Gedichten voor kinderen(1838)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] Rijkdom. Neen, mijn kind, geen aardsche schatten Houden waren rijkdom in. Jezus leerde ze ons versmaden Op des Tempels hoogen tin. Jezus leerde ze ons verachten Voor het onvergangbaar goed. Ja, de dwaas alleen kiest rijkdom Voor den vrede van 't gemoed. Wie om roem, of schat, of aanzien, Ooit zijn plicht vergeten kon; Waan niet, hoe hy ook mocht brallen, Dat hy by die ruiling won! [pagina 55] [p. 55] Menig arme sterft in 't jammer, Vlekloos, en zijn' plicht getrouw, Die de rust van 't rein geweten Voor geen wareld ruilen zou. Ach, de trotschaart, die by 't sneven Niet dan op zijn rijkdom ziet, Voelt het vlijmen van den doodsnik; Haar verkwikking voelt hy niet. Neen, mijn knaapjen, 't waar genoegen Springt uit ééne bron slechts voort: 't Is de zielrust in den boezem, Door geen zelfverwijt gestoord. Wel hem, die met blijde erinn'ring Aan den weldoorleefden dag, Zich met onbeladen boezem Tot zijn Heiland wenden mag! [pagina 56] [p. 56] Wen gy by uw morgenbede De Almacht om zijn zegen smeekt, Bid alleen om 't brood van heden, Dat gy 't met Gods zegen breekt! Wen ge in eenzame avondbede U des Hemels schuts beveelt, En geen knaging van 't geweten U de zoete rust ontsteelt, ô Dan zijt ge rijk, mijn knaapjen, Boven al wat rijkdom heet; Dan zal God u schatten geven, Daar zijn dierbre Zoon voor leed! Vorige Volgende