Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Is al vrouwenwerk. Refreinen (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen
Afbeelding van 't Is al vrouwenwerk. RefreinenToon afbeelding van titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.90 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Editeur

Herman Pleij



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Is al vrouwenwerk. Refreinen

(1994)–Anna Bijns–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 12]
[p. 12]

Ongebonden best, weeldig man zonder wijf

 
Gezellen en weduwnaars, beide jong en oud,
 
De vrijheid is beter dan zilver of goud.
 
Volgt Paulus' lere, ik en rade u niet el:
 
Blijft ongebonden; 't is geringe getrouwd,
 
Dat lange berouwt: wijs is hij die 't schouwt.
 
't Houwen is avontuurlijk, dit ziet men wel:
 
Krijgt een man een wijf, die kwaad is en fel,
 
Wederspannig, rebel,
 
Hij laat er zijn vel;
 
Op aarde geen armer martelare.
 
Peinst, jongers, die om huwen loopt zo snel:
 
't En es vrij geen spel,
 
Maar een eeuwig gekwel.
 
Die wil huwen, mag wel zijn in groten vare,
 
Want een kwaad wijf is zeker een kwade ware,
 
Een eerdse helle, een eeuwig gekijf.
 
Dus derf ik wel zeggen in 't openbare:
 
Ongebonden best, weeldig man zonder wijf.
 
 
 
Men mag enen man niet kwader vloeken
 
Dan met enen wijve. Die 't huwen zeer zoeken,
 
Zijn zotter dan zot, ik wil 't u betonen.
 
Die vrouwen en behoeven heensdaags geen doeken;
 
Ziet hoe zij verkloeken: zij dragen de broeken,
 
De mans moeten in de turfhoek wonen.
 
Dan preken zij 's daags wel zeven sermonen.
 
't En mag u niet schonen,
 
Gij manspersonen:
 
Gij weet of ik liege, die 't somtijds proeft.
 
Geeft haar enen slag, zij en zal u niet honen
 
Maar dubbel lonen,
 
Met stoelen kronen.
[pagina 13]
[p. 13]
 
Gij moet 't al bezorgen, dat in huis behoeft,
 
Of gij wordt begrezen en kwalijk getoefd.
 
Gij jonge gezellen, wat hebdij in uw lijf,
 
Dat gij u gaat bedroeven, eer u God bedroeft!
 
Ongebonden best, weeldig man zonder wijf.
 
 
 
Gaat een man somtijds een kanneken drinken,
 
's Avonds is er de simme, dit 's goed om dinken;
 
Dan zeit ze met enen grammen aanschijne:
 
Vuil dronkaard, vol vat, hoe komdij hier stinken!
 
Gieten en schinken, 't glaasken klinken,
 
Dit is uw ambacht, dus verteerdij d'mijne;
 
Ik drinke krank bier, gij gaat te wijne.
 
Dit 's haar doctrijne
 
Achter de gardijne.
 
Dan roept ze: staat oppe, gaat winnen uw brood;
 
Ik sliepe zo lief met enen zwijne
 
Als met den kokijne.
 
Dit 's zijn medicijne;
 
Hem diende veel beter een kandeelken in 't hood.
 
Horen 't de liên, de man werdt van schaamten rood.
 
Dan peinst hij: ailacen! arm, onzalig katijf,
 
Wat dede ik gehuwd, ik waar beter dood!
 
Ongebonden best, weeldig man zonder wijf.
 
 
 
Mocht zulk man van den wijve zijn verlost,
 
Hij zoude te Rome, al zoude hij te post
 
Alle dagen geven twee gouden dukaten:
 
't En es niet om zeggen, wat een wijf al kost!
 
Gevoederd, gevost, frisselijk gedost,
 
Willen zij gaan pronken langs der straten.
 
Wil 's de man niet geven, zij zullen hem haten
 
Als balling verwaten;
 
Hij en derf 's niet laten.
[pagina 14]
[p. 14]
 
Dan moeten zij hebben enen slependen koers,
 
Paternosters, riemen met guldenen platen,
 
Groot boven maten.
 
Dan gaan zij blaten
 
Met gefronsten halsdoeken, lampers of floers,
 
Daar de borstkens doorschijnen, recht op zijn hoers,
 
Geluwe, dunne doeken, gestijfd wel stijf.
 
Zeggen de mans hiertegen, zo heten 't boers.
 
Ongebonden best, weeldig man zonder wijf.
 
 
 
Prinse, de vrouwkens zijn gaarne proper en mooi;
 
Rustig op zijn hoofs, na den nieuwen tooi
 
Moeten de habijten gemaakt, gesneden zijn.
 
Hoe zuur dat den man wordt, zij achten 't niet een hooi.
 
Al zouden zij te Walem gaan tappen rooi,
 
Zij zouden wel willen in alle steden zijn.
 
Ter kermessen, ter feesten moet gereden zijn;
 
Dus wilt als heden zijn,
 
Het moet geleden zijn.
 
't Waar van node, dat zij alle nieuwigheid zagen.
 
d'Wijf wil ook van den man altijd gebeden zijn.
 
Moet zij beneden zijn,
 
Zij zal t'onvreden zijn.
 
Zij vechten om d'meesterschap ook met vlagen.
 
Spreekt de man een haastig woord, zij loopt klagen
 
Tot haren commeren: dit 's der vrouwen bedrijf.
 
Dus zeg ik nog eens, wien 't mag mishagen:
 
Ongebonden best, weeldig man zonder wijf.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken