Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Is al vrouwenwerk. Refreinen (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen
Afbeelding van 't Is al vrouwenwerk. RefreinenToon afbeelding van titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.90 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Editeur

Herman Pleij



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Is al vrouwenwerk. Refreinen

(1994)–Anna Bijns–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen

 
Een vertwijfeld ketter, arger dan een Jode,
 
Verloochend monk, recht Antichrists bode,
 
En alle 't volksken van zijnder partijen
 
Verleiden de mensen in spijte van Gode.
 
't Waar wel van node, dat men ze vlode
 
Als draken, serpenten, venijnige prijen.
 
Zij brengen doctoors in theologijen
 
Tot ketterijen,
[pagina 42]
[p. 42]
 
Venijniger dan ooit basiliscus-hanen,
 
Zij verstaan schrifture na haar fantasijen.
 
Kloosters en abdijen
 
Bederven deze boze Lutheranen.
 
Als heidenen, Turken en soudanen
 
Breken zij beelden in kerken, in kapellen.
 
Hoe zal ik ze best noemen na mijn wanen?
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Het helse serpent zijn venijn uitspoog,
 
Waardore hij ons ouders te valle toog.
 
Eet van der vrucht, sprak hij, gij zult God gelijken,
 
Goed en kwaad weten, merkt hoe hij ze bedroog:
 
Gij en zult niet sterven; de duivel loog.
 
Dus doen ook zijn dienaars in alle wijken.
 
Zij trekken 't volk met lozen praktijken,
 
Zo men ziet blijken;
 
Zij spreken vrijheid, daar de mensen na haken,
 
Het honing zij om den mond al strijken.
 
Den armen, den rijken
 
Ontraden zij vasten, bidden en waken;
 
Zij prijzen gemak, scherpheid zij laken.
 
Hierover brengen zij veel zielen ter hellen.
 
Ik zeg 't u al t'zamen, wilt de waarheid smaken:
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Gelijk Christus zijn discipelen uitzand,
 
Zo zendt ook de zijne de helse vijand,
 
Die hem wel stoutelijk derven vermeten
 
Schrifture uut te leggen na haar verstand,
 
Discoord verwekkende over alle d'land,
 
Als schurfte schapen, van der kerken gespleten,
 
Ongeleerde buffels, die niet en weten
 
Griekse poëten,
[pagina 43]
[p. 43]
 
Uitgelopen monken, verkeerde van zinnen,
 
Wacht u, wilt Christus' woord niet vergeten:
 
't Zijn valse profeten,
 
Al schijnen 't schapen, 't zijn wolven van binnen;
 
Aan haar vruchten zult gij ze kinnen,
 
Als bokken, niet als schapen zal men ze tellen.
 
Weer Lutheranen of Lutherinnen,
 
't zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Zij liegen leugenen, zij schrijven brieven,
 
Zij stelen naam en fame, arger dan dieven,
 
Zij waren ook weerdich meerder pijne.
 
Haren helsen vadere zij gelieven,
 
Geestelijk en weerlijk gerieven.
 
Het is hen alleleens, weer monk of begijne,
 
Zij bieden elken van haren venijne,
 
In goeden schijne
 
Strooien zij haar valse, verdoemde boeken.
 
't Zijn aardse nikkers, ik blijve bij d'mijne.
 
Een volle dozijne
 
Mutsaarden aan den aars, ik en wil ze niet vloeken.
 
Men spaart ze te zere, dit doet ze verkloeken.
 
De vos en de wolf zijn goede gezellen.
 
Zij roepen den geest, maar 't is 't vlees dat zij zoeken,
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Haar ketterlijke boeken doen zij prenten
 
En schenken ze weg als grote presenten,
 
Omdat ze 't venijn wel zouden verbreiden.
 
Hoort wat ze nog doen, dees valse serpenten;
 
Zij gaan in kloosters met haren argumenten
 
De geestelijke maagden smeken en vleiden:
 
Wat zit gij hier gesloten, wilt van hier scheiden,
 
En gaat u vermeiden;
[pagina 44]
[p. 44]
 
Wast en vermenigvuldigt, het zijn Gods woorden,
 
Wilt dit vervullen, ras zonder beiden.
 
Elk mocht wel schreiden,
 
Dat zij de zielen dus deerlijk vermoorden;
 
In d'oosten, in d'westen, zuiden en noorden,
 
Alomme zij 't in 't verwarde stellen.
 
Ik durf wel zeggen, al waar 't dat zij 't hoorden:
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Dan komen de wijfs, nooit erger maren,
 
Klappen en kouten als grote caren,
 
Biechtvaders, predikanten en doctoren
 
Geveinsdelijk, of 't devote hartkens waren.
 
Hiermede is er vele kwalijk gevaren.
 
Die hem sprake houden, acht ik half verloren,
 
Zij zullen der bij argeren, al hadden zij 't gezworen;
 
Elk hoedt er hem voren.
 
De vrouwen zijn subtijl, bedrieglijk van zeden.
 
Salomon, de wijste onder de zonne geboren,
 
Van God verkoren,
 
Deden hem de vrouwen niet afgoden aanbeden?
 
Men vindt valser dan die op den dag van heden.
 
Geleerde, wilt doch dit versken wel spellen,
 
Schuwt zulke serpenten, wildij leven in vreden,
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Al zijn 't jonkvrouwen met staarten of cadetten,
 
Gaat er niet mee omme, 't zijn 's vijands netten.
 
Een bescheten koe wil der vele beschijten.
 
Hoort hoe ze blasfemeren in haar banketten,
 
Met ander liên gebreken haar tanden wetten.
 
Eens iegelijks misval zullen zij verwijten,
 
Die deugd doen heten zij hypocrijten,
 
Haar lippen zij bijten,
[pagina 45]
[p. 45]
 
Als iemand durft tegen haar dwalinge spreken,
 
Ziet hoe ze hen in broerlijke liefde kwijten:
 
Zij stoten, zij smijten
 
Degene die hem de waarheid preken.
 
Waar 't in haarder macht, zij zouden hem wreken
 
En werpen terneder kloosters en cellen.
 
't Heten Christenmensen, maar waar 't wel bekeken,
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.
 
 
 
Prinsen en prinsessen, als u d'Luthers gespuis
 
Wilt genaken, maakt geringe een kruis,
 
Geeft hem geen gelove, haar fundament is wak.
 
Wilt er niet mee eten, gaat niet in haar huis,
 
Want Gods ere achten zij min dan een gruis.
 
Op vasten, op biechten hebben zij den hak,
 
Zij eten, als 't hen lust, en vullen haren zak,
 
Als 't varken aan den bak,
 
Zij slokken 's vrijdaags vlees, al waren 't honden.
 
Aan papen, aan monken weten zij een lak,
 
Zij en zien niet, wat pak
 
Zij hebben op haren hals gebonden;
 
Leugenachtig spreken zij met twee monden,
 
Men zoude haar bedrog niet meten met ellen.
 
Al dat zij zoeken, is vrijheid in zonden.
 
't Zijn aardse duivels, die de mensen kwellen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken