Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794

66. Bilderdijk aan Jvr. de Lannoy, 14 Oct. 1781.

Klad Mij. Ltk. cod. 1607. Gedrukt in Brieven, uitg. Messchert I, 91-93.

p. 91:

[Schapelust] Bedoeld zal zijn de lustplaats Schaapenburg te 's-Graveland, van Mevr. de Wed. Bicker-Pels; vgl. Dk. W. 217. - [armstoel van St. Geertrui] haar woonplaats Geertruidenberg. Zeer waarsch. maakt B. hier een zinspeling op de in br. 39 (p. 96) geciteerde versregels uit haar dichtbrief Aan Aristus. Zij heeft haar Lierzang op den slag bij Doggersbank (5 Aug. 1781) buiten Geertruidenberg gedicht; haar kunst is dus niet aan die plaats gebonden.

p. 92:

[de gevoelige Lierzang] de in 1781 met het oog op den zeeslag bij Doggersbank geschreven Eerzang voor 's Lands Verdedigers, Nag. DW. 71-82. Messchert geeft de plaats onjuist op. B. had het stuk in druk voor zich. Het was al verschenen bij Honkoop te Leiden, zie Knuttel, Pamfl. cat. no. 19597. Vgl. p. 93 (Messch.) over het oordeel van het ‘kundig publijk’; en zijn dank voor ‘het exemplaar’.

[p. 129]

p. 93:

[uwe kunstlievende aanmerkingen op het mijne] nl. op B.'s Kenschets onzer Voorvaderen, dat voorjaar door het Haagse Gen. met goud bekroond. Over haar plan, daar zelf mede te dingen met het inmiddels nieuw uitgeschreven prijsvers De Aanspraak van Keizer Karel V enz. heeft zij niet geschreven. Zij verwierf er - posthuum - het zilver; Feith het goud. Vgl. p. 134 o. - [uw verwijt] te grote ‘ongeregeldheid’ in dezen Lierzang. Voor B. juist eis: zie br. 63 (Messch. I. 98).