Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollands verlossing. Deel 1 (1813)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollands verlossing. Deel 1
Afbeelding van Hollands verlossing. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Hollands verlossing. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollands verlossing. Deel 1

(1813)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt, Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina π2]
[p. π2]
 
Ziet Neêrlands eedle Maagd, in achtbaar feestgewaad,
 
Die, daar zij 't dankbaar oog op God, als Redder, slaat,
 
De Kluisters fier vertreedt, die hals en boezem knelden:
 
Verbrijzeld ligt nu 't Juk der wreedste slavernij;
 
Standvastigheid, en Hoop, die haar getrouw verzelden,
 
Zet aan haar beeldtenis een' grootschen luister bij. -
 
Door Dapperheid beschermd, voelt zij haar moed ontbranden,
 
En zendt de geurigste offerhanden,
 
In 't schoonste en onnavolgbaar Lied,
 
Dat Hollands Dichtrenhoofd, met zijne Gade ons biedt,
 
Verrukt ten Hemel op: terwijl, bij 't vrolijk dagen,
 
De Landbouw, Zeevaardij en Koopmanschap herleeft,
 
En trotsche Faëton voor eeuwig ligt verslagen,
 
Gebliksemd door die magt, waarvoor de Satan beeft.

BUSSINGH.

[pagina III]
[p. III]

Voorbericht.

Uitboezemingen van vreugde by 's Lands bevrijding van het pletterend juk der Franschen, behoeven geene Voorrede ter inleiding. Elk Nederlander zal er zijn eigen hart in erkennen en weêrvinden. Maar schoon dit van geheel dezen bondel waar is, het eerste en het laatste Dichtstuk daarin voorkomende, vereischen eenige Opheldering. Beide zijn zy uitgesproken in de Amsterdamsche Afdeeling der Hollandsche Maatschappy van Wetenschappen; en het eerste stuk is een gevolg van het laatste. Dit laatste, een afscheid van my aan mijne Kunstbroeders, in een oogenblik als ik my in mijne uiterste verzwakking van lichaam tevens en geest, mijn einde als zeer naby voor moest stellen, sloot met eene Voorzegging van Hollands naderende herstelling, die met ongemeene geestdrift ontfangen werd; en het eerste in den bondel, is de aankondiging, of (wil men 't) de viering der vervulling van deze Voorspelling, op welke zy te rug wijst.

Dat Afscheid werd in mijne Winterbloemen ter perse gebracht, maar het toenmalig Bewind duldde niet dat het laatste gedeelte en slot in het licht verscheen; en de Uitgever was gedwongen, daar ik, aan mijne grondregels vasthoudende, daar niets in wilde veranderen of uitlichten, het Dichtstuk op zijne vijftiende bladzijde af te breken, met belofte (in het uitzicht op het bewaarheden des inhouds) van het vervolg naderhand te geven. Thands heeft hy geoordeeld

[pagina IV]
[p. IV]

het geheele Dichtstuk hier achter te moeten plaatsen, gelijk het in Loumaand 1811 door de aanmerkelijke menigte mijner toenmalige Medeleden van dat Genootschap uit mijn mond werd gehoord, by velen in Handschrift bewaard is, en by niet weinigen hunner nog woordelijk in geheugen gehouden wordt. Ook is het hier inderdaad als eene bylage tot het eerste (de vervulling) aan te merken, het geen er in het onmiddelijkste verband mede staat.

Op ééne Voorspelling echter wijst deze vervulling, die men in dit Afscheid niet zoeken moet. Het is in de laatste regel op bladz. 15:

'k Zag de aard gelukkig zijn, U machtig, Neêrland vrij.

Dit vers is genomen uit mijnen Geboortegroet, onzen tegenwoordigen Souverein in de beroeringen van 1787 toegezongen, toen afzonderlijk uitgegeven, en in den eersten druk mijner vaderlandsche oranjezucht te vinden op bladz. 135, in dien van 1808 op bladz. 152. Veellicht zal men in dat Dichtstuk meer byzonderheden kunnen opmaken, die, door de sedert verloopen tijden ontraadseld, in den kiem, waarin de gebeurtenissen toen lagen, de oogen ontdoken, maar die het warme hart des Dichters voorgevoelen kon eer het verstand - zelf ze dóórdrong.

Wat mijne Egade tot dezen Bondel heeft bygedragen blijkt uit de teekening der stukken zelve. Men zal daar het zachte, aandoenlijke hart in herkennen, de vrouw kenteekenende, alleen gevormd om het geluk van haren Gemaal te zijn, en die op niets anders aanspraak maakt.

B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken