Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Lindor en Lucia.Ga naar voetnoot*

 
Draagt Leinster op de schoonheên roem,
 
Die langs zijn klaverweiden treden,
 
Lucîa was heur aller bloem
 
Door duizenden aantreklijkheden:
 
 
 
En nooit zag Liffijs blonde stroom,
 
Waarin zy 't wollig melkvee wasschen,
 
Een zoo beminnelijke Maagd
 
De kniën spieglen in zijn plassen:
[pagina 167]
[p. 167]
 
Tot wreede min en knagend leed
 
Haar rozenblos allengs verflaauwen,
 
Haar lipkoraal verbleeken deed,
 
En 't oog, vol vuurgloed, fletser blaauwen.
 
 
 
Zaagt ge ooit een bleeke leliebloem
 
Op halfgeknakten stengel hangen?
 
Zoo hong haar 't moede hoofd naar 't graf!
 
Zoo was de bleekheid van heur wangen!
 
 
 
Gy, schoonen, wacht u, zijt gy wijs,
 
Voor onbetrouwbre minneklachten!
 
Gy, minnaars, hoedt u voor de wraak,
 
Die trouw- en eedbreuk staat te wachten!
 
 
 
Tot driewerf in het holst des nachts
 
Verneemtze een aaklig hondenbassen;
 
En driewerf koomt de zwarte raaf
 
Klapwiekende in heur venster krassen.
 
 
 
Tot driewerf in het holst des nachts
 
Hoort ze een onzetbre doodklok brommen.
 
De wachtsters aan heur legersteê
 
Vernemen 't met haar, en verstommen.
 
 
 
De kranke maagd gevoelt in 't hart,
 
Wat voorspook deze teekens dragen,
 
En wendt zich, met een veegen mond,
 
Tot de om heur bed bestorven magen:
 
 
 
‘Ik hoor een stem, die gy niet hoort,
 
Die my te rug roept uit dit leven:
 
Ik zie me een hand, voor u bedekt,
 
Den wenk tot mijn verhuizing geven.
[pagina 168]
[p. 168]
 
Ik sterf in 't opgaan van mijn jeugd,
 
Om de ontrouw van een weiflend harte.
 
Helaas! hy vond een rijker bruid;
 
En ik ben 't offer van mijn smarte.
 
 
 
Ach, Lindor! geef uw hand haar niet:
 
Die hand is mijne, my verkregen!
 
En, Bruid, wijs gy zijn lippen af,
 
En vlei u met geen huwlijkszegen!
 
 
 
Treedt morgen vrolijk naar 't altaar
 
Om u in 't echtsnoer saam te binden!
 
Maar weet, gy Valschaart! en gy, Bruid!
 
Gy zult er ook Lucië vinden!
 
 
 
Gespelen! draagt mijn lijk daar heen,
 
En stel den Bruigom my voor oogen:
 
Hem, in zijn bruiloftsfeestgewaad
 
My, met mijn doodwaâ aangetogen.’ -
 
 
 
Zy sprak, zy stierf: - men draagt haar heen,
 
En stelt den Bruigom haar voor oogen:
 
Hem, in zijn bruilofstfeestgewaad!
 
Haar, met de doodwaâ aangetogen
 
 
 
Wat voelde Lindor toen om 't hart?
 
Wat wierd er van dat Echtvereenen? -
 
De bruiloft schoolt om 't Maagdlijk lijk,
 
En heel de wareld slaat aan 't weenen.
 
 
 
Beschaming, wroeging, zelfverwijt,
 
En wanhoop, doen zijn boezem beven:
 
Het doodzweet breekt zijn voorhoofd uit;
 
Hy valt; hy gilt; en liet het leven.
[pagina 169]
[p. 169]
 
De droeve Bruid (geen bruid nu meer!)
 
Verbleekt, en voelt haar kniën knikken,
 
Daar ze, aan heur Mededingsters baar,
 
Heur bruigom zielloos aan moet blikken.
 
 
 
Men draagt hem met Lucîa weg,
 
En, samen in één graf besloten,
 
Vermengt zich beider stof in één,
 
Nu, in den doodslaap, Echtgenooten!
 
 
 
Vaak koomt de trouwe Herderjeugd,
 
Met lieve Herderinnenreien,
 
De terp met geurig voorjaarkruid
 
En frissche bloemen overspreien.
 
 
 
Maar gy, wijkt af van deze plaats,
 
Die d'eed een spel maakt voor de winden!
 
Gedenkt aan Lindors deerlijk lot;
 
En beeft, dat noodlot daar te vinden!
 
 
 
1798.

voetnoot*
Mengelpoëzy II, 140.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken