Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne (1683)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne
Afbeelding van De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyneToon afbeelding van titelpagina van De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.97 MB)

ebook (4.38 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne

(1683)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XI. Hooft-Stuk.
Van de Gal en de Lever met het gebruik der Milt.

EEr ik van de gal spreek, dient men wel het gestel van de lever te weten, door welkers middel de gal van het bloed werd afgescheiden.

De lever is dan een weefsel van aderen en slagaderen, dog meest uit aderen, want de vena portae van de milt en d'andere onderbuiks deelen na de lever gaande, werden met verscheide takken in de quabben van de lever uitgebreid, welke even als de slagaders van een wyde buis allenxkens enger werden, en op het laatste soo nauw, dat se een soort van kleine kliertjes uitmaken, alwaar nu dese poort-ader soo eng werd, dat'er geen bloed kan doorpasseren, aldaar beginnen de eindjes van de holle ader: maar de poort-ader verder loopende en dese kliertjes met verscheide omkringelinge makende, eindigen op het laatste in pijpjes die allenxkens wyder werden en sig in de galblaas openen, of in andere van d'eigenste soort, die langs de takjes van de poortader binnen een gemeen vlies loopen, en uit de lever gaande een tak werden, die men de lever-gal-buis noemt; welke daar na met de pijp van de gal-blaas te gelijk na de eerste darm loopt, en een gemeene pijp, soo van de lever als van de galblaas, uitmaken.

Behalven dese aders, heeft de lever nog een slag ader, die niet heel groot is, daar een weinig bloed brengende, eensdeels om de lever oft liever het dikke poortaderlijk bloed te verwarmen, op dat het

[pagina 58]
[p. 58]

niet voort en kome te stollen, en dunder werde in het wederom keeren door de holle ader na boven toe.

Dit is dan nu het meeste gestel des levers: laat ons eens tot de gal over treden en sien hoe die gescheiden werd.

Als het bloed van de milt en andere deelen des onderbuiks door de poort-ader in de lever loopt, soo werden de takken allenxkens nauwer en enger, soodanig, dat daar alleenig maar deeltjes door konnen vlieten, die de groote en figuir uit maken van deeltjes die men gal noemt, dese loopen te gelijk met waterige deeltjes door de geseide kliertjes na de gal-blaas, of na de lever-pijp.

Het bloet nu dat door dese fijne pijpjes niet loopen kan, gaat door zijdwegen in de holle-ader, werd na het herte voort geperst, om door de gijl, lympha, en de logt weder verbetert te werden.

Aldus dan geschied het maken van de gal, welke eensdeels uit de gal-blaas en anderdeels uit de gal-leider in de eerste darm werd uitgeperst, tot dat gebruik als boven van de gijl-making is gesegt, waar na toe ik den leser sende, om geen twee maal een ding te herhalen.

Als men de gal distileert krijgt men daar een vlugge spiritus oft geest uit, dat is een vlug-sout dat met het water oft phlegma gemengt is, en met een suir water effervesceert; uit het caput mortuum trekt men ook een vast sout, en weinig aarde: als men een groote menigte distilleert krijgt men ook wel een een weinig olie.

Tot dese gal-werdinge mein ik dat de milt mede iets dispenseert; want het bloed dat in de milt door de slagader in gespeut werd, raakt een groot gedeelte van sijn water quijt, dat om de gijl te beter te doen gesten in de gijl-buis loopt. Het bloed nu van sijn overvloedig water berooft sijnde, loopt door de

[pagina 59]
[p. 59]

poort ader, als boven geleert is, na de lever, op dat de gal des te beter werd afgescheiden. Behalven de milt, moet het bloed ook veel vogt in de maag, darmen en pancreas laten uitsijperen, waar door het mede verdikt.

Dese verdikking is dan weder oorsaak dat dese gal in de lever des te beter werd afgescheiden, want indien het bloed te dun was, sou het vogt dat de gal moet uitmaken met andere deeltjes vervult sijn, die daar niet by moesten sijn: Derhalven was dese verdikking noodsakelijk, even als een drooger aarde noodig is tot drooger kruiden, en een vogtiger tot vogte: Want als ik komkommers, pompoenen op een drooge en wel van de son beschenene plaats set, sullen sy soo wel niet voort komen als dat se in een schaduwagtige plaats die wat vogtiger is, staan, alsoo dient yder vogt, na yder soort van pijpjes te wesen.

Ten tweeden ook, wanneer de gal soo dun was, en in de darmen vloeijende, sou sy soo ligtelijk met de gijl niet mengen, want sy sou eerder door de melk-ader, om haar dunte, opklimmen, en dit sou dan een wanorder gevem, met de veranderinge der gal en de gijl: soo dat'er soo een proportie van dikte des gals in de darmen moet gestort werden, die niet terstond kan opklimmen, maar haar verblijf houd, tot dat'er eenige gijl verby komt loopen, en met de selve vermengt en verandert.

De gal-blaas heeft binnen in sig eenige kliertjes, door welke sommige meinen dat eenige gal gescheiden werd, maar meine dat'er alleen een slijmig vogt doorsijpert, op dat de scherpte van de gal niet te seer de vliesen prikkelen sou. Voorts loopt de gal niet in de darmen, maar werd daar in geperst, want de plaasting van de galblaas is met sijn bodem om lage hangende, en met sijn pijp na om hoog, soo dat de gal door de wormwijsige beweginge van d'invloed

[pagina 60]
[p. 60]

der zenuwvogten, moet uitgeperst werden. Sommige hebben dese gal vergadert en bevonden in honden dat in korten tijd eenige onçen sijn uitgesijpert.

Dese gal dient dan tot een grooter veranderinge in de gijl te brengen, als voren geleert heb, en om de vuiligheden uit te suiveren, wantse is als een geduirige purgatie in onse darmen; want behalven de darm-beweginge soo prikkelen dese loog-deeltjes, soo door 't vlug als vast sout, de darmen met een lieflijke strelinge, waardoor ook ongevoelige trekkingtjes werden gemaakt, die door de beweginge der darm veseltjes werden voortgestouwt; hier toe doet ook veel het in en uit ademen, gelijk als boven verklaart is.

Voorts is de gal eerse van het bloet gescheiden is, een stoffe die alle suire deeltjes t'onderbrengt, en het bloed vloeibaar houd, daarom kan men geen gal by na genoeg hebben, want hoe vloeibaarder ons bloed gehouden werd, hoe gesonder wy ons gevoelen: want daar veel van dese loog-deeltjes sijn daar kan geen suir de meester spelen, nog het bloed niet verdikt werden: want van hier na breeder sal gehandelt werden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken