Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
Afbeelding van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.93 MB)

Scans (4.98 MB)

XML (0.93 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Elvire.Ga naar voetnoot*

 
Het aaklig uur van middernacht
 
Kwam over de aard verschijnen:
 
De Noorderwind blies gruwzaam koud:
 
Het maanlicht raakte aan 't kwijnen:
 
't Ontroerde meir rees bergen hoog,
 
En stuifde tot den Hemel:
 
't Gestarnte blonk door neevlig zwart,
 
Met flikkerend gewemel:
 
 
 
Wanneer Elvire, droef te moê,
 
Langs 't eenzaam strand ging zwerven,
 
Waar ze onlangs haren dierbren Gâ
 
Zag aan haar borst besterven:
 
Ach! toen hy daar by d' afscheidsgroet
 
Haar in zijne armen knelde,
 
't Was, of een aaklig voorgevoel
 
Het wreedste lot voorspelde!
 
 
 
Zy denkt dat treurig afscheid na,
 
En voelt haar boezem beven: -
 
Zy buigt haar kniën in het zand,
 
En bidt voor Edwins leven.
 
Zy staroogt op het golvend ruim;
 
't Scheen de afgrond voor heur oogen.
 
Een raaf, het voorspook van een lijk,
 
Kwam af- en aangevlogen!
[pagina 104]
[p. 104]
 
Zy droeg een klein, beminlijk Wicht,
 
Het pand van Echte weelde,
 
Dat tusschen haar gemaal en zich
 
Haar teder hart verdeelde:
 
Maar thands, in de onrust van haar ziel,
 
Van doodlijke angst bevangen,
 
Bemerkt ze zelfs de lachjens niet
 
Op 's jongskens donzen wangen.
 
 
 
Zy zucht, en de onbetembre zee
 
Bruischt over dijk en klippen:
 
Zy weent, en 't gantsch Natuurgestel
 
Schijnt aan zijn band te ontglippen!
 
De stormwind giert, de donder kraakt,
 
De starren zijn verdwenen;
 
De rosse bliksem breekt alleen
 
Door 't tastbre duister henen.
 
 
 
Wat mengelt zich voor nieuw geluid
 
Aan 't slaan van golf en winden?
 
'Een noodschoot van een verre kiel,
 
Die wind en golf verslinden.
 
Een tweede galmt op 't strand weêrom,
 
En dondert in heur ooren;
 
‘Ach (roept ze, en zijgt op d' oever neêr)!
 
Mijn Edwin is verloren.’
 
 
 
Nu heeft haar borst geen ademtocht,
 
Geen traantjen laaft hare oogen;
 
De schrik des doods heeft mond en kaak
 
Met loodverf overtoogen!
 
Helaas! wat is de stormwind koud,
 
Hoe kil de regendroppen!
 
Een murmlend zuchtjen treft haar oor,
 
En doet haar hart weêr kloppen.
[pagina 105]
[p. 105]
 
‘Lief knaapjen (roept zy tot het Wicht
 
Dat ze aan haar boezem drukte),
 
Ach, dat de dood, en u, en my,
 
Ons gruwzaam lot ontrukte!
 
Lief knaapjen (sprak zy, daar zy 't Wicht
 
Met koude lippen kuste),
 
Ach, dat ge in mijnen arm in 't graf
 
By uwen Vader rustte!’
 
 
 
Nu drukt zy 't teder knaapj' aan 't hart,
 
Helaas! hoe koud die boezem! -
 
Ach, stoofde ooit kille hagelsteen
 
Een pas ontloken bloezem! -
 
Nu ziet zy by een flaauwen straal
 
Die door een wolk kwam breken,
 
Hoe 't minlijk Wicht zijne oogjens sluit,
 
Op haren arm bezweken.
 
 
 
‘Slaap zacht, mijn Engel, slaap gerust
 
Tot dat de morgen glore.
 
Ach (roept ze) dat de ontzetbre wind
 
Mijns kindjens slaap niet stoore!’ -
 
Misleide, teedre Moeder! - neen,
 
Hem zal geen stormwind wekken;
 
Bespeurdet ge ooit in 't sluimrend Wicht
 
Die sombre doodsche trekken?
 
 
 
Nu speurt ze in 't kind geen adem meer;
 
Voelt al haar leden beven;
 
Dan twijflend staart ze op 't bleek gelaat. -
 
Hy heeft den geest gegeven!
 
Geen bliksemschicht die ooit zoo trof,
 
Als dit haar schrikkend harte!
 
Haar bloed verstijft, zy zwijmt; maar ach!
 
Herleeft voor gruwbrer smarte.
[pagina 106]
[p. 106]
 
Zy laat het oog, 't wanhopig oog,
 
Rondom haar henen dwalen;
 
Maar ach, wat voorwerp doet zich op
 
By de eerste morgenstralen!
 
Van verre ziet ze op 't schuimend strand
 
Een lijk het spel der golven;
 
Dan ligt het op den oever neêr,
 
Dan weêr in 't nat bedolven.
 
 
 
Nu woelt het bruischend nat te rug',
 
Zy aarzelt toe te treden;
 
Wijkt driemaal af, stapt driemaal toe
 
Met wankelende schreden.
 
Nu grijpt zy moed, genaakt het lijk,
 
Herkent haars Egaas trekken,
 
En zoekt, van schrik geheel ontzind,
 
Hem uit zijn slaap te wekken.
 
 
 
Rampzalige! - ach, geen vuurge kus
 
Herroept hem weêr in 't leven!
 
En, ô! wat blijft u over! - Niets,
 
Dan aan zijn zij' te sneven. -
 
Ze omvat het Wicht en Edwins lijk,
 
En klemt, zich om die beiden;
 
Een golf rukt aan en spoelt hen weg,
 
Om nimmer weêr te scheiden.
 
 
 
Naar mijn eigen Engelsch.
 
1799.

voetnoot*
Poëzy (van Mr. w.b.) III, 40.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken