Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap
Afbeelding van De GemeenschapToon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.63 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/biografie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap

(1986)–Theo Bijvoet, S.A.J. van Faassen, Kees Nieuwenhuijzen, Harry Scholten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 91]
[p. 91]

Jaargang 17, 1941

Redactie: Louis de Bourbon, Antoon Coolen, Anton van Duinkerken, Jan Engelman, Marnix Gijsen, Jan Vercammen en C. Vos.
Redactiesecretariaat: Laurillardlaan 30, Bilthoven.



illustratie
Brief van De Gemeenschap aan Pierre Kemp, 23 april 1941 (Pierre Kempstichting, Maastricht).


Zonder een mededeling van welke aard dan ook houdt De Gemeenschap na het 9e nummer van de 17e jaargang (september) op met te bestaan. Deze laatste jaargang wordt gekenmerkt door een zich afzijdig houden van de oorlogsactualiteit. Slechts een enkele maal weet de oorlogsrealiteit door te dringen in De Gemeenschap, b.v. in de bespreking van Wies Moens' Oorlogsdagboek door Ch. André Leffens (pseudoniem van Anton van Duinkerken) die opmerkt: ‘Wij houden te veel van Wies Moens om hem zoo klein te kunnen zien als hij zich hier vertoont. Maar wij zijn verplicht te zeggen, dat dit moeilijk kleiner had kunnen zijn. Immers het toppunt van kleinmoedigheid is wel, dat men, terwijl alom op leven en dood wordt gevochten, alleen eigen belangetjes behartigt en, als een droog renteniertje, probeert, hoeveel baat men uit vroegere ergernissen kan trekken. Met zulk een ziel wint men geen oorlog!’ (afl. 5, mei 1941). Het oorlogsrumoer van de meidagen van 1940 valt te beluisteren in het gedicht Een meische morgen van Mathias Kemp dat hij aan de januariaflevering bijdraagt: ‘er waart geknetter over de Peel,/het bonkt over Maas en Demer.’



illustratie
L.J.M. Feber, eind 30er jaren.


De blik is vooral gericht op God en het Schone: ‘Alle tijden hebben er oorlogen gewoed, maar de schoonheid bloeide, herrees uit de puinhoopen, want zij was eeuwig,’ schrijft Ad.J. Odijk in zijn Impromptu (januari), en in het juli-augustusnummer dicht Anton van Duinkerken in Sinte Birgitta's boodschap: ‘Geen vrede, die de wereld geeft,/Is vrede voor het hart in pijn,/Want al wie op de wereld leeft/En bitter worstelt om zijn lot/Moet duizendmaal ontgoocheld zijn,/Dan vindt hij éénmaal God.’



illustratie
Tekening door Constant Nieuwenhuys in de februari-aflevering.


L.J.M. Feber bepleit in het maartnummer De terugkeer ‘van den Europeeschen mensch naar God, naar het leven in waarheid en waarachtigheid [...]’. Men ‘zal de nieuwe wereld niet winnen, tenzij het den zin van zijn rampspoed verstaat en alle beproevingen berouwvol aanvaardt.’



illustratie
Typescript van Mathias Kemps Een meische morgen.


Er verschijnt in deze laatste jaargang een aantal bijdragen over staats- en maatschappij-inrichting. Zij laten herhaaldelijk kritiek horen op de parlementaire democratie, en in enkele gevallen zelfs een positieve reactie op ‘nieuwe omstandigheden’. Wel dient daarbij te worden opgemerkt dat deze beschouwingen niet afkomstig zijn van redactieleden, maar van medewerkers. In zijn hierboven al geciteerde bijdrage De terug-

[pagina 92]
[p. 92]

keer in de maartaflevering schrijft L.J.M. Feber: ‘Het Europeesche type van na de Fransche Revolutie is zelfs zeer stellig overtuigd geweest een staatsstructuur te hebben gevonden, die onder alle omstandigheden doeltreffend zou functioneeren en zou stand houden boven alle veranderingen, die zich ooit in de samenleving mochten voltrekken. Het meende in het democratisch parlementarisme een volkomenheid te hebben bereikt, het voldongen besluit van den staatkundigen ontwikkelingsgang der menschheid. Het was geneigd aan de democratie en aan het parlementarisme een volstrekte waarde toe te kennen, ofschoon deze hun van nature en bij definitie vreemd is. De democratie werd echter tot een treurtooneel van schijn-en-wezen; zij vernietigde zichzelf. Zij ontaardde in een dwingelandij van de meerderheid, in een suprematie van het aantal boven den geest. Onder voorgeven van de publieke zaak te behartigen en de samenleving te bestieren, slaagde zij er niet in de dictatuur van de geldmacht te keeren of zelfs maar te breidelen. Verstrikt in het spel der parlementaire crisissen, stond zij machteloos tegenover de crisis der menschheid. Met den dag werd het duidelijker, dat de samenleving niet te redden en te ordenen is dan op den grondslag van een radicaal beginsel, radicaal doorgevoerd volgens de lijn eener leidende gedachte. De parlementaire democratie echter doorkruiste en vertroebelde ieder princiep en ieder plan van reconstructie met haar praktijk van den grootsten gemeenen deeler der meeningen; zij sloeg de scheppensvaardigste krachten met onvruchtbaarheid. Totdat in den Europeeschen mensch, bij het losbreken van het noodtij, de natuur het won van de leer en hij zijn vertrouwen in de democratie opzegde.’ M. Bruna staat in Het weerbarstig leven zelfs niet geheel afwijzend tegenover ‘nieuwe inzichten’ van fascistische en nationaal-socialistische herkomst: ‘Ook thans worden vele nieuwe inzichten, waaronder uiterst waardevolle, allerwegen luide beleden en gepropageerd. Een der belangrijkste hieronder is zeker dit, dat de liberale, plutocratische ordening der samenleving definitief door een betere dient te worden vervangen; en men kan slechts God danken omdat wij leven in een periode, die zulk een evolutie mag aanschouwen. Een ander “nieuw inzicht” is dat omtrent de groote waarde van het nationale, volkseigene of “volksche” op velerlei gebied.’ (afl. 2, februari).

Ook P.C. begroet de nieuwe ontwikkelingen met instemming: ‘Het menschentype ondergaat inderdaad een groote verandering, zoowel in moreelen alsook in physieken zin. De mensch van de 20ste eeuw heeft niet alleen een anderen geest, een andere mentaliteit, maar ook een ander uiterlijk dan de mensch van de 19de eeuw en zijn voorvaderen. Hij heeft zich losgemaakt van het individualisme, is antiburgerlijk geworden in merg en been. De burgerlijke moraal met haar conventies, haar compromiszucht, haar rest van hoofschheid en dikwijls

illustratie

[pagina 93]
[p. 93]


illustratie
Brief van Anton van Duinkerken aan Gabriël Smit in diens hoedanigheid als redacteur van uitgeverij Het Spectrum, 15 december 1941 (Katholiek Documentatie Centrum, Nijmegen).


ook van huichelarij, heeft hij vergeten. De opvoeding, die hij wil, is een andere dan voorheen. Van het onderwijs verwacht hij niet veel meer dan wat hij voor het practisch leven gebruiken kan, een soort uitrusting voor den levensstrijd. Hij is afkeerig van intellectualisme, dien “knagenden worm van het Europeesche lichaam”, afkeerig ook van afgetrokken begrippen, redeneeringen en discussies, hij wil handelen en leven. In plaats van aan intellectueele vorming besteedt hij een ruim deel van zijn tijd aan lichamelijke opvoeding en sport, want hij wil lichamelijk sterk en weerbaar zijn. Hij is een rauwe, harde mensch, die aan het individueele leven weinig waarde toekent, zoowel aan dat van hemzelf als aan dat van anderen.’ (De rol van het religieuze in verleden en heden, afl. 2, februari). P.C. constateert met vreugde tekenen die wijzen op een nieuw tijdperk verwant aan de Middeleeuwen. Dit tijdperk is ook onderwerp van beschouwing in L.J.M. Febers tweede bijdrage in deze jaargang, getiteld Glorie der Middeleeuwen, (afl. 7-8, juli-augustus), waarin hij een terugkeer en reconstructie bepleit van een samenleving vanuit roomskatholieke beginselen, naar middeleeuws model. Hiermee grijpt hij terug op de oorspronkelijke ondertitel van het tijdschrift. De redactie en het Stichtingsbestuur zullen nog tot in 1942 de belangen van uitgeverij De Gemeenschap, die inmiddels onder directie van A.H. Bloemsma en P.H. Bogaard - de oprichters van Het Spectrum - was gekomen, blijven behartigen.

illustratie
Brief van C. Vos aan Jan Vercammen, 4 november 1941 (Stichting Jan Vercammen, Brugge).




illustratie
Omslag van de laatste aflevering met een houtsnede door N. Degouy.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • over [tijdschrift] Gemeenschap, De

  • over Jan Engelman

  • over Albert Kuyle

  • over Anton van Duinkerken

  • over Marnix Gijsen

  • over Louis de Bourbon

  • over Henk Kuitenbrouwer

  • over Jan Vercammen

  • over Chris de Graaff

  • over A.J.D. van Oosten

  • over Antoon Coolen

  • over Ursy M. Lichtveld

  • over C.J. Vos