Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5 (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.82 MB)

Scans (6.29 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5

(1857)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Eens grijzaarts waarneming.Ga naar voetnoot*

Ik ben jong geweest, ook ben ik oud geworden.
Ps. XXXVII.
 
'k Was jong en draag nu grijze hairen,
 
Ik heb des warelds loop gezien.
 
'k Zag menigte van zielsbezwaren,
 
Die Deugd noch Wijsheid kan ontvliên.
 
'k Zag Throon en Rechterzetels beven.
 
'k Zag Dwazen tot gezag geheven.
 
'k Zag de onschuld sneuvlen op 't schavot.
 
'k Zag Waarheid, Recht, en Wet verdrukken;
 
Den Roem, het loon van gruwelstukken;
 
En 't Aardrijk leven zonder God.
[pagina 13]
[p. 13]
 
Maar nimmer zag ik (ô mijn kinderen,
 
Herdenkt dit, bloeiende, of in nood!)
 
Het goed door wel te doen verminderen,
 
Of 's braven afkomst zonder brood.
 
Maar nimmer, opgehoopte schatten
 
Waarachtig heil of troost bevatten,
 
Ten zij er 't weldoen smaak aan gaf.
 
Maar nooit, wat wetloos was verkregen
 
Een schaduw dragen van Gods zegen,
 
Of dalen tot het Nakroost af.
 
 
 
'k Zag Monsters, die de borst doorboren
 
Die ze opgevoed, gekoesterd heeft;
 
Maar nooit een weldaad gaan verloren,
 
Waar aan geen eigen hoogmoed kleeft.
 
Ik zag de deugd van brave Vaderen
 
Een' rijkdom voor hun kroost vergaderen,
 
Onroofbaar door het Aardsche lot;
 
En oudren weldaân, aan hun Neven
 
Met dubblen woeker weêrgegeven,
 
En rijk vergolden door hunn' God.
 
 
 
'k Zag nood en ramp ten hemel steigeren,
 
En wanhoop krijschen om de dood;
 
Maar de Almacht troost noch redding weigeren,
 
Waar 't hart geloovig tot haar vlood.
 
Ik zag in 't midden der ellende
 
Dat God de zijnen nooit miskende,
 
Maar 't oog op hun behoefte slaat:
 
Dat hun, die anders niet verlangen
 
Dan van zijn goedheid af te hangen,
 
In de armoĉ geen gebrek ontstaat.
 
 
 
Ik zag, dat Gods beloftenissen,
 
Waar 't hart geloovig op verwacht,
 
Geen uitkomst, geen vervulling missen;
 
En wijsheid meer vermag dan kracht.
 
Ik zag, dat Jezus aan te kleven,
[pagina 14]
[p. 14]
 
Den stervling ook dit aardsche leven
 
Gerust en veilig door doet gaan:
 
Maar 'k zag den waan der Zelfverblinden
 
Nooit anders dan verwoesting vinden,
 
En steeds tot dwaasheid overslaan.
 
 
 
Ik zag, dat lijden, dulden, dragen,
 
Wat de Almacht over ons gehengt,
 
Den prikkel stompt der felste plagen,
 
En zeekre redding met zich brengt.
 
Dat, met een needrig zelfmistrouwen
 
Op God, en Hem-alleen, te bouwen,
 
't Geweld te loor stelt van 't Heelal:
 
En dat op Rijkdom, Staatsvermogen,
 
Op Wijsheid of Geweld, te bogen,
 
Een voorboô is van wissen val.
 
 
 
Ik zag de vrucht van 't menschlijk woelen,
 
En de Algenoegzaamheid van God:
 
Dat overvloed gebrek kan voelen,
 
En de Armoê juichen van genot.
 
'k Zag vlijt en ijver ingespannen
 
Het duurgezameld koren wannen,
 
En 't graan verstuiven met het kaf:
 
Maar 't halmtjen dat de nooddruft gaârde,
 
't Geen duizenden van oogsten baarde,
 
Wanneer Gods Almacht zegen gaf.
 
 
 
ô Riep ik toen, ô Alregeerder!
 
Rechtvaardig zijt Gy, wijs, en goed.
 
Bepaal mijn deel, ik vraag niets meerder:
 
In U besta mijn overvloed!
 
Ach! moeten my de rampen drukken,
 
Ik wil voor uw bestemming bukken,
 
En gy verleent my deze troost:
 
Dat wat uw gunst my toe laat vlieten,
 
Mijn hart het dankbaar mag genieten,
 
En Gy my zegent in mijn kroost!
 
1804.

voetnoot*
Mengelingen III, 55.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken