Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5 (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.82 MB)

Scans (6.29 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5

(1857)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 252]
[p. 252]

Staats- en kerknood.Ga naar voetnoot*



illustratie

Job XVII, 12
 
Is 't waar, gelooven we aan een God
 
En slaat Hy 't aardsch bedrijf met alziende oogen gade,
 
Wat drijft een eerloos rot
 
Den spot
 
Met d' aanbod van Zijn heilgenade?
 
Wat trotsen wy Zijn recht, Zijn macht,
 
En tergen 't bliksemvuur in Zijne ontzachbre handen?
 
Wat galmt het door Zijn tempelwanden
 
Van eigen roem en eigen kracht?
 
Wat wordt Zijn hooge wet geschonden;
 
En zaligheid aan deugd verbonden,
 
Naar eigen willekeur betracht!
 
Vermeetlen, gy die de Almacht lastert,
 
't Geweten samenschroeit, en rede en plicht verzaakt,
 
Terwijl ge, daaglijks meer van Oudren aart verbasterd,
 
U aan u-zelf ten afgod maakt;
 
Hoe lang nog? tot hoe verr' vervolgt ge uw spoorloosheden,
 
Schept wetten, naar 't u lust, vernietigt tucht en zeden,
 
En maakt het leven tot een gruwelspel van moord,
 
Geweld, en oproer, en verwoesting? - Ja gaat voort;
 
Vermoeit het taaist geduld door gruwlen, nieuw op de aarde,
 
Die de echte stempels zijn van dees uw menschenwaarde
 
Waarop ge, God ten trots, in dollen hoogmoed boogt;
 
En, zoo een Vrouwenschoot u baarde,
 
Toont u met tijgrenmelk gezoogd!
 
Weest bandloos als de woeste dieren,
 
Alleen beteugeld door den prang
 
Van d' onverbiddelijken dwang,
 
En rijt de toomen af van 't wettig Staatsbestieren!
 
Weest Koningen der aard; rukt Vorsten van hun throon,
[pagina 253]
[p. 253]
 
Of legt hun 't volksjuk op, Gods majesteit ten hoon,
 
In 't vaderlijk gezag van uit Zijn schoot gevloten,
 
Geheiligd en vereerd by wie uit menschen sproten,
 
En glansrijk afgestraald in 's Vorsten diadeem.
 
Wat heft gc u-zelven op, verachtlijke aardsche leem,
 
Tot heerschers boven God, die 's hemels woestenyen
 
Met sterren heeft bevolkt, verdeeld in maatschappyen,
 
En reiende om de Zon, wier invloed ze in de baan,
 
Haar afgebakend, naar hare ordning rond doet gaan.
 
Ontzinden, van den walm der Helsche giftkelk dronken,
 
Die, daar ge met den hals in 's afgronds boei geklonken,
 
Op valsche wijsheid roemt, en in 't verderf gesleurd,
 
Uw zelfverwoesting slechts voor ware vrijheid keurt!
 
Zoek rust, verwilderd volk, zoek heulsap voor dit woeden,
 
En laat u op den rand der steilte nog behoeden!
 
Hy roept, die heelen kan, en 't aanbiedt. Keer, ai keer
 
Tot God en Heiland, tot uw eigen zelfheid weêr!
 
Vervloek die Heidnendeugd, dien schijn die u vervoerde;
 
Keer van den trots te rug die 't wareldrond beroerde,
 
En einden zal (helaas!) in jamm'ren nooit gedacht,
 
U doodlijk, en de val van heel uw nageslacht;
 
Ten zij zich de Almacht moge ontfermen over de aarde
 
En zelv den scepterstaf der heerschappy aanvaarde!
 
Doch ja, Zy zal het. Ja, uw God en Heiland leeft,
 
ô Menschdom. Hy, hy-zelf die u herwonnen heeft,
 
Herschijnt in luister, met zijn Englenwacht omgeven,
 
Juicht, Godgetrouwen, juicht! en leer' de moedwil beven!
 
Een wijl nog, en de maat der gruwlen is vervuld,
 
En vreeslijk treft zijn wraak de bloed- en oproerschuld!
 
Vertrappelt tot zoo lang en Godsdienst en geweten,
 
Treedt Grieksche dolheid na of 't Roomsche vloekvermeten,
 
Gy Hoofden, die den kreet der woestheid blaast; vermoordt,
 
Vervolgt, verdrukt, verguist, wie Jezus toebehoort;
 
Wy lijden, tot het vuur des Hemels zal ontbranden;
 
Wy dulden, knielende en met opgeheven handen
 
Tot Hem die gruwlen wreekt, en kalmte in 't vrij gemoed,
 
En zeeglen, zoo 't moet zijn, Zijn waarheid met ons bloed.
 
 
 
1823.
voetnoot*
Krekelzangen III, 97.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken