Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Lotbedeeling.
Roratius vrij nagevolgd.Ga naar voetnoot*

 
Van hier, ô Ongewijde drom!
 
Van hier! - Ik treê het heiligdom
 
Der kuische Zanggodessen,
 
Als priester, in. - Geeft leerzaam acht! -
 
Nog ongehoorde zedelessen
 
Verkondig ik aan u, ontluikend Nageslacht!
 
 
 
Hy, die den volken Vorsten gaf,
 
Hy onderwierp den Koningsstaf
 
Zijn eigen alvermogen:
 
Hy, op wiens wenk de wareld beeft,
 
Die, onbereikbaar voor onze oogen,
 
Den hemel tot zijn' throon en de aard ten voetbank heeft.
 
 
 
De een zett' zijn els of wijngaardplant
 
Wat verder uit en ploege 't land
 
Met dubble kouter en gareelen;
 
En de ander winne 't by 't gemeen
 
Door adel, krijgsroem, waardigheên,
 
Of wat der dwazen hart moog streelen!
 
 
 
Één lot, één noodlot, ééne wet,
 
Is allen eveneens gezet,
 
En onderscheidt noch kleen noch grooten.
 
Één holle lotbus, jammrenzwaar,
 
Schudt alle namen door elkaâr,
 
En maakt ons samen deelgenooten.
[pagina 59]
[p. 59]
 
Die 't bloote zwaard, ten val gereed,
 
Zich boven 't hoofd gehangen weet,
 
Zal dien de koningsdisch met de aangezetste spijzen
 
Den smaak wel prikklen op den throon?
 
Zal vooglenzang of cythertoon
 
Aan dien zijn tooverkracht bewijzen?
 
 
 
Ach! Rust en koestringvolle slaap
 
Is 't erfdeel van den boerenknaap
 
En kleeft alleen in lage daken;
 
Mint luwe schaâuw en bloemrijk gras,
 
En Tempes zachte veldvermaken,
 
Waar Zefir dartelt langs den plas.
 
 
 
Die niets dan zijn behoefte vraagt,
 
Door Heb- noch Staatszuchts zweep gejaagd,
 
Beproeft geene ontrouw van de baren,
 
Noch vraagt wat hier voor noodstar blinkt,
 
Of ginds in 't Westen nederzinkt,
 
En stormen brengt of op doet klaren.
 
 
 
Dien slaat het wisselvallig weêr
 
Geen' rijpen oogst of wijnstok neêr
 
Door onverhoedsche hagelvlagen.
 
Die zal aan geen bedrieglijk land,
 
Waar nooit de zon van pas voor brandt,
 
Zijn heil, zijn hoop, zijn zielrust wagen.
 
 
 
Men dwing' der zee, den snellen stroom,
 
Geheele streken af, en toom'
 
Hen in, door macht van goud en schatten;
 
Wat is 't? Helaas! men jaagt te spaâ
 
De ontvlogen rust in de onrust na,
 
En zal ze by geen' slip meer vatten.
[pagina 60]
[p. 60]
 
Ga, stervling, streef, ons aardrijk moê,
 
Naar de afgelegenste oorden toe,
 
Verveling treedt u op de hielen.
 
Zit op; ze is eer dan gy gespoord;
 
Zeil weg; gy vindt haar weêr aan boord;
 
Ren heen; zy hangt u in de wielen.
 
 
 
Doet dan porfier- noch marmersteen,
 
Noch purpren dosch vol kostbaarheên,
 
Noch de eêlste der Toskaansche wijnen; -
 
Doet de eêlste balsemgeur van 't Oost,
 
Noch wat de weelde houdt voor 't grootscht,
 
De kwelling uit het hart verdwijnen:
 
 
 
Waartoe dan 't blinkendst praalgesticht
 
Op Grieksche zuilen opgericht,
 
En zalen met damast behangen?
 
Of waarom ruile ik voor mijn kluis,
 
Een lastig, een onrustig huis,
 
Waar in de zorg my toch zou prangen?
 
 
 
1793.
voetnoot*
Verspreide Gedichten I, 110.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken