Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Winterbloemen (1811)

Informatie terzijde

Titelpagina van Winterbloemen
Afbeelding van WinterbloemenToon afbeelding van titelpagina van Winterbloemen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.72 MB)

Scans (15.70 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Winterbloemen

(1811)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 88]
[p. 88]

Dood en leven.

 
Als in 't stille kraamsalet
 
't Kinderlijke schommelbed,
 
Door de moederlijke hand
 
Voor haar teder huwlijkspand
 
(Dat haar met een zoete smart
 
Spartelde onder 't smachtend hart)
 
Met satijn en dons getooid
 
En met lovers overstrooid; -
 
Als dat wiegjen, stil en zacht,
 
't Schreiend kindtjen tegenlacht,
 
Daar het zich met stouten sprong
 
Uit haar ingewanden wrong,
 
Om het oogjen voor den dag,
 
't Mondtjen voor het eerst beklag,
 
En het nog gevoelloos hart
 
Op te doen voor 's levens smart: -
[pagina 89]
[p. 89]
 
Zoo, zoo lacht my, lijdensmoê,
 
't Mulle bed der grafsteê toe,
 
En belooft de sluimerlust
 
In mijn matte leden, rust.
 
ô Hoe hijg ik, stille dood,
 
Naar de koelte van uw' schoot;
 
Waar mijn flaauw en star gezicht
 
Niet ontrust word' door het licht,
 
Mijn gehoor zich niet gevoel'
 
Van het ruischend aardsch gewoel,
 
En het hart niet langer klepp'
 
Van den adem, dien het schepp'!
 
Niet meer sidder' of begeer'
 
Hoe de wareld wend' of keer!
 
ô Verlos my, vreedzaam graf,
 
Van des levens bedelstaf!
 
 
 
Leven, ach! wat zijt gy toch?
 
Zielbedroeving, zinbedrog!
[pagina 90]
[p. 90]
 
Dronkenschap, die schemeroogt,
 
Niets vermag, en alles poogt;
 
Doch noch middel onderscheidt;
 
Lust belooft, maar weedom spreidt,
 
Tot haar tuimelvreugd verdwijn'
 
Met de dampen van den wijn!
 
 
 
Zij die dronkenschap een goed!
 
Smaak haar zwijmelteug hem zoet,
 
Die zich, God en waarheid vremd,
 
Tot niets beters voelt bestemd,
 
Noch zijn hooger noodlot leest
 
In de krachten van zijn' geest!
 
My, my is dit aanzijn straf,
 
En ik reikhals naar het graf.
 
 
 
Neen, vergeef my, groote God!
 
Leven is my geen genot.
[pagina 91]
[p. 91]
 
Leven is een zwaarder last,
 
Dan mijn zwakke schouders past.
 
't Heeft mijn kindsheid onderdrukt,
 
Hield mijn jeugd ter neêr gebukt,
 
Boog my rug en kniën krom
 
In mijn' rijper ouderdom,
 
En het viel my, jaar aan jaar,
 
Meer verplettend hard en zwaar.
 
Thands bezwijk en zijg ik neêr.
 
Hemel, ja ik kan niet meer!
 
Breek, ô breek dit leven af,
 
Geef my rust in 't stille graf!
 
 
 
Daar, daar wacht ik ongestoord,
 
Door geen dwaasheên meer bekoord,
 
Door geen driften meer gevleid,
 
Door geen droomen meer misleid,
 
Dat een ander morgenrood
 
Voor my opga uit de dood.
[pagina 92]
[p. 92]
 
Dat een nieuw hersteld Heelal
 
(Dat geen blijk draagt van verval)
 
Aan mijn oogen zich vertoon'
 
In zijn onbeneveld schoon;
 
Waarheid zich erkennen laat,
 
En haar sluier openslaat,
 
In geen oogenschijn zich maalt,
 
Maar geheel de ziel doorstraalt;
 
En de plaats my werd bereid
 
Voor een hooger werkzaamheid;
 
Waar het kiemend korengraan
 
In Gods aanschijn op moog gaan,
 
En het afgeschudde kaf
 
Achterblijv' in 't zwijgend graf!
 
 
 
Doch, mijn boezem, lijd ô lijd!
 
Wensch geen wieken aan den tijd.
 
Laat hy kruipen, moet het zijn:
 
Vroeg of laat is enkel schijn.
[pagina 93]
[p. 93]
 
Ja, Hy leeft, die voor ons waakt,
 
Die geheel ons noodlot maakt.
 
Eisch van 's warelds oceaan
 
Geen steeds effen wandelpaân!
 
Tel niet ieder druppel nat
 
Die u op de kleeders spat,
 
Ieder schokjen, ieder bots,
 
Van het woeste golfgeklots!
 
Reken ieder neveldamp,
 
Ieder windvlaag, voor geen ramp!
 
't Vaste tij dat nooit verloopt,
 
Zij de grond waarop gy hoopt,
 
Dat brengt zeker, hoe het ga,
 
('t Zij dan tijdig, 't zij dan spâ!
 
Hol of effen zij de zee!)
 
Schip en lading aan de ree.

1809.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken