Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eléonoor.Ga naar eind1Ga naar voetnoot*

 
Eléonoor lag krank en slecht,
 
Die goede Koningin!
 
Nu dacht zy aan haar laatste stond,
 
En wou den Hemel in.
 
 
 
Dus zocht zy in gewijde Biecht
 
Op 't angstig sterfbed rust:
 
En eischte daar een Priester toe,
 
Maar van de Fransche kust.
 
 
 
‘Lord Maarschalk (riep de Koning), hoor!
 
Wy zijn vertrouwde maats:
 
Ga meê, ik biecht de Koningin,
 
In 's Franschen Priesters plaats.
[pagina 246]
[p. 246]
 
Zoo'n Vrouwenbiecht moet grappig zijn,
 
Zy zij dan hoe zy zij:
 
Wat Vrouwen op het harte ligt,
 
Is altijd voddery!’ -
 
 
 
‘“Een beê, een beê (riep de arme Lord,
 
En boog zich op de knie)!
 
Dat, wat de kranke biechten mag,
 
Aan niemand leed geschiê.”’ -
 
 
 
‘Ik zet mijn Ridderwoord te pand,
 
Mijn scepter, kroon, en al,
 
Dat, wat de kranke biechten mag,
 
Het niemand schaden zal.
 
 
 
Steek gy u slechts in 't Munnikskleed,
 
Ik doe er ook een aan;
 
En ik, ik zal de Priester zijn,
 
En gy, mijn Kapellaan.’
 
 
 
Zy steken zich in 't Munnikskleed,
 
En treden White-Hall doorGa naar eind2:
 
De handbel klinkt, de waskaars licht,
 
De kwispel gaat hen voor.
 
 
 
Zy komen voor het Ledikant,
 
En knielen op 't Karpet:
 
‘Het biechtgeld, lieve Koningin!
 
Het is er toe gezet!’ -
 
 
 
‘Verklaart my, of gy Franschen zijt?
 
Die vroeg ik voor mijn biecht.
 
En maakt op strop en dwarshout staat,
 
Indien ge my bedriegt.’ -
[pagina 247]
[p. 247]
 
‘Wy komen op dit oogenblik
 
Zoo versch uit Frankrijk aan,
 
En hebben sints wy zijn in 't land
 
Nog zelfs geen mis gedaan.’ -
 
 
 
‘Zoo hoort dan wat ik u verklaar;
 
Mijn zonden doen my leed:
 
Lord Maarschalk had mijn maagdenblom:
 
Voor 't minst, zooveel ik weet!’ -
 
 
 
‘Dat's lelijk (roept de Koning uit):
 
Maar God vergeef u 't kwaad!’ -
 
Lord Maarschalk zegt er amen toe;
 
Maar siddert daar hy staat.
 
 
 
‘Mijn tweede boevenstuk was dit;
 
De zonde doet my leed.
 
Eens maakte ik voor des Konings drank
 
Een Poeijertjen gereed.’ -
 
 
 
‘Dat's lelijk (roept de Koning weêr)
 
Maar God vergeef u 't kwaad!’ -
 
Lord Maarschalk zegt er amen toe:
 
‘“Het was een booze daad.”’ -
 
 
 
‘Mijn derde boevenstuk was dit:
 
Maar 'k weet niet of 't my spijt:
 
'k Gaf Rozemond een drankjen in,
 
Het was uit minnenijd.’ -
 
 
 
‘Dat's lelijk (zegt de Koning weêr)
 
Maar God vergeef u 't kwaad!’
 
Lord Maarschalk zegt er amen toe:
 
‘“Het was een booze daad.”’ -
[pagina 248]
[p. 248]
 
‘Beschouwt me daar dien kleinen knaap,
 
Nog spelende in zijn kreb!
 
Dat is Lord Maarschalks eigen kind:
 
Het liefste dat ik heb.
 
 
 
Beschouwt me daar dien grooter knaap,
 
Hy eet zijn Chelsea-bonn!Ga naar eind3
 
Dat kind is Koning Hendriks zoon,
 
Dien 'k nimmer lijden kon.
 
 
 
Hy heeft een regte varkenssnuit,
 
Een bullenkop als hy.’ -
 
‘Dat schaadt niet (riep de Koning uit),
 
Te liever is hy my.’ -
 
 
 
De Koning smeet zijn keuvel af,
 
Met heel zijn munnikspij.
 
‘Foei (riep zy), wat een vuil bedrog,
 
Wat snoode schelmery!’ -
 
 
 
De Koning keek den armen Lord,
 
Maar over schouder, aan:
 
‘Lord Maarschalk (zei hy)! 'k gaf mijn woord;
 
't Zou anders zoo niet gaan!’ -
 
 
 
‘Zoo loopt het (riep de slimme feeks)
 
Met diergelijke list.
 
Steeds brengt zy heel wat anders uit,
 
Dan wat men gaarne wist.’ -
 
 
 
Lord Maarschalk keek geweldig slecht,
 
Doch sprak den Koning aan:
 
‘“Heer Koning, gy moest Priester zijn,
 
En ik uw Kapellaan!”’
 
1805.

eind1
Gemalin van Koning Henrijk II van Engeland.
voetnoot*
Nieuwe Mengelingen II, 117.
eind2
Lees Wijt-hol.
eind3
Lees, op zijn Fransch: Chelsie-bon; een morgenbroodtjen, zeer geacht in Londen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken