De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem Bilderdijk[p. 167] | |
Byschrift by de afbeelding mijner egade.*God riep me in d' arm van hem, die, balling over de aarde,
Geen brood, geen toevlucht had dan in God-zelv' alleen.
In 't zalven van zijn wee bestond my 's levens waarde,
En 'k zegende alle ramp in dees zijn arm' geleên.
'k Gaf telgen aan zijn koets, aan 't Englendom gespelen,
En strijders (vleide ik me eens) den Vorst en 't Vaderland.
ô Mogen ze in ons hart, maar beter noodlot, deelen,
Geen hemel haalt voor my by onzen huwlijksband.
1815.
|
|