Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6 (1857)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.26 MB)

Scans (7.74 MB)

XML (1.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6

(1857)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 195]
[p. 195]

Opzien tot God.Ga naar voetnoot*

Zou die de oore plant, niet hooren; die de ooge formeert, niet aanschouwen?

Psalm XCIV.
 
Wat waant ge, ô trotsaart die uw schuld
 
Voor eigen hart verbloemt,
 
U-zelven als rechtvaardig roemt,
 
Als hadt ge d' eisch der Wet vervuld
 
Die van des Horebs steilen top
 
U dondert op den kop! -
 
 
 
Gy, zondige, aan die Wet voldoen,
 
Die reinheid eischt der ziel,
 
Waarvan ze (eilaas!) zoo diep verviel,
 
Dat outervlam noch offerzoen,
 
Noch ruischend stier- en lamm'renbloed
 
U van de wraak behoedt!
 
 
 
Of waant ge op neêrgebogen kniên
 
In uiterlijk gebaar,
 
Aan 't wierookbrandend plechtaltaar
 
Uw' God vergoeding aan te biên
 
Voor 't immer wederspannig hart
 
In 's boozen strik verward?
 
 
 
Is Hy die aan ons oog en oor
 
Gevoel en kennis geeft,
 
Wiens aanzijn 't gantsch Heelal doorzweeft,
 
Van licht verstoken en gehoor?
 
Die alles met Zijn wenk doorziet
 
Doorleest Hy 't harte niet?
[pagina 196]
[p. 196]
 
Hy die een reine ziel gebiedt,
 
En heiligheid begeert,
 
Werd die door d'offerplicht geëerd,
 
En wraakt Hy zelfs de bede niet,
 
Wanneer de huichelende ziel
 
Voor 't outertrappen nederviel?
 
 
 
Wie dan, wie is Hy dien ge aanbidt,
 
Verlorene in de schuld,
 
Alschoon ge uw tempelplicht vervult? -
 
Hy die ten Hemelrechtstoel zit,
 
En volken met de tuchtroê weidt
 
Langs 't pad der sterflijkheid. -
 
 
 
Zijn tuchtroê? - Ach, wat heil, mijn God,
 
Voor die die roede kust!
 
Zy voert hem tot de ware rust,
 
Tot Englen- hemelheilgenot
 
Terwijl zich 's afgronds holle kolk
 
Ontspart voor 't godloos volk.
 
 
 
Want God verlaat zijn eigendom,
 
Zijn vrijgekochten, niet;
 
De stroom die door zijn boezem schiet,
 
Keert tot zijn welbron wederom;
 
Dan juicht, dan laaft de oprechte borst
 
Heur steeds onleschbre dorst.
 
 
 
Waar is hy die als schuts en wal
 
Zich tegen 't snood geweld
 
Dat alles in de banden knelt,
 
Voor my in 't harnas stellen zal?
 
Gy, Heer, zoo my Uw hulp begaf,
 
Wat toevlucht, dan in 't graf!
[pagina 197]
[p. 197]
 
Ik sidderde en mijn voet gleed uit,
 
Maar Gy hebt me onderschraagd.
 
Door angst op angst in 't hart gejaagd,
 
En 't immerkankrend wee ten buit -
 
Doch neen, hoe alles my verliet,
 
Uw troost begaf my niet.
 
 
 
Uw levende ader, zy-alleen,
 
Geen aardsch en drabbig nat,
 
Van uit onzuivre bron gespat,
 
Vloot met Uw hemeltroost in één.
 
Geen ijdle poging van 't verstand,
 
Waar 't hart meê samenspant.
 
 
 
De boosheid paarde aan gruwbren trots,
 
En prangde 't vrij gemoed,
 
Ja, doemde 't schuldelooze bloed,
 
Maar God was my ten grondsteenrots,
 
De zeekre toevlucht by mijn leed,
 
Die nooit zijn gunst vergeet.
 
 
 
Hy keert hunne ongerechtigheid
 
Te rug op eigen kruin;
 
En delgt hun macht tot stuivend puin:
 
Hy die hun 't wettig loon bereidt.
 
Hy, God! de Heer wiens slaande vuist
 
Den eigenwaan vergruist!
 
 
 
1829.
voetnoot*
Nasprokkeling, 37.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken