Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5 (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.82 MB)

Scans (6.29 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5

(1857)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Gewijde poëzy.

[pagina 3]
[p. 3]

Jefthaas dochter,
aan hare moeder.Ga naar voetnoot*

 
Straks roept de dageraad, aan de oosterkim verschenen,
 
Uw dochter naar 't altaar. Zy zegent dezen dag,
 
Die hare ziel zal met haar Schepper doen vereenen,
 
En Israëls Geslacht zijn rust verzeekren mag.
 
Ontfang, mijn Moeder, uit haar hand, het laatste teeken
 
Van Milkaas ouderliefde; ontfang haar jongsten groet.
 
Maar hoe! zie 'k op dit woord...? ja 'k zie uw' mond verbleeken!
 
Bezwijkt op éénen stond uw nooit bezweken moed?
 
Kan 't zijn! gy, die voorheen in zware tegenspoeden
 
Standvastig stondt, bedaard, in 's Hoogsten wil gerust,
 
Zoudt gy, zou tegen God uw hart gedachten voeden?
 
Neen: nooit worde in uw ziel de Godsvrucht uitgebluscht!
 
Laat andren voor de dood angstvallig zwoegen, beven,
 
Aan 't aardsch verkleefd; gewiegd in ijdelheid en waan:
 
Wy leven God' ter eer'; wy sterven zoo wy leven:
 
't Voegt ons, waar Hy ons roept, kloekmoedig heen te gaan!
 
't Is de Eeuwige, Hy die my 't daglicht deed genieten,
 
Die, reis op reis, my blijk van teedre goedheid gaf,
 
Hy wil dat ik mijn bloed voor Jakobs heil doe vlieten:
 
Ik sta aan 't Vaderland, aan God het leven af.
 
De Almachtige, Hy-zelf, bestierde mijne gangen
 
Mijn' Vader te gemoet', als hy, in zegepraal,
 
Van Mispes Maagdenrei werd met gejuich ontfangen;
 
Verwelkoomd door de harp en klinkende cymbaal.
 
Ik vloog, vol drifts, vooruit, de vreugd straalde uit mijne oogen:
 
'k Omhels mijn Vader in verrukking': heuchlijk uur!
 
Dus spreek ik, daar ik u, aan 't krijgsgevaar onttogen,
 
Op nieuw...‘Helaas, mijn kind! die blijdschap staat ons duur!
[pagina 4]
[p. 4]
 
(Roept Vader uit, daar zucht op zucht, het hart' ontgleden,
 
De bittre smart getuigt, die in zijn' boezem woont.)
 
'k Zwoer dien aan de Almacht tot een offer, heillooze eeden!
 
Die na de zege 't eerst zich aan mijn oog vertoont.
 
Gy zijt die, dierbre Telg! - maar durfde ik 't leven wagen
 
Voor 't heil van Israël, in 't heetste van den strijd,
 
Laat door geen' bangen schrik u 't offermes vertsagen!
 
Sterf, sterf als Jefthaas kroost, den Heere en 't Land gewijd’!
 
Ja, 'k zal, mijn Vader, 'k zal, met vreugde, 't outer naderen,
 
En schenken mijne ziel den God van Israël:
 
Een zelfde heldenbloed vloeit u en my door de aderen;
 
't Zij verr' dat laffe vrees uw dochter 't hart beknell'!
 
God-zelf, heeft my een eind, zoo glorierijk, beschoren;
 
Hy-zelf, het Vaderland, mijn Vader, roepen my.
 
Zou dan mijn Moeder nog vergeefsche klacht doen hooren?
 
ô Neen; zy sta my af, hoe dierbaar ik haar zij!
 
De Godheid spreekt: Haar stem moet die van 't bloed verdoven.
 
'k Herroep me, ô Moeder, die gevoelens, die weleer
 
Gy my hebt ingestort, wanneer we, in druk verschoven,
 
Een toevlucht zochten by den grooten Opperheer.
 
De Algoede zag ons aan; Hy heeft ons huis verheven:
 
Hy heeft, door Vaders arm, den Ammoniet verjaagd:
 
Zijn' volk' bevestigt Hy de vrijheid, door mijn sneven.
 
Men loof d' Almachtige, Hy doe wat hem behaagt!
 
Gantsch Isrel houdt op my 't oplettend oog geslagen;
 
't Is grootsch, dat mijn belang hun aller aandacht wekt!
 
Maar grootscher is 't, dat ik hun achting weg durv' dragen;
 
Dat Milka liefde en hart van ieder tot zich trekt!
 
Hoe wordt voortaan mijn naam, gevoerd op duizend tongen,
 
In zegening vermeld door 't dankbaar Nageslacht!
 
Hoe vrolijk wordt mijn lof met Jefthaas lof gezongen,
 
Wen 't zijn verlossing viert uit 's vijands overmacht!
 
Wie koos, voor zulk een lot, een wisselvallig leven?
 
Wat is er, dat een dood zoo heerlijk evenaart?
 
Vaarwel, mijn Moeder, 'k gaa (niet eeuwig) u begeven.
 
Meer zij u 't Vaderland dan uwe Dochter waard!
 
 
 
1780.
voetnoot*
Verspreide Gedichten II, 195.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken