‘Maar ik weiger beslist!’ riep Tom, stampvoetend van boosheid.
‘Mannetje, wees toch voorzichtig. Ik ken graaf Poelakker beter dan jij. Hij zou in staat zijn, je voor altijd op te sluiten, of nog erger, je te onthoofden...’
Tom beefde als een riet. ‘Wat raad je me dan?’ vroeg hij angstig.
‘Trouw, ongelukkige, trouw!’ riep Bonifatius.
‘Wat? Ik zal Allegonde bij me in huis halen? Ik, die zoo'n goed leven heb. Ik denk er niet over.’
‘Gekheid, allemaal gekheid,’ zei de koning kalm. ‘Geloof nu maar niet, dat je over je eigen leven kunt beschikken. Zooals 't loopt, loopt 't en...’
‘Maar je weet, hoe leelijk ze is, Bonifatius.’
‘Kom, kom, men went aan alles. Bovendien heb je geen keus. Ik trouwde haar liever, dan dat ik sterven moest.’
Hoe erger Tom begon te jammeren, hoe meer moeite 't Bonifatius kostte, z'n lachen te houden.
‘Je zult er voorgoed van genezen zijn, iemand voor een dronkaard, een luilak, ja weet ik het al, uit te maken,’ zei hij zoo ernstig mogelijk.
‘Ja, ik ben er leelijk ingevlogen,’ schreide Tom. ‘Toe, kun jij op jou beurt ook niet helpen?’
Bonifatius schudde zijn hoofd.
‘Trouw!’ riep hij nog eens, ‘en laten we er dan verder over zwijgen.’
Zoo werd Tom het slachtoffer van zijn list en moest hij Allegonde wel tot vrouw nemen. Iedereen verheugde zich in zijn huwelijk, behalve Tom zelf. Hij liet zich gewoon door Allegonde meetrekken, toen 't klokje van