Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 334]
[p. 334]

Rolands-Eck aan den Rhijn.Ga naar voetnoot*

Quanti casus humana rotant!
Ovidius.
 
Wie heeft by 't woeste Tijdgewoel
 
Nog tranen over voor 't gevoel?
 
Wiens menschlijk harte neemt nog deel
 
In 't somber filomeel-
 
gekweel,
 
Wanneer ze in wangestemde maat
 
Den schorren toon van wanhoop slaat?
 
Die kome en hoor naar 't stroeve lied
 
Dat uit getroffen boezem schiet.
 
 
 
ô Roland, Roland! strijdbre held!
 
Waar toefde ge, als van 't Oorlogsveld
 
Het wild gerucht (te vroeg geloofd,)
 
‘Dat Roland, met het hoofd
 
Gekloofd,
 
In bloed en lijken nederzonk,’
 
Het stille Bonn met rouw doorklonk,
 
En 't teder hart aan stukken reet,
 
Dat ge eerst de liefde kennen deedt!
 
 
 
De schoone hoort -! zy schreit niet, neen;
 
Haar oog verstart, haar borst wordt steen;
 
Beweging, kleur, en adem vlucht;
 
Geen traan ontrolt, geen zucht
 
Zoekt lucht;
 
Haar hart verstijft; - maar 't stokkend bloed
 
Herneemt zijn prikkel, ze is behoed.
 
Zy grijpt den sluier, hijgt naar 't graf,
 
En zweert gevoel en wareld af.
[pagina 335]
[p. 335]
 
Ach, pas verhult haar 't Nonnenkleed,
 
Pas zwoer zy d' onherroepbren eed,
 
Als 't blij gejuich ten bergtop klom
 
Met zang en zeegrijk trom-
 
gebrom,
 
En Roland, aan de spits vooruit,
 
Naar 't weêrzien brandend van zijn bruid,
 
Zich blinkende opdeed van omhoog
 
Aan 't op den trein gevestigd oog.
 
 
 
Ach! had voor 't ingaan van de nacht
 
Het gistren hem te rug gebracht,
 
Hoe waar de wederzijdsche gloed
 
In weêrziens hemelzoet
 
Geboet!
 
Hoe had hy haar in d'arm geklemd,
 
(Haar, tot zijn eenig heil bestemd!)
 
Hoe, zy zich in dien arm gestort,
 
Die naar haar uitgeslingerd wordt!
 
 
 
Hoe, zich aan 's jonglings hart gedrukt,
 
Hem boven 't menschlijk weggerukt!
 
Zy, wie hem 't jammer van één nacht,
 
Door geene menschenmacht
 
Verzacht,
 
En vruchtloos levenslang betreurd,
 
Nu eeuwig aan dien arm ontscheurt,
 
En niets dan 's warelds jongste dag
 
In de Englenvreugd hergeven mag!
 
 
 
Zy hoort het, snikt, en leeft niet meer;
 
En Roland zijgt in wanhoop neêr.
 
Versteenend houdt hy 't strak gezicht
 
Op 't donkre Kloostersticht
 
Gericht,
 
En blijft als wortlend aan den grond
[pagina 336]
[p. 336]
 
Waar zy haar wijk- en grafplaats vond.
 
Die plek is dierbaar aan zijn hart;
 
Zy tergt, en voedt, en zalft zijn smart.
 
 
 
In 't eind, hy vest een woning daar,
 
En wordt er stille troost gewaar.
 
Daar, dunkt hem, ademt hy een lucht
 
Met zijn Geliefdes zucht
 
Bevrucht;
 
Daar murmelt om zijn legersteê
 
De zoete naklank van haar beê;
 
Daar voelt hy by den vlijm der smart,
 
Haar troost hem stroomen door het hart.
 
 
 
Nog heft zijn Slot den graauwen trans
 
En vangt den vroegen morgenglans,
 
En tuigt van 't voorwerp van mijn lied
 
Aan 's grijzen Rhijnstrooms vliet-
 
gebied,
 
En roept den naam van Roland uit,
 
Die rollende op de bergrots stuit,
 
En de Echo stort elk teder hart
 
Een huivring in van sombre smart.
 
 
 
1825.
voetnoot*
Oprakeling, 108.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken