Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 330]
[p. 330]

De oorring.Ga naar voetnoot*
(Moorsche Romance.)

 
Ach, mijn oorring, ach mijn oorring is gevallen in den vliet;
 
Wat, wat zal ik Musa zeggen, ach ik weet, ik weet het niet!
 
Dus was 't dat de schoone Zelis in wanhopend snikken riep.
 
Ach, daar ligt hy in het water, in het overgolfde diep.
 
Musa gaf my deze panden toen hy nokkend my verliet,
 
En wat zal ik hem vertellen? Hemel ach, ik weet het niet!
 
 
 
Ach, mijn schoone, dierbare oorring, paarlemoer in 't goud gewrocht,
 
Liefdepandtjen van mijn Musa, dat ik aan hem denken mocht!
 
Dat ik nooit het oor mocht leenen aan eens anders hartewond,
 
Nooit den afscheidskus vergeten dien hy zegelde op mijn mond!
 
Komt hy nu weêrom van 't leger en zy liggen in den vliet,
 
Wat, wat zal ik Musa zeggen? ach ik weet, ik weet het niet!
 
 
 
Ach! Mijn oorring, zal hy zeggen, had geen parel moeten zijn,
 
Maar een ijdel flikkrende onyx met een valschen schitterschijn.
 
Neen geen goud of reine parel voegde by een valsch gemoed,
 
Maar een rein, bestendig harte, niet verkoelbaar in zijn gloed.
 
Ja, dit zal, dit moet hy denken als zijn oog my wederziet!
 
En, helaas, wat zal ik zeggen? ach ik weet, ik weet het niet!
 
 
 
Denken zal hy, dat ik stoeide met de wilde kermisvreugd;
 
Dat ik luisterde naar 't vleien van de dartle Herderjeugd;
 
Dat me eens anders arm (ô gruwel!) om den hals gegrepen had,
 
En den oorring los doen schieten, neêr doen ploffen in het nat.
 
Ach mijn oorring, dierbare oorring! daar, daar ligt hyin den vliet;
 
En wat zal, wat kan ik zeggen? ach ik weet, ik weet het niet!
[pagina 331]
[p. 331]
 
'k Ben een meisjen, zal hy zeggen, wuft als alle, los van zin,
 
Dat in 't byzijn, ja, gevoel had voor 't betuigen van zijn min,
 
Maar, zoo dra hy uit mijn oogen 't vak der golven overstak,
 
't Pandtjen van zijn trouw verachtte, en mijn maagdeneed verbrak.
 
ô Mijn oorring! ô mijn oorring! ô voor my rampzaalge vliet!
 
Wat, wat zal ik Musa zeggen? ach ik weet, ik weet het niet!
 
 
 
'k Zal hem slechts de waarheid zeggen; ô dat hy 't gelooven mag!
 
Dat ik altijd aan hem peinsde, t' elken gantschen dag aan dag.
 
Dat ik peinzende aan zijn liefde, by het dalen van de zon
 
't Hangend siersel in mijne ooren spieglend aanschouwde in de bron;
 
Dat ik 't, in mijn hand genomen, voor mijne oogen schittren liet,
 
En de flikkring van dat kleinood my verdubbelde in den vliet;
 
 
 
Dat ik, na herhaalde kussen, 't diergeliefde minnepand,
 
Hart en oogen naar den hemel, juichende ophief in de hand;
 
Dat mijn ziel in duizend zuchten tot hem heenvloog over zee,
 
En - het pandtjen in die mijmring bevend uit mijn vingren gleê;
 
Dat zijn liefde nooit dit harte dan met d'ademtocht ontschiet;
 
En daar dieper ligt bedolven dan deze oorring in den vliet.
 
 
 
Musa, ja, dit zal ik zeggen, en uw teêrgevoelig hart
 
Zal gelooven aan mijn tranen, en verzoeten dees mijn smart.
 
Ja, uw kussen zal ze droogen; ja, mijn boezem zegt my dit;
 
Ja, gy zult het hart erkennen dat mijn Musa steeds bezit;
 
Hart, dat voor zijn oog versmeltend in de tranen die 't vergiet,
 
In de tederste echtomhelzing met het zijne samenvliet.
 
 
 
1824.
voetnoot*
Navonkeling I, 184.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken