Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Minister Tom (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Minister Tom
Afbeelding van Minister TomToon afbeelding van titelpagina van Minister Tom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

Scans (14.66 MB)

ebook (6.04 MB)

XML (0.10 MB)

tekstbestand






Illustrator

Félix Jobbé-Duval



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Minister Tom

(1921)–Henriëtte Blaauw–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

Negende hoofdstuk.
In de val.

Drie dagen later kwam de minister van binnenlandsche zaken in een koets, met twee paarden bespannen, te Bimbam aan. De moeder was zoo vriendelijk geweest, hem 't rijtuig te geven, dat 't minst schokte, omdat de patient nog wat ontzien moest worden.

Tom had wel eerder weg gewild, maar hij durfde zoo gauw niet uit z'n bed komen, uit vrees, dat men achterdocht zou krijgen.

Bij zijn vertrek bedankte hij zijn verzorgster hartelijk voor haar vriendelijke zorgen en zij, op haar beurt, raakte niet uitgepraat over de groote goedheid, die hij haar en de verdere familie Poelakker had bewezen. Ter-

[pagina 72]
[p. 72]

wijl ze hem voor de zooveelste maal de hand drukte, zei ze, tot tranen toe geroerd:



illustratie

‘Mijn broer zal uw groote daden niet vergeten. Hij heeft me verzekerd, dat hij u zijn dankbaarheid vroeg of laat zal toonen. Zijn macht is groot en... wat 't voornaamste is, zijn hart is goed...’

Tom deed zijn best, z'n lachen in te houden en maakte zoo gauw mogelijk in de koets te komen. Een paar gedienstige zusters hielpen hem even bij 't instappen, want de arme man liep nog wat ongelukkig. De koetsier van 't klooster nam plaats op den bok, terwijl Toto en Titi als twee lakeien achter op 't rijtuig stonden.

De koetsier was zoo verstandig geweest, Titi met dikke touwen aan de koets vast te binden. Die luiaard had, gedurende zijn verblijf in 't klooster, steeds geslapen en nu liep hij kans in z'n droomerigheid van 't bankje te tuimelen. Z'n oogen waren nog maar half

[pagina 73]
[p. 73]

open en hij stond zoo los op z'n beenen, dat hij bij 't opstappen al achteroversloeg.

‘'t Zou niet kwaad zijn, als we met Toto 't zelfde deden,’ dacht Tom. ‘Met hem kan evengoed een ongeluk gebeuren. Die snaak is zoo bewegelijk en druk, dat hij onder 't rijden stellig valt en een gat in zijn hoofd krijgt. Dat bezorgt ons maar weer oponthoud en ik verlang er nu naar, mijn vriend zoo gauw mogelijk uit de benauwdheid te helpen.’

Een klein uur waren ze onderweg geweest, toen de koets de stad Bimbam binnenreed. Zonder zich den tijd te gunnen, andere kleeren aan te trekken, liet Tom zich regelrecht naar 't paleis van den koning brengen om hem te vertellen, hoe mooi hij de zaak had aangepakt. Hij verheugde er zich op, Bonifatius om de lichtgeloovigheid van de kloostermoeder te zien schateren. 't Was dan ook wel een rust voor den koning, voorgoed van dat huwelijk af te zijn.-

Tom vond zijn vriend als naar gewoonte achter in den tuin, waar 't met groen begroeide koepeltje hem een schaduwrijk plekje bezorgde. Om zijn verveling wat te verdrijven, was hij op z'n eentje met 't knibbelspel begonnen. Hij was leelijk uit z'n hm en kreeg telkens ruzie met zichzelf.

‘Bah, de eenzaamheid is toch iets verschrikkelijks,’ bromde hij. ‘Als er niet gauw een eind aan komt, moet de kok me maar gezelschap houden.’

Juist had hij de vlag van 't knibbelspel tusschen de beenen stokjes uitgevischt, toen hij een bekende stem hoorde.

‘Hallo, kameraad, daar ben ik weer!’ riep Tom hem

[pagina 74]
[p. 74]

van verre toe. ‘M'n plannetje is zoo mooi gelukt als 't maar kan. Ge hoeft u over een huwelijk met gravin Petronella niet meer ongerust te maken.’

‘Ik wist het al,’ antwoordde Bonifatius leukjes.

‘Hoe is dat dan mogelijk?’ vroeg Tom, een beetje op zijn neus kijkend.

‘Vanmorgen kwam er een ijlbode met een grooten brief, door graaf Poelakker geschreven. Hij vertelde daarin, dat hij om verschillende redenen geen toestemming voor 't huwelijk van zijn dochter kon geven. Hij twijfelde geen oogenblik aan mijn goede eigenschappen, maar tot zijn grooten spijt kon hij zelfs een nadere kennismaking tusschen haar en mij niet goed vinden.’

‘Ah zoo!’ riep Tom triomfantelijk. ‘Nu ziet ge eens, hoe knap ik die zaak uit de wereld heb gebracht.’

‘Je hebt er alle eer van, kameraad. En toch snap ik niet, hoe je dat met 't schieten van patrijzen gedaan hebt gekregen.’

‘Och, 't ging heel eenvoudig,’ lachte Tom, glimmend van genoegen. ‘Zoo'n listig mensch als ik ben, bedenkt van alles.’

Hij vertelde uitvoerig hoe hij gedaan had en toen hij over de lichtgeloovige kloostermoeder begon, zat Bonifatius zijn vriend tot 't einde van 't verhaal met open mond aan te staren.

‘Nu, heb ik geen pluimpje verdiend?’ vroeg Tom aan 't slot.

‘Hm,’ kuchte de koning, op z'n stoel heen en weer draaiend. ‘'t Lijkt me zoo, dat je heel wat kwaad van me hebt gesproken.’

[pagina 75]
[p. 75]


illustratie

‘Wel verbazend. Had je dan liever met dat leelijke meisje willen trouwen?’

‘Nee, dat zou ik verschrikkelijk hebben gevonden. Maar om me nu voor een dronkaard uit te maken...’

‘Kom, kom, andere menschen weten best, dat je nooit wat gebruikt. Alleen nu en dan een glaasje wijn.’

‘Ja, Tom, maar dat is 't niet alleen. Je hebt ook gezegd, dat Immerklein een republiek zou worden en men mij verbannen of onthoofden zou. Je bent veel te ver gegaan!’

‘Sapperloot, nu nog mooier! Dat is toch beter, dan de schoonzoon van graaf Poelakker te worden?’

‘Je hebt gelijk,’ antwoordde Bonifatius. ‘Ik ben er ook niet boos om, begrijp me goed. Over 't geheel heb je me prachtig geholpen. Ik dank je dan ook hartelijk

[pagina 76]
[p. 76]

voor je moeite, kameraad. Als er nog eens zooiets aan de hand is, klop ik weer bij je aan, maar voorloopig zullen we wel van zulke pretjes verschoond blijven.’

Terwijl ze onder 't groene koepeldak nog wat bleven praten, werden ze plotseling door een vreeselijk geschreeuw opgeschrikt.

‘'t Is Toto, die maakt altijd een kabaal of 't huis in brand staat, en dan heeft zijn boodschap niets te beduiden,’ zei Tom. ‘Kijk 'm eens loopen.’

‘Excellentie!’ gilde Toto, naderbij komend. ‘Er is een ijlbode van graaf Poelakker. De man heeft sinds vanmorgen al achter u aangeloopen. Kijk, hier is een brief, dien hij u, namens den gaaf moet geven. Hij wacht op antwoord, want er schijnt haast bij de zaak te zijn.’

Zonder eenig kwaad vermoeden opende Tom den brief. Nauwelijks had hij hem gelezen, of 't angstzweet brak hem van alle kanten uit. Zijn gezicht werd zoo rood en opgeblazen, dat hij een oogenblik gevaar liep, te stikken.

‘Wat is er, beste vriend?’ vroeg de koning verschrikt.

‘O-o-o!’ kermde Tom. ‘Heb medelijden met me!’

‘Maar waarom dan toch, arme jongen?’

‘Lees maar,’ stotterde Tom. ‘Nu is graaf Poelakker op 't vreeselijke denkbeeld gekomen, een van zijn dochters aan mij present te doen. Petronella heeft zich voorgesteld een koning te trouwen en bedankt nu voor de eer, een eenvoudigen minister te nemen. Daarom heeft de graaf zijn oudste dochter, Allegonde, voor mij bestemd.’

[pagina 77]
[p. 77]

‘Allegonde? Wacht eens... die is ver over de veertig!’ riep de koning. Ik herinner me nog, dat zij den langsten neus had van de dames en een vooruitstekende kin. Maar hoe komt die man erbij, zou je zeggen?’

Bonifatius nam den brief en las:

Na een lang en ernstig onderhoud met mijn dierbare zuster, ben ik besloten, mijn dochter Petronella niet met koning Bonifatius te laten trouwen. Ik begeer u liever als schoonzoon, mijnheer Tom Thomassen, en had het gravinnetje dus voor u bestemd. Petronella hoopt echter nog wel eens in de gelegenheid te komen, met iemand van koninklijken bloede kennis te maken. Dus bied ik u mijn oudste dochter Allegonde aan.
Ik reken er op, dat 't huwelijk de volgende week voltrokken zal worden, en wensch u beidjes een recht gelukkig leven toe. Ik verwacht u zoo spoedig mogelijk bij me.
Met eerbiedige groeten,
Graaf Poelakker.

Toen Bonifatius den brief doorgelezen had, hield hij zijn buik vast van 't lachen.

‘Arme Tom!’ riep hij, ‘ik begrijp het al. Je hebt mij zoo zwart afgeschilderd, dat de graaf mij als schoonzoon niet begeert. Heel natuurlijk ook. Maar daarbij heb je jezelf veel te veel in de hoogte gestoken en nu ondervind je de treurige gevolgen ervan. Ze meenen daarginds nu natuurlijk, dat jij alle schatten der wereld bezit en later president zult worden.’

[pagina 78]
[p. 78]

‘Maar ik weiger beslist!’ riep Tom, stampvoetend van boosheid.

‘Mannetje, wees toch voorzichtig. Ik ken graaf Poelakker beter dan jij. Hij zou in staat zijn, je voor altijd op te sluiten, of nog erger, je te onthoofden...’

Tom beefde als een riet. ‘Wat raad je me dan?’ vroeg hij angstig.

‘Trouw, ongelukkige, trouw!’ riep Bonifatius.

‘Wat? Ik zal Allegonde bij me in huis halen? Ik, die zoo'n goed leven heb. Ik denk er niet over.’

‘Gekheid, allemaal gekheid,’ zei de koning kalm. ‘Geloof nu maar niet, dat je over je eigen leven kunt beschikken. Zooals 't loopt, loopt 't en...’

‘Maar je weet, hoe leelijk ze is, Bonifatius.’

‘Kom, kom, men went aan alles. Bovendien heb je geen keus. Ik trouwde haar liever, dan dat ik sterven moest.’

Hoe erger Tom begon te jammeren, hoe meer moeite 't Bonifatius kostte, z'n lachen te houden.

‘Je zult er voorgoed van genezen zijn, iemand voor een dronkaard, een luilak, ja weet ik het al, uit te maken,’ zei hij zoo ernstig mogelijk.

‘Ja, ik ben er leelijk ingevlogen,’ schreide Tom. ‘Toe, kun jij op jou beurt ook niet helpen?’

Bonifatius schudde zijn hoofd.

‘Trouw!’ riep hij nog eens, ‘en laten we er dan verder over zwijgen.’

Zoo werd Tom het slachtoffer van zijn list en moest hij Allegonde wel tot vrouw nemen. Iedereen verheugde zich in zijn huwelijk, behalve Tom zelf. Hij liet zich gewoon door Allegonde meetrekken, toen 't klokje van

[pagina 79]
[p. 79]

gehoorzaamheid hem naar 't stadhuis en de kerk riep.

Wie hem op dat oogenblik had gezien, zou stellig medelijden met den armen bruidegom gehad hebben, zoo wanhopig liep hij daarheen.

 

't Zou aardig geweest zijn, als de geschiedenis ook nog vermeld had, hoe 't verder met den minister gegaan was. Of hij zich troostte in zijn verdriet en ondanks alles beste maatjes met den koning bleef. Of hij 't goed met zijn schoonvader kon vinden en veel in Poelakker kwam.

Dat alles zouden we nog graag willen weten. 't Verhaal van broeder Antonius ging echter niet verder en mijnheer Pummel vulde het later ook niet aan.

Maar och, we hebben koning Bonifatius en Tom Thomassen voldoende leeren kennen en zullen niet gauw vergeten, hoe droevig de laatste door eigen schuld in de val liep.



illustratie


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken