Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Is al vrouwenwerk. Refreinen (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen
Afbeelding van 't Is al vrouwenwerk. RefreinenToon afbeelding van titelpagina van 't Is al vrouwenwerk. Refreinen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.57 MB)

Scans (4.90 MB)

ebook (2.94 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Editeur

Herman Pleij



Genre

poëzie

Subgenre

refreinen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Is al vrouwenwerk. Refreinen

(1994)–Anna Bijns–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een heb ik verkoren, ik en zal 's niet laten

 
Een minlijk liefken als principale
 
Heeft mijn herte doorwond met der minnen strale;
 
Zij heeft mijn zinnen onttogen altemale
 
Door haar eerbaar wezen.
 
D'oogskens blinken, al waren ze van kristale,
 
En d'mondeken is rood gelijk den korale,
 
Daar ik in mijn kwale medicijne aan hale:
 
Het kan mij genezen.
 
Ik en acht niet van wien ik worde begrezen.
 
Mijn liefken wordt altijd van mij geprezen,
 
Want zij ees 't weerd;
 
Uit duizenden heb ik haar uitgelezen.
[pagina 64]
[p. 64]
 
Door haar derven krimpen adren en pezen,
 
Mijn bloed wordt verteerd.
 
Haar presentie mijn herte altijd begeert,
 
Het derven mij deert zeer bovenmaten.
 
Mijn wonden zijn met haren troost besmeerd.
 
Dus al zouden mij al mijn vrienden haten:
 
Een heb ik verkoren, ik en zal 's niet laten.
 
 
 
Een heb ik verkoren, dat moet ik belijden,
 
Haar en zal ik niet ontgaan of ontrijden.
 
Al zoud' ik mijzelven daar dood om strijden,
 
Ik en zal niet wijken.
 
Zonder haar en mag ik mij niet verblijden,
 
Bij haar stel ik alle droefheid bezijden.
 
Ik en kan 's mij vermijden tot genen tijden,
 
Want gunste moet blijken.
 
Op eerde en weet ik zo schonen, zo rijken,
 
Daar ik mijn liefken bij zou willen gelijken:
 
Zij en is niet om verzoeten.
 
Met haar zoud' ik uit den lande gaan strijken
 
Van vrienden, van magen, zonder ommekijken,
 
Op mijn blote voeten,
 
Niet achtende wat vrezen mij mocht ontmoeten.
 
Ik zoude doorwroeten holen en gaten,
 
Om bij haar te zijne; dus wil ik ze groeten:
 
O mondeken zoet, als appelkens van granaten.
 
Een heb ik verkoren, ik en zal 's niet laten.
 
 
 
Tfij hem die zijn liefde alomme verstrooit.
 
Zulken minnaars zijn van trouwen berooid,
 
Geveinsd van harten, dubbel en geplooid.
 
Ik durf 't wel schrijven,
 
Haar liefde smelt als sneeuw, die de zonne dooit.
 
Al is 't dat zulk zijn liefken de oren klooit,
[pagina 65]
[p. 65]
 
Als mer d'wijnken pooit en 't borseken vlooit
 
Van den ronden schrijven,
 
't Is liefde van putiers en lichte wijven;
 
Als mer niet meer en mag tellen met vijven,
 
Zij bezwijken ter nood.
 
Maar al zou men mij uit mijnen goede drijven,
 
Ik zal mijn liefken getrouwe blijven,
 
Haar eigen tot der dood.
 
En al waar 't dat mij iemand voor mijn liefken bood
 
Van goude rood honderdduzend dukaten,
 
Ik ging liever met haar al mijn dage om brood
 
Een heb ik verkoren, ik en zal 's niet laten.
 
 
 
Daar en mag maar ene in 't herte certein,
 
Die 't bewaart en regeert als kastelein;
 
Dat is mijn liefken, nooit edelder grein,
 
Vol zuiverheden.
 
Ik en kan ze niet volprijzen in een referein.
 
Die haar blameerde waar wel een dein,
 
Want onder groot of klein, in bos of op plein,
 
Boven of beneden,
 
En mag geen beter de eerde betreden.
 
Zij is stichtig, manierlijk, vol goeder zeden,
 
Subtijl van verstande.
 
Waar had ik mijn liefde bet mogen besteden?
 
Ook is zij fris, volmaakt van allen leden
 
En goederhande.
 
Om haar stelde ik al d'mijne te pande.
 
Dus 't en es geen schande, elk wil 't wel vaten,
 
Dat ik in haarder reinder liefden brande.
 
Want al mocht mij al de wereld baten,
 
Een heb ik verkoren, ik en zal 's niet laten.
[pagina 66]
[p. 66]
 
Prinsesse, dit wil ik u uut jonsten schinken.
 
Schinken zoud' ik u mijn bloed, waar 't wijn om drinken;
 
Drinken zoudij 't, liefken; wilt op mij dinken,
 
Dinken, niet vergeten.
 
Vergeten is druk door uw vriendelijk winken.
 
Winken kundij mij in 't nette gelijk de vinken,
 
Vinken, die kwinken. Uw woorden zoeter klinken,
 
Klinken onversleten.
 
Onversleten blijft de liefde, die mij heeft bezeten.
 
Bezeten hebdij 't herte, ik laat 't u weten,
 
Weten; het is u open.
 
Open ontdekke ik u al mijn secreten.
 
Secretentroost is zeer zoet in 't eten,
 
Eten met hopen,
 
Hopen; ik ben ook in uw herte gekropen,
 
Gekropen, gesloten, lief. Zuldij mij verwaten?
 
Verwaten waar ik, kwaam mij ontrouwe nopen;
 
Nopen laat mij troost, lief, uit caritaten.
 
Een heb ik verkoren, ik en zal 's niet laten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken