Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van de maniere van op-voedingh in de tweede en derde seven jaren.
Het IX. Capittel.

 
U Kint doet sijnen loop tot tweemael seven jaren,
 
En siet hier komt de geest sijn krachten openbaren:
 
Wel op nu, vader op, geleydt de frissche jeught
 
Tot kunst, en tot vernuft, en tot de ware deught.
 
Dit is de rechte bloem van al het vorder leven,
 
Ghy kondt nu aen de staet bequame steunsels geven:
 
Gaet oeffent haren geest en eygent haer verstant,
 
Ten dienste van de Kerck en van het vaderlant;
 
Maer wilt u gantsch bedrijf met reden overwegen,
 
En let waer toe het kint van eersten is genegen,
 
Doorgront sijn innigh hert, en waer het hene sweeft,
 
En wat het voor een drift in sijnen boesem heeft.
 
Wat desen wel bevalt dat doet den genen suchten,
 
Geen gront en ißer nut tot alderhande vruchten,
 
Hier wast het Kooren best, en ginder soeten wijn;
 
De Ieught dient aengeleydt na dat haer tochten zijn.
 
Geen dwanghen is bequaem ontrent de jonge sinnen:
 
Weest soet in u beleydt al watje wilt beginnen:
 
Hoe menigh geestigh kint is van de kunst geruckt,
 
Vermidts het in de school wert lijdigh onder druckt.
[pagina 181]
[p. 181]
 
Ee hoogh een edel hert en kan geen felle slagen,
 
En wil geen harde dwangh of stuere woorden dragen:
 
Wanneer een moedigh paert is geestich uyter aert,
 
Soo dient het vinnig spoor en sweep te zijn gespaert.

HEt kindt nu in sijn tweede seven jaer ghetreden zijnde, is noch werm van complexie ende gematigheydt in sulcken graet als het te voren was: maer zo vochtigh niet, alsoo alle Dieren van haer geboorte af allenskens droogher werden. Waerom oock de vochtigheyt van de spijse, daer wy hier voren afvermaent hebben, allencxkens een weynigh vermindert moet werden: even wel neerstigh toesiende, dat de natuerlijcke vochtigheydt, daer wy tot behoudenis van 't leven groote sorge voor te dragen hebben, door te veel drooghe spijze niet verteert, ofte al te seer verdrooght, en den wasdom daer door belet en wert. Om welcke oorsaeck mede de oeffeninghe van 't lichaem wat minder ende lichter dient te wezen, als de krachten wel souden konnen verdragen. Soo moet oock gelet werden, datze op dese tijdt niet te veel hippelen, en springen, geen Leden en krencken, of, ghelijck ick dickwils tot groot verdriet vande ouders gesien hebbe, in eenigh scheursel en vervallen.

Alsoo nu met de jaren het verstant mede begint te vermeerderen, soo salmen niet alleen letten om de kinderen ghesont en sterck van lichaem op te voeden, maer haer ziele soeckente verçieren met deughden, en goede manieren, op datse haer goede Ouders ghelijck, en daerna tot vreucht van deselve, ende tot dienste van haer Vaderlandt mogen geraken.

Om de Republijcke goede Borghers tegheven, is meest gelegen aen de opvoedinge der kinderen. Daerom seggen de vermaerde Wijsen, Lucurgus, Socrates, Plato, Xenophon ende Plutarchus, dat de verdorventheyt van de Republijcken, komt door onachtsaemheydt ende versuym van goede opvoedinge, ende dat de feylen die de jeucht ingheprent zijn, niet licht uytgewist en werden; gelijck in tegen deel, als de deught daer by tijdts wel wortelt, daerna vele goede vruchten voort-brengt.

Alle Ouders moeten dan vermaent wezen, dat, als haereen kint geboren wert, daer van wel mogen goede hoop hebben, dat het verstandigh en deughdelijck sal werden, indien sy het wel op-trecken ende onderwijsen, gelijck Quintilianus seydt. Want de wijl het voorde menschen soo natuerlijck is, de reden te ghebruycken, als voor alle de Voghels is het vliegen, soo moeten wy oock voor vast houden, dat, gelijker seer selden Vogels uytkomen, die on bequaem zijn om te vliegen, dat oock alsoo seer weynigh menschen gheboren werden, die, alsse goede opvoedingh hebben, onbequaem souden wesen tot het recht ghebruyck van de reden. Want al is't dat sommige kinderen in 't eerste loom, bot en plomp schijnen, soo werden evenwel vele swarigheden overwonnen, door lang en gestadigh onderhoudt van goede dingen, door goede exempelen en navolginge. Want, gelijck Aristoteles schrijft, 1. Met. alle menschen zijn van natueren ghenegen om te leeren. Derhalven dienen alle vrome Ouders wel sorgvuldigh te wesen, om hare kinders van jonghs op het beste in te scherpen. Want ghelijck het teere lichaem van de jonge kinderen, als hier voren in het 5 Capittelgheseydt is, indien het niet van beginsel wel geswachtelt en onderhouden wert, in verscheyde mismaecktheyt komt te vervallen: soo gaet het oock met het gemoedt; 't welck van beginsel niet wel gade geslagen zijnde, tot geen deught en kan gheraken. De kinderen die sonder snoeyen, gelijck de Wilde boomen, gehouden werden, brengen ghemeenlijck bittere vruchten voort. Want ghelijck Plato schrijft, in 't tweede Boeck van sijn Republijcke, wy zijn van natuere meer ghenegen tot de seylen, als tot de deughden. De baen tot de feylen is glat, ende daer komtmen lichtelijk toe, maer voor de deught, seyt hy, hebben de Goden het sweet ghestelt. Het selfde getuyght oock Aristoteles 1. magn. moral. 9. Ende reden gevende 6. Polit. waerom de Wet-gever niet en behoorde toe te laten, dat elck een na sijnen sin leefde, seydt, sulcks behoorlijck te zijn, om dat alle menschen de boosheyt aengeboren is. Dewijl dan in de kinderen de Reden, dewelcke is den toom van 't gene ons tot quade begeerlijckheyt lockt, noch geen kracht en heeft, maer dat haer gemoedt, ten aensien van de werkinge, weynigh verscheelt van het gemoedt der beesten, gelijck Aritoteles leert, in het achtste Boeck van de Historie der Dieren op het eerste Capittel: so is nootwendig datze ten eersten door een goedt leydtsman tot de deught geleyt, ende van de feylen afgeleydt werden. Wantgelijck Quintilianus seydt, wy zijn van natueren seer vast houdende, van 't gene wy in onse jonge jaren aen-ghenomen hebben: even ghelijck de koleur, daer de witte wol mede gheverwt is, niet en kan uytgewasschen werden. Ende ghelijck de Poët Horatius seyt in sijnen tweede Brief van 't eerste Boeck:

 
Een ton, of fles, of ander vat
 
Smaeckt veeltijdts na sijn eerste nat.

In dese opvoedingh en onderwijngh moetmen de kinderen niet al te naeu houden, maer haer d'oeffeninge van de kintsheydt toelaten, op dat wy niet en schijnen de nature te willen beschuldigen, (die de jonkheyt swack gelaten heeft) en met ontijdelijck zaet den onbereyden acker des verstants bederven. Laet haer vryelijck speelen, en het School meer gebruyeken tot veranderingh van spel, als tot tegenheydt: anders werden sy het leeren teghen, eerse weten wat leeren is. Ick hebber veel gekent, die om de hardigheydt van de Meesters, de Scholen en Studien verlaten hebben, daer over zy haer daerna, als over wreede beulen, altijdt beklaeghden. Ende die de Roovers ontloopen was, die hem gedreyght hadden op te hangen, gevraeght zijnde, met wat gemoedt hy de doodt verwacht hadde, antwoorde, ghelijck ick eertijdts een kint zijnde, de slagen van den meester. Daer beneffens soo verteert de geltadige vreese van de kinderen, haer natuerlijcke vochtigheydt, waer door haer lidmaten moeten groeyen ende rat werden. De Maegh en kan oock haer werck niet doen als het vuur optreckt tot hulp van d'onstelde herssenen; het bloedt en kan door 't lichaem niet verspreydt werden, maer werdt door de gestadige benautheydt onderdruckt. De veulens laten wy na haeren lust in de wey springen ende spelen, om haer aenkomende kracht niet voor den toom vervaert te maken. Dat wy in de beesten toelaten, sullen wy dat in ons kinderen niet doen? Met recht wort dan ghepresen d'Heer Christiaen Huygens, Secretaris des Raedts van Staten, die sijn kinderen al spelende ghe-

[pagina 182]
[p. 182]

leert heeft, waer van wy de vruchten noch onder andere sien in sijnen sone, de Heer Constantijn Huygens, Ridder, Heere van Zuylechem, Raet en Secretaris van sijn Hoogheydt, den Prince van Orangien. Het welck mede aengeroert werdt in 't vijfde Deel van 't Houwelijck.

 
Ick weet een achtbaer Man, die sonder eenich kijven,
 
Alleen uyt soete jock, sijn kinders leerde schrijven,
 
Hy gaf hem op de vloer daer sat hy in het zant,
 
En wees een A een B te stellen metter hant;
 
Alscheen het gantsch beslagh tot spel alleen te strecken,
 
So leerde doch de jeucht bequame letters trecken;
 
Siet! eer de schrijver wistwat schrijven was geseyt,
 
Soo wasser in de konst een vasten gront geleyt.
 
Dit pleegde dese vriend in veelderhande dingen;
 
En tot uytheemsche Tael, en om te leeren singen.
 
Siet wat een wijs beleydt! de jeught by hem geteelt
 
Heeft alle tijdt geleert, en niet-te-min gespeelt.

Men moet evenwel dese eerste jaren in geen onghebonden vryigheyt laten loopen. Laet haer altijdt ontsagh hebben, eerbiedingh tot haer Ouders, en niet verstaen wat zy doen mogen. Maer insonderheydt moet gelet werden, alsse yet sullen leeren, waer mede zy haer daerna souden moghen geneeren, op haer natuere en genegentheydt, en waer op haer sinnen meest loopen.

 
En om met goet beleydt hier dieper in te treden,
 
Soo proeft u jong gewas, en sijn genegentheden,
 
Hebt acht met alle vlijt, en dat van eersten aen,
 
Waer op de ziele speelt, en hoe de sinnen gaen.
 
Het is om niet gepoocht door ongetijdig kijven,
 
Een kint van goeden aert geduerigh aen te drijven;
 
Alwaer het innig hert is tegen aen gekant,
 
Dat wort te geener tijt de menschen in-geplant.
 
Wie is sijn leven oyt tot hoogen lof gekomen,
 
Die tegen sijn vernuft heeft saken aengenomen?
 
Wie heeft er oyt beroep ter eeren uytgestaen,
 
Die tegen sijnen aert heeft dingen onder gaen?

Men vint eenige verstanden die tot d'eene konst of wetenschap heel bequaem van natueren zijn, en deselve haest vatten: daer sy een ander met geen moeyten ofte arbeydt en sullen konnen leeren. Want daer en kan geen konste tot volmaecktheyt gebracht werden, sonder natuerlijcke genegentheydt van de ghene, diese leert. By aldien dat Cicero had moeten Versen maken, ende Ovidius Oratien, gheen van beyde zoude daer mede soo grooten naem verkreghen hebben. Soo seydt Hippocrates in sijn Wet, dat het verstant van de menschen de selfde proportie heeft met de wetenschappen, die de aerde heeft met het zaet. Want al is de aerde vruchtbaer, soo moetmense evenwel bouwen, en besien watse voor zaet best draeght: alsoo alle aerde niet bequaem en is om alderley zaet evenwel te dragen, sommige heeft liever Tarwe, andere Rogge, Garst, oft Haver. Maer de Lantman en siet niet alleen op dit onderscheyt: maer na dat hy d'aerde in goet Weder omgeploegt heeft, zo verwacht hy oock goeden tijdt om te zaeyen (also alle tijdt mede niet even bequaem is) en als het op-gekomen is en wel staet en wast, zo doet hy het wyen, op dat hy den verwachten Oegst mocht inbrenghen. Soo moetmen oock doen met de Jeucht, en alsmen gesien heeft haren sin en bequaemheydt, soo dientmense te doen leeren in haer eerste jaren, die de bequaemste daer toe zijn, gelijck Aristoteles seyt 30. Probl. 4. en oock om dat de konsten lang zijn, en ons leven kort, Hipp. 1. Aphor. 1. Evenwel en moetenen geen hoy over de balck eten, ende de kinderen al te veel opleggen. De gene die haer kinderen al te vroegh wijs willen hebben, sien dickwils dat het anders uytvalt. 't En is niet gelegen, om wel gedaen te werden, in 't veel eten, maer dat matelijck Spijse van binnen wel verteert wert. En gelijck gras ende kruyt (om de ghelijckenis van Plutarchus te ghebruycken) met matelijcke nattigheydt wascht, met te vele verdruckt werdt: also werdt oock de geest, door matelijcke arbeyt versterckt, ende door al te grooten overlast verswackt. De Italianen seggen wel, Chiva paiano, va lontano. Als oock de Poet Hesiodus:

 
Doet by een kjeentje dickmael wat,
 
Soo wortet noch een groote schat.

Men siet, seydt Barclaius 4. Sat. 1. dat de Verstanden, daer de krachten uytgeput zijn, zoo stil staen, dat de gene, die boven andere kinderen in wijsheydt uytstaken, daerna sonder mannelijck verstant half leuteren. De President Thaunus, in 't eerste Boek van sijn leven, berispende de Ouders, die haer kinderen al te vroegh geleert willen hebben, brenght het exempel by van Quintilianus, die sijn Soontjen van groote hoope door veel studeeren om den hals bracht.

Van het tweede seven jaer, tot den uytganck van het derde, seydt Galenus, is het tijdt om het gemoet te verçieren met alle gaven, die de wetenschap ende wijsheydt betreffen, en om het Lichaem tot sijn volle krachten en sterckte te brengen. Daerom zal oock een yegelijck op dese tijdt soodanighe maniere des levens aen vangen, als hy dencktv voortaen te onderhouden, en hem ghewennen tot sulcken oeffeninghe aen te nemen, en daer na den regel van spijs, dranck, en diergelijcke aen te stellen. Op een ander manier moet een die studeert, en sijn tijt meest met sitten ende stilligheydt overbrenght, hier in gaen, als een soldaet, en een die yet ter handt treckt, daer swaren arbeydt mede gemenght is. Want dese moeten op haer derde seven jaer meerder eten, ende haer ook tot sulcke spijse ghewennen, die veel en sterck voedsel maeckt: als mede met meerder oeffeninghe, haer lichamen sterken, op datse daerna bequaem souden sijn alderhande werck en arbeydt, als oock alderhande gestaltenis des luchts te verdragen. Maer andere, die stil op en nedergaen, is soo stercke oeffeninghe onbequaem, als oock soo veel ende grof voedtsel. Wat onder sodanige, de Studenten aengaet, die moeten in dese jaren sorge dragen, dat hare geesten en inwendighe sinnen altijt suyver en net zijn, om veel te konnen studeeren. Het welck zy verkrijgen sullen, alsse, so veel als 't moghelijck is, haer onthouden in een suyvere en klare lucht: en daer beneffens gebruycken geen grove ofte taeye spijse, en daer veel vuyligheydt van overschiet: maer sulcke, die suyver en goet bloedt kan maken. Want uyt soodanighe Lucht en bloedt werden oock

[pagina 183]
[p. 183]

suyvere en goede geesten ghemaeckt. Noch moeter gelet zijn, dat alle d' overtollige vuyligheydt op sijnen tijdt gelost werdt: also insonderheydt, die studeeren, daer aenghelegen is, dat haer lichaem van de onreynigheyt, die de werckingen des geests belet, gesuyvert zy. En haer staet oock voornamelijck te wachten, datse door ongetijdigh studeeren geen raeuwigheyt en vergaderen, en het lichaem slap en sieck maken; maer men moet de sinnen also oeffenen, dat oock het lichaem in sijn volle kracht gehouden wert, op dat het een bequame woon-plaetse mag blijven voor de ziele: Want als dat gebou begint te vallen, so lijdt den heelen schat der zielen groot gevaer. Maer also dese dinghen oock in de volgende jaren plaets hebben, so en behoeven wy van de selve hier niet breeder te spreken. Alleen suilen wy hier voor het leste by-voegen, datmen hem in dese tijt onthouden van byslapen, also het de natuerlijcke warmte ontijdelijck verslint, het lichaem verswackt, verkout, en verdroocht, ende den behoorlijcken wasdom belet: daer-beneffens door het aenlocken van de wel-lust de sinnen verdraeyt, ende hare werckinge verdooft, ende die ghebreken de volgende jaren mede-deelt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken