Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1 (1856)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.63 MB)

Scans (4.59 MB)

XML (0.74 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1

(1856)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 404]
[p. 404]

Het penzioen.Ga naar voetnoot*

 
Een Kat, gewoon heurs Meesters huis
 
Te zuiveren van rot en muis,
 
Werd door een nieuwe keukenmaagd
 
De deur rampzalig uitgejaagd.
 
(Het waarom van dit ongeval
 
Doet tot de zaak hier niet met al.)
 
 
 
Wat zou zy doen, de onnoozle kat,
 
Terwijl zy niets te bikken had!
 
Zy reist, en biedt heur diensten aan
 
Alwaar zy maar een huis ziet staan,
 
En klopt aan hof en boerenstulp;
 
Maar nergens vindt zy troost of hulp.
 
Vergeefs vertelt zy langs de straat,
 
Hoe heerlijk zy heur zaak verstaat;
 
Dat niemand beter muizen kan;
 
Ja, geeft er somtijds proeven van.
 
‘Ge waart (dus zegt men 't arme beest)
 
Voorheen een nuttig dier geweest;
 
Maar sedert dat men wezels houdt,
 
En groote rottenvallen bouwt,
 
Behoeft men naar den nieuwen leer,
 
Geen katten voor de muizen meer.
 
En daarom, pak u liever voort,
 
Gy zult niet opdoen in dit oord.’ -
 
 
 
De kat reist verder. ‘Arme Poes!
 
Hier koomt gy biechten by den droes!
 
De Rotten hebben hier hun nest,
 
En tevens hun krediet gevest,
 
En sedert maken rot en muis
 
De Constitutie van een huis.
[pagina 405]
[p. 405]
 
Dus vliegend...!’ Eer men nog besluit,
 
Is de arme kat de deur reeds uit. -
 
 
 
Waar, zegt zy, zal ik eindlijk heen?
 
Een hond vindt ergens nog een been,
 
Betrapt in 't wilde soms een haas,
 
Of leeft by 't een of ander aas.
 
Maar ik, ik vind in veld noch woud
 
Het minste ding tot onderhoud.
 
Ik wou, men had my tot de jacht,
 
Of 't pakkendragen, opgebracht;
 
En, zoo het nog te kiezen stond,
 
Ik wierd een ezel, of een hond. -
 
 
 
Maar kom! den moed weêr opgevat!
 
In Cyprus ligt mijn moederstad;
 
Daar was, voor honderd jaar en meer,
 
Mijn ras in aanzien en in eer,
 
't Geen zich op 't Eiland neêrgezet,
 
En 't van de slangen heeft gered.Ga naar eind1
 
Daar krijg ik vast, by St. Niklaas,
 
Een allerbeste huiskatsplaats. -
 
 
 
Zy gaat, maar stoot het hoofd al weêr.
 
‘'t Ontbreekt ons aan geen katten meer;
 
Er is hier nog een overvloed
 
Van dat onnutgeworden goed.
 
Ook hebben wy sints overlang
 
Geen hinder meer van muis of slang.
 
Dus, Poes! ons deert uw hooge nood;
 
Maar 't Eiland heeft voor u geen brood.’ -
 
 
 
Zy wandelt met een leêge buik
 
Al verder op door hei en struik;
 
Ten laatste koomt zy in een bosch.
 
Daar breekt ze op 't eind in zuchten los,
 
En strekt zich by een noteboom
 
Wanhopig neder langs den stroom.
[pagina 406]
[p. 406]
 
Een Inkhoorn, die daar op een tak
 
Zijn hoofd juist door de bladers stak,
 
Ziet neêr en krijgt haar in 't gezicht,
 
Terwijl zy daar te treuren ligt;
 
En, hoe vermagerd door de ellend,
 
De balling is hem straks bekend.
 
 
 
‘Wel Poesjen (zegt het vriendlijk dier)!
 
Mijn beste maat! hoe koomt gy hier?
 
Gy hebt my eens een dienst gedaan,
 
Ik bied u thands mijn bystand aan.
 
Kom, blijf in 't bosch, en, mager ding!
 
Ik neem u voor mijn rekening.’ -
 
 
 
God dank! zegt de oude Pieternel,
 
En springt van blijdschap uit haar vel,
 
En toont hem al de erkentenis,
 
Waar 't goede hart voor vatbaar is.
 
 
 
‘'k Ben blij (herneemt hy met een lach)
 
Dat ik u vriendschap toonen mag.
 
Gy zult hier wel zijn, denk dat vrij,
 
En lijden geen gebrek by my.
 
Hoor toe! ik geef van nu af aan,
 
Op dat ge rijklijk moogt bestaan,
 
(Daar is mijn trouwe vriendenpoot!)
 
U dagelijks - een hazelnoot.’ -
 
 
 
Nu oordeelt, vrienden van de kat,
 
Of zy het niet voortreflijk had!
 
Maar mooglijk, dat my iemand vraagt,
 
Hoe veel een hazelnoot bedraagt,
 
Dewijl die licht niet overal
 
Van de eigen grootte wezen zal.
 
Welaan! wanneer ge in Holland leeft,
 
En daar een halve schelling geeft,
 
Dan geeft ge, in Nederlandsche kas,
 
't Geen hier het hazelnootjen was.
 
 
 
1798.
voetnoot*
Mengelpoëzy II, 85.
eind1
De kat heeft gelijk. Cyprus was geweldig met slangen geplaagd (waarom het ook voorheen Ophiuse genoemd werd). Hierom waren de Monniken in het Klooster van Sint Niklaas verplicht eene menigte van Katten aan te fokken, ten einde dat ongedierte te verdelgen. En van hier het ras der zoogenaamde Cyprische Katten. Van hier ook de naam van Capo di Gatto, of Kattenhoofd, welke aan een uithoek naby dat Klooster gegeven is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken