Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6 (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (7.74 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6

(1857)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 149]
[p. 149]

Gods stem aan Job.Ga naar voetnoot*



illustratie

 
 
 
Job XXXVIII, 2.
 
Wie is de dwaas die onbedacht
 
Door neevlig onverstand het hemelsch licht verduistert!
 
Sta op, Vermeetle! rijs, omgord u-zelf met kracht,
 
En toon de waarheid, vrij, door kennis opgeluisterd.
 
Ik, God en Schepper, maak me uw leerling; spreek, verklaar,
 
Gy die u-zelf verheft met wreevlig tegendruischen,
 
Los gy 't verborgene op, en wettig me uw bezwaar,
 
Gy die de wijsheid door uw aadren om voelt bruischen!
 
Maar meld me, Onzinnige, waar waart gy toen ik de aard
 
Gegrond heb, en haar log gevaart'
 
Door mijn Almachtig woord in vaste vorm geklonken,
 
En op de waatren als hun grondvest neêrgezonken;
 
Ja, ze afmat met een snoer; daar 's hemels breede rei
 
Van morgenstarren in haar lichtend vuurlivrei
 
Met de eerstelingen van mijn scheppend Alvermogen
 
By 't daverend gejuich met neêrgeslagen oogen
 
Aanbad en wegsmolt in verbazings ongevoel?
 
Waar waart gy, toen de zee in bruischend golfgewoel
 
Hervoortbrak, overwolkt met alomzwachtlend duister,
 
Omklonken door mijn hand in onverbreekbren kluister,
 
En siddrend staande op 't woord: ‘Tot hiertoe, verder niet!’
 
Vermetele, is 't uw stem die 't morgenrood gebiedt
 
En 's aardrijks einden met haar flikkring doet verblijden,
 
Die ze inkrimpt of verbreedt naar wissling van getijden,
 
Gelijk een mantel nu zijn slippen samentrekt,
 
En dan in ruimer kring de vlakten overdekt?
 
Of leert gy 't blijde licht zich aan den snoodaart weigeren,
[pagina 150]
[p. 150]
 
En trotsaarts tuimlen in verachting onder 't steigeren?
 
Hebt gy den bornwel van den afgrond onderzocht,
 
De poort des doods gezien? - Hy kent haar, die ze wrocht;
 
Maar gy, onzinnigen, wat durft gy u vermeten,
 
En, rechter boven God ten rechtgestoelt' gezeten,
 
Zijn werk betwisten, of Zijn wetten door uw doem
 
Verkrachten? - Stervling! gy, onvaste distelbloem,
 
Die voor den wind verstuift, betaamt u na te spooren,
 
(U stervling, enkel stof, uit enkel stof geboren,)
 
Wat tot mijn raad behoort en u onthouden is? -
 
Ontzie het heiligdom van mijn geheimenis!
 
Zie 't aardrijk overdekt met duizenden van wonderen;
 
Den hemel boven u met bliksemende donderen
 
Doorvlogen, en den grond zich onder uwen voet
 
Opspalken, daar ik spreke, in losgeborsten gloed!
 
Zie 't Noordgestarnte dat door de onafzienbre weien
 
Des hemels om zich heen de sterren rond zien reien
 
En zwieren in den zwaai door 's Hoogsten wonderhand
 
De schepping ingedrukt. Ga, zeg hun: houdt hier stand!
 
Beveel den dag, dat hy zich nederduike in 't Ooste
 
En dat de middagzon het Noorder aspunt rooste,
 
De nacht een eeuwig floers omsluier' om 't gestarnt',
 
En ijs en wintersneeuw van 't vuur der kreeftstar barnt!
 
Doe de Elementen zich verloochnen, en elkander
 
Doorbruischen. Rijp en sneeuw omdosch' den salamander,
 
En blaakre in vlammen op de waatren. 't Levend groen
 
Vlecht' zich met krakend ijs in ranken tot festoen!
 
En alles mengle tot een klomp van strijdigheden,
 
Door geene Almachte hand in samenhang te kneden! -
 
 
 
Neen dwazen, neen; mijn raad, mijn wijsheid is te hoog,
 
Is te onbereikbaar voor uw zwak en menschlijk oog.
 
Wat wroet ge onzinnig in uw boezem, om u henen,
 
In 't stof - ach, of 't u licht in 't duister mocht verleenen!
 
Maar neen, wat wroet ge u-zelf, uw geest en lichaam, af,
 
Voor 't geen ge met dit stof ter neder legt in 't graf?
 
Heft oog en hart omhoog, en leert dien God te vreezen,
 
Die elk in eigen hart Zijn hooge wet doet lezen!
 
1828.
voetnoot*
Nieuwe Vermaking, 48.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken