Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 229]
[p. 229]

Rijkdom.Ga naar voetnoot*

 
Wees rijk! Potozies zilveräderen
 
Met Peruus goud, Golkondaas schat,
 
En al wat Indus arm omvat,
 
Is 't vruchtloos in uw schoot te gaderen,
 
By 't geen de drokbebouwde zee
 
Op vloten aanvoert, ree' aan ree',
 
Of zwelgt in vratige ingewanden:
 
't Verheert de kille doodvrees niet,
 
Noch weert als 't wreede Lot gebiedt,
 
't Verdelgingsspook, ons aan te randen.
 
Weg, ijdle schatten! valsch bezit,
 
Waarnaar zich 't woelend hart verhit! -
 
Gelukkiger, de woeste Geten,
 
Die, zwervende op hun Wagenstad,
 
't Onmeetlijk Noord hun korenschat,
 
En 's aardrijks kreits hun woonplaats heeten!
 
Daar wroet, noch brengt men 't leven door
 
In de eenmaal opgeploegde voor,
 
Maar wisselt oogst en grondbetelen;
 
En jaar voor jaar, gaat de eigendom
 
Van hoofd tot hoofd, als reiende, om,
 
Dat elk in 't zelfde lot moog deelen.
 
Daar steekt het moederlooze wicht
 
Geen snoode stiefmoêr in 't gezicht,
 
Noch vreest den beker uit haar handen:
 
Daar trotst geen vrouw, op bruidschat fier,
 
Den zwakken man in 't huisbestier,
 
Noch schendt den heiligste aller banden.
 
Een hart, met oudrendeugd vervuld
[pagina 230]
[p. 230]
 
Die d'aanblik zelfs geens vreemden duldt,
 
En kuischheids onverbreekbre wetten,
 
Zie daar de bruidschat dien zy brengt,
 
En waar zy 't schuldig bloed voor plengt,
 
Zoo ze ooit de reinheid mocht besmetten! -
 
Wie is hy die d' ontbonden moord
 
En burgertweedracht wenscht gesmoord,
 
En 't volk ten vader wil verstrekken?
 
Die toom' d' ontzinden overmoed,
 
En 't Nakroost zal, door hem behoed,
 
Zijne asch met zeegning overdekken.
 
Verstorven deugden doet men recht;
 
Aan levende is de haat gehecht,
 
Door dollen Nijd in 't hart ontstoken.
 
Helaas! waartoe elk droef beklag,
 
Ontbreekt de teugel aan 't gezag,
 
En wordt het misdrijf niet gewroken!
 
Wat baten Wetten zonder kracht
 
Wen zedelóósheid haar veracht! -
 
Geen sneeuwvlokkorst, geen zonnebranden
 
Schrikt de onverzade Hebzucht af;
 
Men streeft door 't opgesparde graf,
 
En slaat de woeste zee in banden.
 
Geen armoê (thands de wreedste smaad!)
 
Die alles doet en ondergaat,
 
Zal 't steile pad der deugd bewaren:
 
Zy vliegt ten spijt van wet en plicht
 
De Godheid-zelve in 't aangezicht,
 
Om 't alvermogend goud te gaâren.
 
Kom! plaatsen wy 't onnut metaal,
 
Gesteente, en al dien schitterpraal,
 
By d' oorlogsroof van vroeger tijden;Ga naar eind1
 
En laten wy 't verleidend tuig
 
Met daverend triomfgejuich,
 
Ten tempelschat, den Godheên wijden!
 
Of liever, werpen we al die buit,
 
Dien wortel waar 't verderf uit spruit,
 
Blijmoedig in den schoot der golven,
 
Indien ons 't hart waarachtig wroegt,
[pagina 231]
[p. 231]
 
En onder 't wicht des jammers zwoegt,
 
Waarin we ons redloos zien bedolven!
 
Vergeefs is 't, blad of rank besnoeid: -
 
De kiem van 't kwaad moet uitgeroeid
 
In 't voedsel der begeerlijkheden; -
 
Een andere, een gestrenger tucht,
 
Bezielen met een zuivrer zucht,
 
En 't laf verweekt gemoed herkneden.
 
De jeugd, de hoop van 't vaderland,
 
Is voor geen arbeid meer bestand,
 
Noch durft het moedig ros bestijgen;
 
Maar siddert, waar m' in 't vrije veld
 
Den jachtstoet op de hielen snelt,
 
Om mann'lijk naar zijn aâm te hijgen;
 
Doch waakt, volleerd in vreemde vond,
 
De nacht by kaart en teerling rond,
 
Ten trots der krachtigste verboden,
 
Terwijl de vader schatten wint
 
Door 't plondren van zijn boezemvrind
 
En 't schaamtloos tergen van de Goden;
 
Om erfgoed, dat geen Nageslacht,
 
Geen dankbaar kroost, tot meester wacht,
 
Maar vreemden die zijn naam vervloeken.
 
Ach! groei 't bezit met zorg en pijn,
 
't Zal altijd iets te weinig zijn,
 
En de uitkomst is, naar meer te zoeken.
 
 
 
1820.
voetnoot*
Sprokkelingen, 109
eind1
Men zie van dezen schitterpraal en oorlogsroof in het Romeinsche Kapitool, Silius Italicus, I. vs. 617-629.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken