Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.52 MB)

Scans (5.49 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 428]
[p. 428]

De intocht der Franschen.Ga naar voetnoot*

 
Den Adelaar, die dwars door lucht en wolken
 
Den donder in zijn' oorsprong tegensnelt,
 
En onder 's hemels schuchtre volken
 
Den scepter in zijn' klaauw beknelt:
 
 
 
Die met den slag van zijn metalen pennen
 
Des bliksems straal in 't snorrend vuurspoor stuit,
 
Der winden vlucht voorby durft rennen,
 
En hemelruim en aard vrijbuit:
 
 
 
Wiens brandend oog, door gloed vermoeid noch stralen;
 
Van uit zijn kreits op beide kimmen staart,
 
En, daar het afstand acht noch palen,
 
De zon in 't roostend aanschijn vaart:
 
 
 
Hem, hem gelijk, wanneer hy fier te wapen,
 
Door honger tot den roof geport,
 
In 't midden der verbaasde knapen
 
Op 't blatend ooilam nederstort:
 
 
 
Ja, hem gelijk in fierheid, moed, en krachten,
 
Slaat Frankrijks haan de stoute vleugels uit,
 
Rept spoor en vreesselijke schachten,
 
En 't aardrijk davert van 't geluid.
[pagina 429]
[p. 429]
 
't Heelal zag hem, aan 's meesters hand ontvlogen,
 
Den gloênden kam verheffen tegen 't zwerk;
 
De woede vlammende in zijne oogen;
 
Zijn slagpen 's hemels heir te sterk.
 
 
 
Het zag dit, ja, en dacht zijn vaart te storen,
 
Zijn taaie wiek te fnuiken in de vlucht;
 
Maar voelde 't klemmen van zijn sporen,
 
En liet hem 't ruim der vrije lucht.
 
 
 
Nu dringt zijn kreet door bosschen en waranden,
 
En jaagt den schrik wat ademt in 't gemoed:
 
Zijn wapenroep ontvolkt de landen,
 
En smoort Euroop in eigen bloed.
 
 
 
De forse klaauw van Duitschlands Adelaren,
 
Werd door den schok van zijne wiek verlamd,
 
En Neêrland heeft zijn legerscharen
 
Vergeefs ter Oorlogseer' ontvlamd.
 
 
 
De Luipaard wijkt langs de overheerde zoomen,
 
En trekt de nagels in, van vreemden schrik ontroerd;
 
De Leeuw ligt roerloos aan de stroomen,
 
Door 't barre winterweêr bevloerd.
 
 
 
Wat geest, wat drift, wat ongemeen vermogen
 
Bezielt u dus, ô Mavors Krijgsheraut,
 
Dat ge alles voor u neêrgebogen,
 
Of onder uw banier beschouwt?
 
 
 
Heeft dan natuur, en, met haar saamgezworen,
 
De Hoofdstof-zelf met u ten strijd geprest,
 
Den wissen ondergang beschoren
 
Aan dit rampzalige gewest?
[pagina 430]
[p. 430]
 
Ja; vruchtloos is uw weêrstand, wakkre Helden,
 
Die nog het handbreed gronds, verheerlijkt door uw' moed,
 
Het laatste handbreed onzer velden,
 
Verdadigt in uw plassend bloed!
 
 
 
De Winter voert van uit den nacht van 't Noorden
 
Zijn legermacht by die der Gaulers aan;
 
Zijn heirspits effent in deze oorden
 
De nooit begangbre waterbaan.
 
 
 
Vergeefs, vergeefs tot bolwerk onzer palen
 
De golven uit heur' kil verdagvaard om u heen!
 
Ach! om den vijand in te halen,
 
Verharden zy tot marmersteen.
 
 
 
En Rhijn, en Maas, met ingetrapte lenden,
 
Ontfingen 't harde juk geduldig op den rug,
 
En vormen voor de legerbenden
 
Een onvernielbre Waterbrug.
 
 
 
Gaat, braakt nu vrij met duizend koopren monden
 
Het vuur en 't gonzend lood op uw bestrijdren uit.
 
Verweert uwe afgesneden gronden
 
Op elke Vaderlandsche kluit.
 
 
 
De glorie zal uw dappre kruin lauwrieren,
 
De dood u heerlijk zijn, de dood voor 't Vaderland!
 
Maar de overmacht zal zegevieren,
 
Daar 't noodlot met haar samenspant.
 
 
 
Daar hoort ge reeds het juichend zegekraaien!
 
De Vrijheid in heur' naam verzwinden door de lucht!
 
Daar ziet ge 't Vrijheidsteeken zwaaien,
 
Door zoo veel kostlijk bloed berucht!
[pagina 431]
[p. 431]
 
Kniel, kniel nu neêr, en kus de dorre handen,
 
ô Nederland, der felle Woestaardy:
 
Kus de aangeboden Vriendschapsbanden,
 
Hoe prangend ook hun knellen zij!
 
 
 
Schud thands uw zweet, uw duurverworven schatten,
 
Den Nagebuur wilvaardig in den schoot.
 
Gy moogt ze met uw tranen natten,
 
Maar zwijg, of boet het met de dood!
 
 
 
Dus wil 't het lot, 't besluit van 't Alvermogen.
 
God heerscht: Hy hoorde uw stem, den kreet van d' overmoed:
 
Zijn donder ratelde in den hoogen,
 
En alles viel den Gal te voet.
 
 
 
1795.
voetnoot*
Vaderlandsche Oranjezucht, 7.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken