Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.43 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Op een bulderenden zoogenaamden lierzang.Ga naar voetnoot*

 
Quid dignum tanto - hiatu?
 
 
 
Horatius.
 
Wat's dit, wat bulkt, wat bromt, wat dondert hier door de ooren,
 
En rammelt door de lucht dat zien vergaat en hooren?
 
Is 't Lierzang of trompet; men weet in dezen tijd
 
Zoo naauw niet of m' Euterpe of Kalliope vrijt. -
 
't Zal Klio wezen. - Nu! geblaas of snarenklinken,
 
't Moest echter niet zoo woest de hersens door rinkinken;
 
't Is of een hagelbui van steenen uit het West
 
De glazen insmeet. Sus! gematigdheid is best,
 
Zei de oude Griek, die met zes andren wijs mocht heeten.
 
'k Ontken niet dat wy nu een mistkar meerder weten
 
Dan in zijn tijd, maar toch, zijn spreuk was gants niet kwaad,
[pagina 290]
[p. 290]
 
En by ons voorgeslacht was 't ook steeds: maat houdt staat.
 
Ja, 'k hou van 't temen niet, van steeds met oude deunen
 
Den afgezaagden galm in 't oor te laten dreunen,
 
Maar maat, mijn vrienden, maat! Wat wildzang is of stout,
 
Schoon somtijds saamverward, verschilt als heet en koud.
 
De wildzang is als wind die wegstuift; stout is statig
 
En fiergestalt, en in zijn stappen forsch maar matig.
 
En zoo, zoo wensche ik ook en Lier- en Heldenzang,
 
Met onderscheid van stoffe, in ruim- of enger prang.
 
Ja, de arend in de lucht omzweve in breede kringen
 
Den prooi waarop hy doelt -; zoo doet in 't vrije zingen
 
De ware Lierpoëet; en dan, dan ploft hy neêr
 
Gelijk een bliksemstraal by 't langzaam dreigend weêr,
 
Grijpt toe, en drukt hem saam, en voert hem voor elks oogen
 
Den hemel in; - 't gezicht blijft starende opgetogen,
 
En 't hart gevoelt den neep, den trotschen vleuglenzwier,
 
En zuizelt als in 't spoor van 't bliksemvoerend dier.
 
Maar ach! 't is duivenvlucht, ten hoogste sperwergieren,
 
Waarmeê men de adelaars der Oudheid na wil zwieren.
 
Het zweven, meent men, is toch zweven, en 't gesnor
 
Eens arends door het zwerk vervult een gouden tor.
 
Wat zouden wy ons bloed zoo kokende op doen bruischen?
 
Een kabblend koeltjen luwt, wat hoeft er stormwindruischen?
 
Wat aan den hoogen geest ontbreken mocht, vergoedt
 
De netheid, die thands meer dan stoute dichtzwang doet.
 
Daar wint men lauwren meê. - Wy hoeven thands geen klanken
 
Als louter vlammend vuur dat steden in zijn spranken
 
Doet opgaan, legers velt, en de oorlogskans gebiedt;
 
Och, wy behoeven slechts een tijdverdrijvend lied.
 
Wie leest er Poëzy, dan om een uur te korten,
 
Waarin hem spel, gesprek, of tijdingblaadtjens schorten?
 
Wie zou ze doorstaan, zoo geen vreemde zwijmelrook
 
De hersens wat bedwelmde en 't zielsgevoelen ook?
 
En wie ook zou zich-zelf aan d' indruk overgeven
 
Eens Dichters dien hy leest? Neen veel te hoog verheven
 
Is die hem leest, en ook beoordeelt, laakt of prijst,
 
En 't zij by Vondel of Jan Zoet zijn standplaats wijst.
 
Een ander boek, vervuld met Wiskunsts scheve strepen,
 
Wordt mooglijk met ontzag des leerlings aangegrepen;
[pagina 291]
[p. 291]
 
Een Filozoofsch geschrift, of wat dien naam zich geeft,
 
Met eerbied opgevat, als 't geen iets hooger zweeft;
 
Maar Poëzy? - Wel, dat 's slechts speelwerk van gedachten,
 
Dat kan ik vrij en vrank verheffen of verachten;
 
Dat moet my smaken, en dan prijs ik 't uit de borst
 
Zoo wel als 't kermisspel van 's goochelaars hansworst. -
 
Zoo denkt, zoo handelt men. ô Dezes tijds Poëeten,
 
Wat wierdt ge, en tot hoe verr' vernederd en versmeten,
 
Gy, Wettenstelders aan de Volken, Godenteelt,
 
In 't hart, voor 't aardsche bloed, met hemellucht doorspeeld;
 
Wier uitspraak Krijgen sliste, en rust en vrede staafde,
 
De dorre lippen van den Wijsheidzoeker laafde;
 
Gy Dichters van den tijd eens Solons, rijst, en ziet
 
Wat thands van Dichters wierd, en - wat uw naam geniet!
 
 
 
1827.

voetnoot*
Vermaking, 129.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De dichtwerken van Bilderdijk (15 delen en supplement)