Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De boschhut (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van De boschhut
Afbeelding van De boschhutToon afbeelding van titelpagina van De boschhut

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.40 MB)

Scans (2.42 MB)

ebook (3.12 MB)

XML (0.02 MB)

tekstbestand






Illustrator

Miep de Feijter



Genre

proza
poëzie
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
gedichten / dichtbundel


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De boschhut

(1931)–Henriëtte Blaauw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

1. De Bosch-hut.

't Was groo-te va-can-tie.

Va-der en moe-der had-den een zo-mer-huis-je in de bos-schen ge-huurd. Daar was het ge-zond en vrij voor hun drie jon-gens. Den hee-len dag wa-ren Henk, Wim en Koen bui-ten.

Nu zou va-der een hut met de jon-gens ma-ken. In 't schuur-tje ston-den een paar riet-mat-ten. En op zol-der vond va-der een flink stuk zeil-doek. Dat kon voor het dak wor-den ge-bruikt. Zelf sneed va-der een paar dik-ke stok-ken. Hij sloeg ze met een groo-te, hou-ten ha-mer diep in den grond. Ze moes-ten ste-vig staan, om de mat-ten te steu-nen. Die wer-den er om-heen ge-zet en met touw aan de stok-ken ge-bon-den.



illustratie

Het stuk zeil voor het dak was juist groot ge-noeg. Dat trof va-der. Aan den voor-kant van de hut liet hij een stuk o-pen. Daar werd la-ter een la-ken voor ge-han-gen. Het moest de voor-deur ver-beel-den.

‘Nu zal ik nog een bank-je en een ta-fel

[pagina 4]
[p. 4]

voor jul-lie tim-me-ren,’ be-loof-de va-der. ‘Je kunt niet al-tijd op den grond zit-ten.’

Wat wa-ren de jon-gens blij met hun ei-gen huis. Vaak moch-ten ze er hun bo-ter-ham e-ten. Dan leek het net of ze in de hut woon-den.



illustratie

Als ze geen zin had-den, in de bos-schen te spe-len, kleur-den ze plaat-jes, die ze uit-knip-ten. Met een speld wer-den ze op de riet-mat-ten ge-prikt. Zoo werd de hut van bin-nen nog ge-zel-li-ger.

Op een mid-dag, toen de jon-gens vee-ren had-den ge-zocht om er hun mut-sen mee te ver-sie-ren, hoor-den ze voet-stap-pen na-der-bij ko-men.

Wie was dat?

Va-der niet, die hak-te hout in 't schuur-tje en moe-der zat in de voor-ka-mer. Wim was er pas ge-weest.

't Moest dus een vreem-de zijn.

De jon-gens ke-ken wel een beet-je ver-schrikt. Ze hoor-den dor-re tak-jes on-der de voe-ten kra-ken. Eerst ach-ter, toen op zij van de hut.

[pagina 5]
[p. 5]

St, nu was 't e-ven stil, Henk en Wim hiel-den hun a-dem in om goed te kun-nen luis-te-ren.

‘'k Ben zoo bang,’ fluis-ter-de Koen, een ke-rel-tje van zes jaar.

Een hand greep het la-ken vast. Het werd op-zij ge-trok-ken en daar stond een for-sche man in de o-pe-ning. Zijn vrien-de-lijk ge-zicht stel-de het drie-tal da-de-lijk ge-rust.

‘Zoo, zoo, wat doen jul-lie hier? Ik ben de bosch-wach-ter,’ zei de man. ‘Je voert toch, hoop ik, geen kat-te-kwaad uit?’

‘Nee, mijn-heer,’ ant-woord-de Henk. ‘We gaan In-di-aan-tje spe-len en nou zet-ten we vee-ren op on-ze muts.’



illustratie

De bosch-wach-ter ging naast Henk op 't bank-je zit-ten.

‘Wie heeft de-ze mooi-e hut ge-maakt?’ vroeg hij.

‘Va-der, die kan al-les. En wij heb-ben hem ge-hol-pen,’ zei Henk trots.

De man had ple-zier in de jon-gens.

‘Hoe oud ben jij?’ vroeg hij aan Wim.

‘Tien jaar, mijn-heer.’

‘Tien jaar? Mijn zoon Teun is net zoo oud. Mag hij eens bij jul-lie ko-men

[pagina 6]
[p. 6]

spe-len? Hij is al-tijd zoo al-leen.’

‘Hè ja!’ rie-pen Henk, Wim en Koen te-ge-lijk. ‘Stuurt u hem mor-gen dan?’

‘Af-ge-spro-ken,’ zei de bosch-wach-ter.

Daar kwam Teun den vol-gen-den dag aan-ge-stapt. Hij was een aar-di-ge, vroo-lij-ke jon-gen en hij ken-de de mooi-ste plek-jes in het bosch.

Va-der en moe-der wa-ren ook blij dat de jon-gens er een speel-ka-me-raad-je bij had-den ge-kre-gen.

‘Je moogt ko-men zoo vaak als je wilt,’ zei moe-der. Nu Teun dat wist, sloeg hij geen dag meer o-ver.-

De va-can-tie vloog om.

‘Jam-mer dat jul-lie weer weg moe-ten,’ zei Teun den laat-sten morgen.

Dat von-den de an-de-ren ook, want Teun was een vriend-je van hen ge-wor-den.

Dien dag mocht hij tot 's a-vonds ne-gen uur blij-ven. Moe-der had voor li-mo-na-de en taart-jes ge-zorgd.

Al-les werd naar de hut ge-dra-gen. De hee-le fa-mi-lie vond dat daar het af-scheids-feest-je ge-vierd moest wor-den.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken