Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.34 MB)

Scans (4.18 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 302]
[p. 302]

Kloekaart.
[Uit de oude IJslandsche Edda.]Ga naar voetnoot*Ga naar eind1

 
Odin daalde neder
 
Uit zijn wolkpaleis
 
Om den man te zoeken,
 
Over 't ruim der aard,
 
Als het Hoofd der kloeken,
 
Door zijn geest vermaard.
 
odin.
 
Wees gegroet, ô Kloekaart!
 
'k Kom om u te zien;
 
Om een proef te vragen
 
Van uw groot verstand,
 
En den strijd te wagen,
 
Of gy me overmant.
 
kloek.
 
Wie is die vermeetle,
 
Die mijn peinzen stoort?
 
Wie de man zoo moedig,
 
Die dees grond besmet?
 
Dwaas, ontruim hem spoedig,
 
Eer u 't dak verplet!
 
odin.
 
'k Laat my Wandlaar noemen;
 
'k Kom ook verr' van hier,
 
Brandend van verlangen,
 
Om van 't geen Hy weet
 
Een bewijs te ontfangen,
 
Die de Wijze heet.
[pagina 303]
[p. 303]
 
kloek.
 
Blijf niet staan, gy Wandlaar,
 
Zet u ginder neêr;
 
'k Wil my niet onttrekken.
 
Wie de wijsste zij,
 
Zal zich haast ontdekken,
 
De oude paai of gy!
 
odin.
 
Armoê voegt het zwijgen
 
By een machtig man,
 
Of, gepaste rede:
 
Want een hooge moed
 
Toont zich licht te onvrede,
 
Waar men 't minst misdoet.
 
kloek.
 
Zeg my thands, ô Wandlaar,
 
Die zoo stout een kamp
 
Tegen my durft wagen:
 
Wat is 't Zonnepaard
 
Dat ons alle dagen
 
Over 't hoofd heen vaart?
 
odin.
 
Lichtmeer heet die draver
 
Dien we ons ieder dag
 
Over 't hoofd zien varen; -
 
En geen ros of man
 
Die hem evenaren,
 
Of betoomen kan!
 
kloek.
 
Zeg my dan, ô Wandlaar,
 
Daar gy toch den kamp
 
Tegen my wilt wagen:
 
Van wat avondpaard
 
Wordt de Nacht gedragen
 
In haar hemelvaart?
[pagina 304]
[p. 304]
 
odin.
 
Rijpros heet die klepper
 
Die haar opwaart voert:
 
Hy, met daauw beladen
 
Die by d'ochtendgloed
 
's Aardrijks bodem baden
 
En doorweken moet.
 
kloek.
 
Zeg my nog, ô Wandlaar,
 
Daar gy toch den kamp
 
Tegen my wilt wagen:
 
Wat is de overvaart,
 
Die, geschokt door vlagen,
 
Hemel bindt aan aard?
 
odin.
 
Altijd even vloeibaar,
 
Nooit met ijs bedekt,
 
Draagt zy naam van Wemel,
 
Die het aardsch geslacht
 
Afscheidt van den hemel,
 
Waar zijn hart naar tracht. -
 
kloek.
 
Gast, gy schijnt verstandig;
 
Zit op dezen stoel.
 
Aan elkanders zijden
 
Mogen wy te saam
 
Om het voorrecht strijden
 
Van des Wijssten naam.
 
odin.
 
Zeg my dan, gy Kloekaart,
 
Want gy hebt verstand:
 
Waaruit wierd dees wareld,
 
En dit hemelvak,
 
Dat in 't ronde dwarelt
 
Met zijn starrendak
[pagina 305]
[p. 305]
 
kloek.
 
Aard en hemel sproten
 
Uit de grondstof voort,
 
Die Reus Baaiert baarde.
 
Uit zijn brein werd locht,
 
Vleesch en been werd aarde,
 
't Bloed, tot watervocht.
 
odin.
 
Zeg my ook, gy Kloekaart,
 
Want gy hebt verstand:
 
Waartoe zijn die lichten,
 
Beide Zon en Maan,
 
Die heur loop verrichten
 
Langs de Hemelbaan?
 
kloek.
 
't Maan- en zonbewegen
 
In 't volstandig spoor,
 
Dient tot vaste teekenen,
 
Om naar beider zwaai
 
Maand en dag te rekenen,
 
Dat men ploeg' of zaai'.
 
odin.
 
Zeg my nog, gy Kloekaart,
 
(Want dat gy het weet
 
Doet heel 't aardrijk hooren):
 
Uit wat wonderkracht
 
Wordt de Dag geboren,
 
En de donkre Nacht?
 
kloek.
 
De eeuwige Albeweger
 
Is de bron van 't Licht.
 
Door dit Licht vol luister
 
Is de Dag geteeld;
 
Nacht is kind van 't Duister,
 
't Geen den tijd verdeelt.
[pagina 306]
[p. 306]
 
odin.
 
Zeg my nog, gy Kloekaart,
 
Want dit weet gy ook:
 
Waarom Zomergloeien,
 
Waarom Wintervorst,
 
't Aardrijk doet verschroeien,
 
Of met ijs omkorst?
 
kloek.
 
Kou en hitte voeren
 
Nooitvoleinden strijd.
 
't Worstlen dezer machten
 
Is het aardrijk nut;
 
Dat het in zijn krachten
 
Nooit worde uitgeput.
 
odin.
 
Zeg my dan, gy Kloekaart,
 
Want ook dit weet gy:
 
Wat den wind doet bruischen
 
Door het luchtgebied,
 
Dien het oor hoort ruischen,
 
Maar het oog niet ziet?
 
kloek.
 
't Aspunt van het Noorden
 
Is des Windgeests throon:
 
Met zijn arendspluimen
 
Klapt hy door de lucht,
 
Dat de waatren schuimen,
 
En de hemel zucht.
 
odin.
 
Verr' heb ik gewandeld,
 
Menig land bezocht,
 
Menig ding doordrongen:
 
Maar, na 's Winters keer,
 
Wat doet de aard verjongen,
 
Schept de Lente weêr?
[pagina 307]
[p. 307]
 
kloek.
 
't Werk der Levenskrachten,
 
Dat Natuur bevrucht,
 
Opent zich heur aderen
 
Waar het vocht in welt,
 
En schiet uit tot bladeren
 
Als het knopjen zwelt.
 
odin.
 
Verr' heb ik gewandeld,
 
Menig land bezocht,
 
Menig ding doordrongen:
 
Doch hoe komt de Zon
 
Weêr aan 't diep ontsprongen
 
Dat haar eens verslon?
 
kloek.
 
ô Die heeft een dochter
 
Die dan de aard bestraalt.
 
Na haar moeders sneven
 
Koomt de jonge maagd
 
In heur renspoor streven,
 
En het licht herdaagt.
 
odin.
 
Verr' heb ik gewandeld,
 
Menig land bezocht,
 
Menig ding doordrongen;
 
Maar hoe wordt de mensch
 
Tot zijn Lot gedwongen
 
Met of tegen wensch?
 
kloek.
 
't Is één Voorbestemming
 
Die het al bestiert.
 
Die bepaalt ons leven,
 
Die beslist ons lot,
 
En werd voorgeschreven
 
Door den vrijen God.
[pagina 308]
[p. 308]
 
odin.
 
Verr' heb ik gewandeld,
 
Menig land bezocht,
 
Menig ding doordrongen;
 
Maar wat God bewoog,
 
(Dan hebt gy voldongen)
 
Stel my dat voor 't oog.
 
kloek.
 
Niemand kan dit melden;
 
God bestemt zich zelf.
 
Vraag my aardsche dingen;
 
By Zijn raadsbesluit,
 
Is voor stervelingen
 
Alle wijsheid uit.
 
 
 
1822.
voetnoot*
Krekelzangen I, 72.
eind1
oorspronklijke namen, hier vertolkt of verwisseld.
Vafthrudnir, Kloekaart.
Gangradi, Wandelaar.
Scinfaxi, Lichtmeer.
Hrimfaxi, Rijpros.
Ifing, Wemel.
Ymir, Baaiert.
Mundilföri, Albeweger.

 


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De dichtwerken van Bilderdijk (15 delen en supplement)