Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.43 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 293]
[p. 293]

Mededeelzaamheid.Ga naar voetnoot*

Μαϰάριοι οἰ ἐλεήμονες, ὅτι αὐτοἲ ἐλεηθήσονται.

Matth. V
 
Daar ligt door 't plettrend pak van rampen neêrgedrukt,
 
De onzaalge die geen vrucht van al zijn arbeid plukt,
 
In nooddruftsprang by dag, by nacht in bange droomen
 
Die 't hart met golf op golf van wanhoop overstroomen!
 
Hy, die naar 't sterflot hijgt! - verlaten! - eenzaam! - Ach,
 
Geen hand die van zijn wang een traandrup droogen mag!
 
Maar neen, geen tranenwel ontspringt er uit dat harte
 
En vochtigt oog of kaak; maar gloeiend is zijn smarte
 
Waarmeê des hongers tand hem spier en vezels knaagt
 
En uitdort en verdroogt, en 't bloed met zweepen jaagt
 
Of stollend stil doet staan in saamgetrokken aâren.
 
Ach, armoê! broodgebrek! wat kan u evenaren
 
Van al de plagen die de menschheid lijden kan! -
 
Gy die in welvaart zit, wat wendt gy 't oog daar van?
 
Gy, daar ge uw lichaam (daar hem hongert) spijst en voedstert,
 
Uw weeke leden zacht op 't mollig pluimbed koestert,
 
En mooglijk Hem die 't schenkt, geen dankbren zielzucht biedt,
 
Keer de oogen herwaart heen, en leer wat gy geniet.
 
Wat zijn uw rechten op behoefte en lichaamsstreeling,
 
Beweegt ze uw boezem niet tot gulle mededeeling?
 
Kunt gy genieten, zelf van 't denkbeeld niet ontrust
 
Dat andren van gebrek verteeren by uw lust?
 
Hoe kunt ge uw broedren zien verhongren, zonder wroeging,
 
En smaken aan uw disch een beet van vergenoeging;
 
Den kelk der vreugde u aan de lippen zetten, en
[pagina 294]
[p. 294]
 
Niet vragen, waartoe is 't dat ik bevoorrecht ben,
 
En, daar zoo velen 't brood van hun behoefte derven,
 
Niet meê in armoê slave om op het stroo te sterven? -
 
Is 't geen gy smaakt, het uwe; en komt het God niet toe,
 
En heeft uw naaste daar geen recht op? - Brast ge u moê
 
En laat verhongren wie gy redden mocht. Verdwaalde!
 
Wat zeg ik? neen van hart en ingewand verstaalde,
 
Is 't zwelgen zulk een lust? of is 't het doel van God? -
 
Neen, mededeelen aan behoeftige, is genot.
 
Waartoe stelde u Gods wil in 't vol beheer van weelde,
 
Dan dat ge in Zijnen naam, waar nood is, mededeelde,
 
Zijn schatbesteder en verzorger wezen zoudt? -
 
Voor 't geen Hy 't leven schonk, geeft de aarde ook 't onderhoud.
 
't Is roof, 't genieten waar wy andren by doen lijden,
 
Uw schrokken rooft het geen er twintig moest verblijden.
 
Wordt u de gorgel niet op 't denkbeeld toegeschroefd:
 
‘'k Verbras in 't dartlen, wat nooddruftigheid behoeft?’
 
Neen, stervling, neen, in schat, in weelde ligt geen zegen;
 
't Is mededeelzaamheid, waarin die is gelegen;
 
Ja, drijft u 't goedgenot tot mededeelzaamheid,
 
Dank dubbel, dan is 't u met zegen overspreid.
 
 
 
Weldadig God, zijn we op Uw voorbeeld ook weldadig!
 
't Erbarmend hart zijt Ge ook erbarmend, en genadig.
 
Verlosser, 't is Uw mond, der waarheid eigen mond,
 
Die 't in Uw prediking aan 't aardrijk heeft verkond.
 
En wy, wy durven ons verharden voor de ellenden
 
Des naasten? van zijn nood verstokte harten wenden?
 
Verhoê dit, Vader der barmhartigheid! verhoe 't,
 
ô Gy die de uwen redde en vrijkocht door Uw bloed!
 
En gy, ô Heil'ge Geest, ja, Geest van heiligmaking,
 
Hoed, hoed, ja keer ons af van zulk een Godverzaking;
 
Ontscheur ons aan den strik der weelde waar ze ons streelt,
 
En vorm ons naar Uw les, ô Jezus, en Uw beeld!
 
 
 
1827.
voetnoot*
Vermaking, 145.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De dichtwerken van Bilderdijk (15 delen en supplement)