Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11 (1858)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (5.37 MB)

ebook (3.14 MB)

XML (0.81 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 11

(1858)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 496]
[p. 496]

Ter verjaring van mijn dierbaren zoon.Ga naar voetnoot*

 
Het is, mijn zoon, het is dan waar,
 
Ik mocht uw zestiend levensjaar
 
Ook dees zijn loopkring zien voltrekken:
 
Een nieuw en heilbelovend rond
 
Mag me in dees blijden morgenstond
 
Tot nieuwen hartedank verwekken.
 
 
 
Een nieuwe zegenvolle kring
 
Bezielt in u den Jongeling
 
Met nieuwen moed en kracht en leven,
 
Als 't Arendsjong tot hooger vlucht
 
Zijn wieken uitslaande in de lucht,
 
Om 't wolkgespansel door te zweven.
 
 
 
ô Heil my, dat ik 't nog mag zien,
 
En God den dank eens vaders biên
 
Voor 't hoogst der aardsche zegeningen!
 
Heil u, wien nog het vaderhart
 
In 't midden van des levens smart
 
Een nieuwen zegen toe mag zingen!
 
 
 
Maar zingen! - Neen, daar is geen zang
 
By 't nijpen van den ketenprang
 
Die nog mijn ziel aan 't lichaam strengelt,
 
En 't kwijnend leven nog verbindt;
 
Een leven dat zich-zelf verslindt,
 
Met staâge stervenspijn doormengeld!
[pagina 497]
[p. 497]
 
Waar ieder dag aan 't mijmrend hoofd
 
Een deel der denkenskracht ontrooft,
 
't Gevoel verstompt in d' engen boezem
 
En 's levens uitgeleegde dronk
 
Die eens in 't glas zoo sierlijk blonk,
 
Ontaarde in ongenietbren droezem.
 
 
 
Neen, zingen kan geens Grijzaaits borst,
 
Waar 't bloed in vrijen loop geschorst
 
Slechts zuchten aâmt voor jubelklanken,
 
In uitzicht op zijn jongsten stond
 
Die d' adem opsluit in den mond;
 
Maar, toch die boezem kan nog danken.
 
 
 
Ja, danken voor het dierbaar kind,
 
Waarin zijn hoop vervulling vindt,
 
Waarin zijn adem mag herleven;
 
Dat met hem in 't gelei van God,
 
In uitzicht boven 't aardsche lot,
 
Aan plicht en Heiland zal verkleven!
 
 
 
Ja, eenige, zoo teêrgeliefd,
 
Die nooit uwe Ouders hebt gegriefd,
 
Maar steeds met kinderlijke hulde
 
Hun teêrste wellust waart en vreugd,
 
En wiens aan God verknochte jeugd
 
Hun teêrste hoop en wensch vervulde:
 
 
 
Ja danken, lieve en teedre spruit!
 
Geen taal, geen woorden, drukken 't uit,
 
Wat oudrenzucht houdt ingesloten.
 
Zy dankt, meer vurig ieder dag
 
Die aan het oog verrijzen mag,
 
Voor u, ô dierbaarste aller loten.
[pagina 498]
[p. 498]
 
Voor u in wien zich 't zevental
 
Uw' Ouderen vergoeden zal,
 
Door wie mijn stam zich moest hertelen,
 
Getrouw aan God en Vaderland,
 
En in verdrukking zoo bestand
 
Als waar Geluk en voorspoed streelen.
 
 
 
Het Hollandsch bloed waaruit gy spruit,
 
Blonk steeds in moed en braafheid uit,
 
En heeft voor Kerk en Staat gevloten:
 
In u, mijn zoon, ontaarde 't niet
 
Zoo lang een drop door de aders schiet',
 
Maar kenmerk' zich in brave loten!
 
 
 
Roll', tuimel' dan dees wareld om!
 
Niet hier bestaat ons eigendom:
 
Hier, vreemdling op dees dorre kusten,
 
Omzoomd van stoorlooze eeuwigheid;
 
Hier is ons 't erfdeel niet bereid,
 
Waarin 't geloovig hart mag rusten.
 
 
 
Ja, schokken we op dit hobblend meir
 
In storm en branding op en neêr,
 
De haven wacht en lacht ons tegen.
 
Op jezus kruis zij 't oog gericht,
 
Het hart geklonken aan den plicht,
 
En ieder ademtocht is zegen.
 
 
 
Gedenk uw' Vader steeds, mijn zoon;
 
Doch voer zijn naam niet om, ten toon,
 
Maar gloei' zijn teêrheid u in 't harte!
 
Dit zij, wanneer hy niet meer is,
 
Zijne eer en lijkgedachtenis,
 
En dan, vertreed alle aardsche smarte!
 
 
 
Ex tempore.
 
1828.
voetnoot*
Avondschemering, 108.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken