem
 
Esse annos.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken