Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14 (1859)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
Afbeelding van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14Toon afbeelding van titelpagina van De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.61 MB)

Scans (5.43 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14

(1859)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 379]
[p. 379]

Wijsheid.Ga naar voetnoot*

הניב םוקמ הז יאו אצמה זיאמ המכחהו
בויא
 
Neen, 't is geen Wijsheid, wat dees wareld Wijsheid noemt;
 
Geen wijsheid als eene eeuw van zelfverblinding roemt,
 
Die steeds naar neevlen grijpt in 't aardsche golfgewiegel,
 
En 't wezen glippen laat voor 't schijnbeeld in den spiegel.
 
Neen, Wijsheid is uit God, daalt uit Zijn volheid neêr,
 
En stijgt te Hemwaart tot heur aderoorsprong weêr.
 
Zy die verborgenheên mag inzien, gunstgenooten
 
Des hemels door 't geloof dat wondren werkt, ontsloten;
 
Ja, 't geen geen oog, geen oor, geen menschelijk gemoed,
 
Of zag, of hoorde of dacht, genieten, smaken doet,
 
Daar 't, door Gods Geest geroerd en 't sterflijk rif ontheven,
 
Op vleuglen van verlangst ten hemel op mag zweven.
 
Maar ach! hoe kan de mensch, met de aardsche last belaân,
 
Het geestlijk, 't Godlijk, 't waar en hemelsch goed verstaan?
 
Neen, de oogen scheem'ren op de schitterglans der waarheid.
 
't Isnacht voor hem wien 't oog verblind wordt door heur klaarheid;
 
Doch zalig wien de Geest dien Jezus schonk, verlicht!
 
Schenk, Heiland, schenk ons dien, en open ons 't gezicht!
 
 
 
Zoo sprak die Leeraar uit de school der Farizeeuwen
 
Door Jezus-zelf verwekt ten aanstoot dier Hebreeuwen,
 
Die, 't blinde Heidendom hun deel in 't Godlijk licht
 
Benijdend, zich uit spijt beroofden van 't gezicht,
 
En Mozes deksel voor den glans der Godheid stelden,
 
En Horebs donders voor den zang van Bethlems velden.
 
Hy, ('t uitverkoren vat den volken toegeschikt,)
 
Wiens oog verborgenheên, den mensch te hoog, doorblikt!
[pagina 380]
[p. 380]
 
Doch waar, waar houdt Zy plaats in dees zoo duistre stonden?
 
Waar graaft men ze, uit wat mijn? Waar wordt heur aârgevonden? -
 
Geen afgrond die ze omvat, geen zeegolf die ze omspoelt,
 
Zoo verr' het vlietend ruim om 's aardrijks stranden woelt!
 
Geen goud haalt by haar in waardy, geen puikrobijnen,
 
Of diamanten, die van eigen vuurgloed schijnen
 
En schittren by de nacht. Maar ach! voor 't zoekend oog
 
Verborgen, zien wy slechts haar weêrglans van omhoog.
 
God kent haar, Hy alleen; geen aardsche stofgenooten.
 
Uit Hem is ze afgedaald, uit Almacht voortgesproten.
 
Hy die de dropplen van den regen, van het meir,
 
Heeft afgewogen, Hy de Alscheppende Opperheer.
 
Van hem straalt ze af in 't hart der Wijzen van deze aarde.
 
Neen, ze is geen hofplantsoen uit onze doornengaarde,
 
Gezaaid, gekoesterd, door een menschelijke hand;
 
Maar God is 't die ze schenkt en in den boezem plant.
 
Van hier dan de ijdle trots! - De kennisse aller waarheid
 
Omvat haar niet. Ze is eene uit God gedaalde klaarheid;
 
Haar vrucht, de Godsvrees, liefde, en 't zelfverdoemend hart
 
Dat van zijn zwakheên beeft, en steeds in doornen wart
 
Waaraan 't zich-zelf verworgt. - ô Wijsheid, gift van boven,
 
Wie kent uw waarde? en wie vermag het, u te loven! -
 
God kent haar, ze is uit Hem; maar wat is 't, dat gy wroet,
 
ô Sterflijk mensch, en wat, dat onwaardeerbaar goed?
 
Hy leerde 't u: 't Is, ‘God, en niets dan Hem, te vreezen,
 
Van 't kwaad te wijken, en Zijn Wet getrouw te wezen.’
 
 
 
1829.
voetnoot*
Nieuwe Vermaking, 169.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De dichtwerken van Bilderdijk (15 delen en supplement)