De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
(1858)–Willem BilderdijkAan een bruidegom en bruid. [Den Weledelen heer Mr. johannes tiberius bodel nyenhuis en de Weledele Jonkvrouwe sophia theodora tydeman.]*In de dartle Bruiloftsvreugd
Deel te nemen met de jeugd,
Voegt geen' graauwgebleekten hairen;
En geen slaperig gebrom
Van versuften ouderdom
Mag aan lach of zangkeel paren.
| |
[p. 278] | |
Echter slaat by d' onden Bard
Altijd nog het zelfde hart,
Dat somwijl de feestgewelven
Van zijn Luittoon daavren deed,
Eer het geestversmoorend leed
Hem vervreemd had van zich-zelven.
Schoon dan bloed noch zangaâr vliet,
Nogthands zwijgt zijn boezem niet
By dit hand- en hartverbinden;
Maar wat is hetgeen hy geeft,
Die niet aan te bieden heeft,
Dan een vrindenzucht voor vrinden!
Zucht, die zoo hy iets vermag,
U den blijden bruiloftsdag
Altijd blijder doet herdenken,
En beproeven wat het zegt,
In een Godgeheiligde Echt
Zich elkander weg te schenken!
Zucht, die 's Grijzaarts zegen is
Over de aartsgeheimenis
(Waar Gods Englen 't oog voor dekken),
Die den stervling is tot pand
Dat hy God' is aanverwant,
En op aard ten beeld mag strekken! 1
Doch waartoe dees stroeve taal
In een luchte Jubelzaal
By de rozen op de wangen? -
Lang genoeg de lust gestoord
Die in zoo veel oogen gloort,
Zoo veel harten doet verlangen!
| |
[p. 279] | |
Neemt gy dees mijn zucht slechts aan;
Laat hy u voor zang volstaan,
Welvereenigde Echtelingen;
En hoort eenmaal, frisch schoon oud,
Als uw achterkindskind trouwt,
Op zijn bruiloft beter zingen!
Andre wensch toch waar hier spot,
In het rijkgezegend Lot
Dat u alles mag doen hopen.
Alles, zeg ik, teder Paar?
Ja, zijt ge alles voor elkaâr,
En Gods hemel staat u open!
1822
|