Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.34 MB)

Scans (4.18 MB)

XML (0.68 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 323]
[p. 323]

Waarschouwing,Ga naar voetnoot*

 
Als het rijmen van een kind
 
Lof by zwakke hersens vindt,
 
Spoedig neemt zijn eerzucht aan,
 
En belooft zich lauwerblaân:
 
Want de tytel van poëet
 
Staat voor al wie wil gereed.
 
Maar rampzalig is het Land
 
Waar vermetel onverstand
 
Dezen eernaam zoo verkwist
 
Dat er ieders brein door gist;
 
En rampzalig dat vernuft,
 
Dat, door vriendengunst versuft,
 
Naar een glorielover tast
 
Dat in zijn bereik niet wast,
 
Maar, hoe blinkend in het oog,
 
Voor zijn korten arm te hoog!
 
Arme menschen, wordt eens wijs!
 
Schat de zaken op heur prijs.
 
ô Verhit geen jeugdig bloed
 
Voor een niet bereikbaar goed:
 
Zet de hersens niet in vuur,
 
Dat men 't levenslang bezuur!
 
Ware Dichtgeest eischt geen spoor,
 
Breekt, in spijt van weêrstand, door.
 
Voer hem niet ten schouwspel rond;
 
Leg hem teugels in den mond;
 
Geef hem rust in 't stil gemoed
 
Waar hy eerst tot rijpheid broed'.
 
Reken 't kooltjen dicht in de asch,
[pagina 324]
[p. 324]
 
Eer de vlam het hoofd verrass',
 
En een dwaze zucht tot eer
 
Brein en ingewand verteer',
 
Of het leven word' verspild
 
In het laffe rijmersgild.
 
 
 
Ouders, brengt uw Kind niet op
 
Tot een Kunstgenootschaps pop;
 
Maar, in welken stand het zij,
 
Tot het nut der maatschappy,
 
Voor het huisselijk genot,
 
Voor de plichten jegens God!
 
Roeit dat zielverwoestend kruid,
 
Van de valsche roemzucht uit!
 
Godsdienstliefde, zy-alleen,
 
Heft het hart ten hemel heen.
 
Waagt het welzijn van uw Kind
 
Aan geen dollen wervelwind!
 
En gy, Vrinden, wijd en zijd,
 
Die zoo uitgelaten blijd
 
Met elk nieuwen schijnpoëet
 
In het licht te voorschijn treedt,
 
Ach! verhaast u niet te veel;
 
Houdt hem af van 't praaltooneel.
 
Laat den goeden Jongeling
 
Blinken in zijn kleinen kring,
 
Maar ontbloot zijn naaktheid niet
 
Voor het oog dat naauwer ziet.
 
Voert hem ook in lapgewaad
 
Niet te kijken langs de straat,
 
Hier een woordtjen uitgeschrapt,
 
Daar wat anders bygeflapt,
 
Hier verhanseld, daar verschikt,
 
En de geest er uitgelikt.
 
Waant niet, dat men feilen heelt,
 
In de wording meêgeteeld,
 
Of een slordig wan-gewaad
 
Door 't verstellen beter staat.
 
Knoei' de rijmer en herknoei',
[pagina 325]
[p. 325]
 
Zoo zijn vaers niet willig vloei,
 
Dwing' hy daar den rechten zin
 
Met geweld van poging in;
 
Ga hy eerst de leerschool door,
 
Eer de wareld van hem hoor';
 
Maar nooit breng' hy aan den dag
 
Wat een ander overzag,
 
Of verlang' een vreemde schaaf,
 
Aan de keten als een slaaf! -
 
Is die leeftijd dan voorby,
 
Aâmt hy echte Poëzy,
 
Heeft hy duizenden van blaân
 
Opgeofferd aan Vulkaan,
 
Duizend fraaiïgheên verscheurd,
 
Eerst voor meesterlijk gekeurd,
 
Voegt hy vuur en smaak by een
 
En verkreeg hy kundigheên;
 
Dan verschijn' hy stout en fier,
 
En bespeel de vrije lier,
 
Onbekommerd, onbedeesd,
 
Als een hooger Hemelgeest,
 
Die met onafhanklijk hart
 
't Oordeel van de wareld tart!
 
't Is geen Dichter, die nog vraagt
 
Wat aan die hem hoort, behaagt,
 
Die om lof of byval pracht,
 
Of op domheids geessel acht!
 
Maar die uit een hooger vliet
 
Volle waarheidstroomen giet;
 
En die vordert noch gelei',
 
Noch belachlijk bentlivrei.
 
 
 
1822.
voetnoot*
Krekelzangen I, 175.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De dichtwerken van Bilderdijk (15 delen en supplement)