Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst (1662)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst
Afbeelding van Het gulden cabinet van de edel vry schilderconstToon afbeelding van titelpagina van Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (18.79 MB)

ebook (22.55 MB)

XML (1.22 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/biografie
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het gulden cabinet van de edel vry schilderconst

(1662)–Cornelis de Bie–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 122]
[p. 122]

Aenmerckinghe op de doodt.
Die het eynde is van alle dinghen.

Nil aliud ac vmbra, atque flatus est homo.Ga naar margenoot+

 
ECce sumus pulnis, sumus ecce miserrima tellus
 
Et nostri fugiunt (vt levis aura) dies.
 
Solvimur vt nebulae, surgens & in aëra fumus
 
Ga naar margenoot+ Et veluti solui sola pruina solet
 
Carpimur vt stipulae rapido carpuntur ab jgne,
 
Nil nisi viuendo somnus & vmbra sumus.
 
Vnde jgitur fastus venit, vnde superbia nobis?
 
Quos fatum, praeter tot mala, triste rapit.
 
 
 
Quand au cercueil la Mort le Corps faict deualler,
 
Helas qu' est ce de Nous? si non vne fumée,
 
Vn ombre, ou vn fantosme esuanouy en l'air,
 
La vie humaine est courte & de peu de durée.
 
 
 
Ga naar margenoot+ Pallida mors aequo pulsat pede pauperum
 
Tabernas regum'que turres.
 
 
 
Als ick met rijp verstant eens neerstich gaen bemercken
 
Het leen vanden Mensch en al sijn ydel wercken,
 
Soo vinde ick anders niet als slechts een handt vol stof
 
T'geen met den wint vergaet, als blommen vanden hof.
 
Ist Paus oft Cardinael, sijn't Bisschops oft Prelaten,
 
Sijn 't Keysers, Coninghen, Princen en Potentaten,
 
Hertogh, Graef oft Baron, sijn't Oversten in strijt,
 
Ist edel oft onedel, de doot hen niet en mijt.
 
De doodt de schrale doodt compt voor Paleysen cloppen
 
En brenght de Princen om, sy mijdt geen edel coppen:
 
Sy viert geen Constenaers, hoe rijck oft hoogh gheleert,
 
Al wat eens leven creegh, wort vande doodt verteert.
[pagina 123]
[p. 123]
 
Het leven gaet voorby ghelijck de water stroomen,
 
Al wat het leven is, ghelijck ick by de droomen,
 
Ga naar margenoot+ Oft by een gulde handt die op den wijser staet
 
En wijst ons aen 't getal van elcke ur' die slaet.
 
Ga naar margenoot+ Soo gaet den tijdt voorby, den tijdt cant al vernielen;
 
Den tijt verslijtet al, de doodt cant al ontsielen:
 
Het gene dat bestaet int lichaems eygendom,
 
Is brooser als een glas en weecker als een blom.
 
Ga naar margenoot+ Een schaduw' eenen damp, segh ick, ist s'mensen leven,
 
Dat (als den dicken roock) is inde locht verheven,
 
En als een bobbel schoon in jemants ooghen schijnt
 
Die op een oogenblick vergaet en weer verdwijnt.
 
Hoe jeughdich, sterck en vroom, de doodt cant al verrassen,
 
Sy brenget al tot stof, tot wormen aes, en assen.
 
Ons erfdeel is de doodt, die niemant niet en spaert:
 
Ons eynde is wat stroy, een planck, een schupken aert.
 
Gaet jemant maer voorby daer menschen beenen leggen,
 
Ick vraegh' hem oft hy wel aen my sou connen segghen,
 
Wie daer van gheestelijck oft weerlijck is gheweest,
 
Was arm oft rijck van staet, was plomp oft cloeck van geest.
 
Daer jeders ooghen sijn van wormen uytghesoghen
 
Die nu sijn sonder ziel en sonder nachts vermoghen;
 
Daer leyt den Bedelaer by Coninck ende Prins,
 
Daer sietmen dat den mensch maer is een blaes vol wints.
 
Wat heeft het lichaem doch naer t'leven al ghewonnen,
 
Als haren webben draet van t'leven is volsponnen?
 
Niet als een duffe graf, en 't gen' de ziele wint,
 
Is vreught ofte groote pijn daermen geen eyndt en vint.
 
Waer dwaelt mijn los ghepeys met al des' buyten-sprongen
 
Hier dient een ander liedt met droeuer stem ghesonghen,
 
Wanneermen overleyt hoe menich Constenaer
 
De doodt op corten tijt ghetrocken heeft tot haer.
[pagina 124]
[p. 124]
 
Hoe menich cloeck verstant, maer-sedert vyftich jaren
 
En brocht de doodt niet om, t'gen' was in const eruaren
 
Eruaren in pinceel, int schilderen seer cloeck
 
De Const mirakel scheen die t'maelden op den doeck.
 
Van Oort die is vergaen en vande doodt doorschoten
 
De ooghen van Octaef en Blommaert sijn ghesloten,
 
Elshamer en Verhaeght, Rubbens, Snijers, van Dyck
 
Iansens en Nieuwelant verkeert in stof en slijck.
 
Adam de Keuster, die fray schilder was van nachten,
 
VVolfart, Steenwijck, Delmont, die quam de doodt vercrachten:
 
Is Peeters oock niet doodt! en Gaspar Ravesteyn?
 
Van Avont, Rombouts, en Van Balen, en Pepijn.
 
Iae noch veel ander meer te veel om hier te tellen
 
Het is te grooten hoop om hier in rijm te stellen.
 
Hun wercken leven noch die ons stets wijsen aen
 
Hoe menich cloeck vernuft is met den tijt vergaen.
 
Hoe menich wijs verstant als Mostaert ende Brouwer
 
VVouters, en VVilleborts, Honthorst, en VVillem Bouwer,
 
De VVael, Craesbeeck van Hoeck, VVildens, Cornelis Schut
 
Cnupfer, en Artvelt, sijn ghesmolten inden put.
 
VVaerop sal sich den mensch dan moghen vast betrouwen
 
VVaerop sal hy dan oock sijn hope moghen bouwen,
 
Als op den goeden Heer die t'al gheschapen heeft
 
Die al de wetenschap der Consten aen ons gheeft.
 
Leert dan ghedurichlijck al levende te steruen
 
Op dat ghy naer de doodt het leven eens mooght erven
 
En sien cont daer u hert soo menichmael om peyst
 
Sterft dan op dat ghy leeft als uwe ziel verrijst.
margenoot+
Sophoc.
margenoot+
Lamp.
margenoot+
Lib. 1. Od. 4.
margenoot+
a Vt Cuspis sic vita fluit dum stare videtur.
margenoot+
b Tempus edax rerum tu'que inuidiosa vetustas.
margenoot+
c Ons leven is als een schaduwe op der aerden. Psalm 102.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken