Epidemische en endemische ziekten
Inleiding
Ziekten die op zeker moment veel mensen tegelijk treffen, noemt Hippocrates de algemene. Ze zijn te verdelen in twee soorten: epidemische en endemische.
Epidemische of voortgaande ziekten, bij voorbeeld de pest, vinden hun oorsprong in een bepaald gebied en, nadat ze daar flink huisgehouden hebben, gaan ze verder naar andere landen. Het lijkt wel of ze met de wind overwaaien. Ze treffen als een lopend vuur eerst aangrenzende en vervolgens verder weg gelegen gebieden totdat ze uiteindelijk opgebrand zijn en geheel verdwijnen. Ze ontstaan grotendeels door kwade, vergiftigde lucht, maar ook door bedorven voedsel en een slechte manier van leven, zoals de Milanees Septalius bewezen heeft. De ervaring leert immers dat ook bij zuivere, heldere lucht de pest soms woedt, voornamelijk in belegerde, afgesloten steden waar in hongersnood van alles gegeten wordt om de razende buik, die volgens Homerus geen oren heeft om naar de rede te luisteren, tevreden te stellen. Het beleg van Leiden in 1574 is hiervan wel een erg droevig voorbeeld.
Endemische of inheemse ziekten komen ook voort uit oorzaken als lucht, water en voedsel en zijn dus ook algemeen, maar ze blijven gewoonlijk beperkt tot één gebied. Al verspreiden ze zich daarbinnen soms wel, ze sterven nooit uit zoals de epidemische. Van dit slag is de syfilis. Deze ‘Westindische pokken’ zijn door de Spanjaarden eerst naar hun eigen land gebracht en daarna in 1492, 1493, 1494, 1495 of 1496 - hierover verschilt men van mening - naar Napels, waar de Fransen oorlog voerden. De Italianen noemen syfilis ‘de Franse kwaal’, omdat de Fransen haar, op de terugweg na de strijd, over heel Italië verspreidden. Bij de Fransen echter heet ze ‘de Napolitaanse