Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3 (1860)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
Afbeelding van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

Scans (6.83 MB)

XML (1.18 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3

(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 444]
[p. 444]

De wanhoop.Ga naar voetnoot*

 
Der Elementen krijg barst los in toomloos razen,
 
Natuur bezwijkt en krimpt voor 't slingerd bliksemvuur,
 
De orkaan dreigt berg en rots den afgrond in te blazen,
 
Maar, streelend is mijn hart dat oproer der Natuur.
 
 
 
Op vleuglen van 't verderf zweeft middernacht in 't ronde;
 
Doch wat is 't stormgeloei dat rotsen schudden doet,
 
By 't kloppend smartgevoel dat op de stille sponde,
 
Meer buldrend dan de orkaan, my in den boezem woedt!
 
 
 
Zie gindsche zwarte wolk, die stuivend langs de transen,
 
De starren aan het zwerk van uit hun renspoor vaagt,
 
De maan van 't licht berooft in 's weêrlichts flikkerglansen,
 
En 't aardverdelgend vuur langs dak en bergtop jaagt.
 
 
 
ô Duistrer is de nacht die op mijn Rede daalde,
 
't Verstand my heeft bedwelmd en 't oog my heeft geblind
 
Sints twijfling op de rust der Godsdienst zegepraalde,
 
En, als een smeltend vuur, mijn levenskracht verslindt!
 
 
 
Ginds dwaalt de bleeke vrees met overhaaste stappen
 
En kermend handgewring, de stranden af en aan;
 
De nachtuil zweeft me om 't hoofd met angstverradend knappen:
 
En naauwlijks waagt de raaf zijn vlerken uit te slaan!
 
 
 
Ja 't onweêr knalle, en krake, en schijn' me een doodverkonder
 
Der worst'lende Natuur, bezwijkende in den strijd:
 
Wat is zijn schrikgeluid by 't raatlen van dien donder,
 
Die ronkelt door een borst, mijn smart ten prooi gewijd?
[pagina 445]
[p. 445]
 
ô Wee my, dat de storm my niet alleen vergruizelt!
 
Neen: wel my, dat Natuur en 't menschdom lijdt met my!
 
Dit wekt me een woeste vreugd, waar van het brein my duizelt,
 
Dat al wat ademhaalt, als ik, rampzalig zij!
 
 
 
Hoe dwaas, d' onzinnige beklagenswaard te noemen!
 
Helaas! 't gevoel van 't leed, en dit alleen, valt hard.
 
Neen: waanzin strooi' voor my zijn nooit verwelkte bloemen,
 
En droog' mijn tranen af, in weêrwil van de smart!
 
 
 
Verdelger van 't gevoel, ja, leg uw kille handen,
 
My op dit blakend hart en blusch zijn vlammen uit.
 
Verlos my van den druk der onverdraagbre banden,
 
Waar in my zelfbesef, en rede, en oordeel sluit.
 
 
 
Moge op mijn aanblik dan de menschheid ook verbleeken,
 
Gy zult my dierbaar zijn als hart-, als boezemvrind!
 
Dan houdt de traan eerst op, my uit het oog te breken,
 
Als ik my-zelv' niet ken, niet in my-zelv' hervind.
 
 
 
Verdelger van de smart, dek gy mijn doodsche wangen
 
Met heete koortsengloed, voor welvaarts rozenrood;
 
Doe door uw reuzenkracht mijn zwakken arm vervangen,
 
En leen uw vlam dit oog, van levensvuur ontbloot.
 
 
 
ô Kom, en spreie uw hand mijn losgereten hairen
 
Op d' adem van den wind! ontscheur my 't prangend kleed
 
En geef mijn boezem bloot, gevoelloos voor gevaren,
 
Aan sneeuw en hageljacht en giftige ondierbeet,
 
 
 
'k Zal dan op gindsche rots, aan 's afgronds open kaken,
 
Met uw ontzetbren gil die 't stormgedruisch verdooft,
 
Den wind verstommen doen, en kindsche vreugde smaken,
 
Als 't blauwend bliksemvuur my slingert over 't hoofd.
[pagina 446]
[p. 446]
 
Dan moge en nood en dood, hun zegepraal volvoeren:
 
Ik zal gevoelloos zijn, schoon alles om my beef.
 
ô Razerny, ruk aan! scheur los de redesnoeren,
 
En neem my 't smartgevoel, 't bewustzijn dat ik leef.
 
 
 
1805.
voetnoot*
Nieuwe Dichtschakeering I, 140.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken