Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne (1683)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne
Afbeelding van De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyneToon afbeelding van titelpagina van De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.97 MB)

ebook (4.38 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne

(1683)–Steven Blankaart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 345]
[p. 345]

II. Hooft-Stuk.
Wat men verstaat door heete, koude drooge en vogtige Medicamenten.

DE innerlijke middelen soude men konnen brengen tot ses voorname Hooft-stukken, als tot buik- en maag suigende dingen, sweet-middelen, pis-makende dingen, pijn-stillende en slaap-makende, en eindelijk tot temperende dingen die het suur opslurpen en breken. Tot de uiterlijke behooren de pijn-stillende, ontdoende, reinigende, genesende, doorknagende en diergelijke.

Vooreerst sullen wy dan van de stoffen handelen, en daar na hoe men de compositien maakt. Men spreekt veel van een onnut geklap der vier hoedanigheden van dat het eene kruid, wortel, saad &c. soude heet, koud, droog of vogtig wesen: dat'er sommige medicijnen sijn, die ons een hitte verwekken, is seker; maar van haar selven hebben zy dat niet: want tabak, Brasilise peper, mostert en diergelijke sijn heeter in 't aanraken, als eenige dingen, die men onder de verkoelende stelt; soo dat de hitte die van die medicijnen verwekt werden alleen een effect is en geensins iets dat reeds daar te voren in was: en dese uitwerkinge geschied niet door middel van onse sappen, want als die dingen welke men heet noemt klein gebrijselt sijn, en met onse sappen gemengt, krijgen alle de deeltjes soodanigen situatie, dat alle de pijpjes verengt werden, soo dat de subtijle materie des logts, daar op een andere wijse moet doorstralen als te voren: dese hitte werd dan veroorsaakt, door dien dese subtijle materie daar geduirig in meerder menigte

[pagina 346]
[p. 346]

doorblixemt als wel voor desen, waar door de ziel gewaar werd, dat'er een meerder beweginge is als te voren, welke van haar een hitte geoordeelt werd. Na dat het dan nu gebeurt, dat de pijpjes van de heet makende stoffen meerder of minder hemels vuur doorlaten, sijn de selve ook meer of min heet makende: Want anijs-saad verwekt ons soo veel hitte niet als wel gember of peper, om dat de pijpjes van den anijs bequaam sijn meer hemels bolletjes door te laten, welke het hemels vuur van een spreide en belette dat'er soo vele niet door heen kan stralen als wel anders, want in de ruimten daar de hemels bolletjes in besloten sijn, kan geen subtijle materie huis-vesten: hier van daan komen dan de graden van hitte en koude, want hoe meer hemels bolletjes door der selver pijpjes komen te gaan, hoe minder hitte die ons maken, 't welk alleen het onderscheid is van dingen die men heet en koud noemt, want na dat die deeltjes door de subtijle materie des logts meer of min bewogen werden, daar na hieten zy ook het of koud, welke wederom na haar verscheide beweginge, ook verscheiden graden krijgen. Die men dan onder de eerste rang stelt van heet makende dingen zijn de navolgende, welke alle d'een van d'andere konnen verschelen.

Radices: Glycyrrhizae, Chinae, Salsae Parillae, Althaeae, Bardanae, Eryngii, Graminis, Scorzonerae, Contrayerv.

Cortices: Tamarisci, Capparum.

Folia & Herbae; Agrimon. Alth. Asparagi Boragin. Betae, Capilli Veneris, Scolopendr. tussilaginis, fumariae, Taraxici, Violarum, Malvae.

Semina: Althaeae, Asparagi, Bardanae, Cicer. Rubr. Citri, Faenugraeci, Genistae, Lactucae, Melonum, Poeoniae, Papar. Albi, Urticae.

Het Semen Lactucae, Melonum, Papaveris Albi, Cucumeris en diergelyke, werden van sommige voor

[pagina 347]
[p. 347]

koud gehouden, maar ik kan sulx niet sien: want al het gene groeyen kan heeft sekerlijk sijne deelen, welke door de warmte van de Sonne bewogen werden en tot een plant opwassen: want indien se uit grove deelen die traag te bewegen waren bestonden souden zy niet groeyen. Item dit saad werd met'er tyd seer rans, 't welk niet geschieden soude, indien de selve uit grove en traag beweeglyke deeltjes bestonden. Het meloen-saad kan niet langer dan een jaar goed blyven, om dat de subtyle materie daar geduirig door heen vliegt en de fijnste deeltjes weg neemt, onderwylen breken de oliagtige deelen in stukken, waar uit een ransinheid ontstaat. En, soo dese dingen koel sijn, waarom sijn amandelen dan ook niet koel, welkers deeltjes met die van het meloensaad vry over een komen.

Fructus: Amygdalae Dulces, Castaneae, Ficus, Jujubae, Nuclei Pini, Uvae Passae, Alkekengi

Florus: Boraginis, Betonicae, Calendulae, Keiri, Liliorum Alborum, Malvae Arboreae, Rosarum Pallidarum, Tiliae, Verbasci, Violarum.

Succi: Oleum Olivarum, Saccharum Mel, Lac, Amylum, Gum. Arabicum, Tragacanthum.

Pinguedimes: Butyrum, Adeps, Sanguis Hirci.

Dese en diergelijke zyn middelen, die men daar of daar ontrent in den eersten graad kan noemen, alhoe wel 'er tussen d'een en d'ander nog al veel verschil is, want de figuur, groote en beweginge der deeltjes komen nooit over een met het andre, want anders moest het een en het selve lighaam zyn, 't welk men egter niet en bevind.

Die men dan soo onder de tweede rang kan sorteren zyn de volgende.

Radices: Apii, Petroselini, Caryophyllat. Cichorei, Levistici, Petasitidis.

Cortices: Cassiae Ligneae, Citriorum, Arantiorum, Ligni Guajaci.

[pagina 348]
[p. 348]

Ligna: lignum aloes, guajacum, rhodium, santala omnia, sassaphras.

Folia & herbae: abrotani, absinthii, anethi, apii, becabungae, betonic. Cardui benedicti, certaurii min. Foeniculi, phellondrii, scordii

Semina: anethi, anisi, foeniculi, coriandri, levistici, apii, petroselini, carei, nasturtii, santonici.

Fructus: amomum, nux moschata, juniperi.

Flores: croci, anethi, camomillae utriusque, lavendulae, liliorum convallium, meliloti.

Liquores: gummi, resina: vinum, aloes, ammoniacum, balsamum peruvianum, bals. copayvae, galbanum, mastix, myrrha, thus, resina pini, terebinthina.

Alle dese van de tweede graad sijn wat aromatyker, als die van de eerste, mede van malkanderen seer veel verschelende. Die van de derde graad sullen nu volgen.

Radices: gentianae, helenii, raphani, cepae, pyrethri, angelicae, curcumae.

Cortices: Macis, cinamomum.

Herbae & folia: lauri, fabinae, cochleariae, salviae, rutae, origani cretici, rorismarini.

Semina: cardamomi, staphidis agriae, amomi, baccae lauri, grana pardisi, cubebe.

Liquores & gummi: vinum adustum, assa foetida, moschus, zibetum, caphera.

In de vierde graad sijn de navolgende:

Radices: acori, zingiberis, galangae, ostrutii, zedoariae.

Herbae & folia: tabaci, Hellecebrae.

Fructus & semina: piperum genera. caryophylli, piper brasiliense, sinapi.

Gumm:: cuphorbium.

Liquores: alcohol vini.

Alle dese graden zijn dan trappen, van een meer of minder beweeglijkheid der deeltjes. Even dan gelijk als het met dese heetmakende middelen 't ver-

[pagina 349]
[p. 349]

schil met trappen verscheelt, alsoo gaat het ook met die dingen, die men segt dat doet verkoelen: dese kan men ook tot sekere graden brengen; daar sijn geen van dese koelmakende kruiden, of zy hebben een meer of minder beweeglijkheid, waar na hare graden konnen afgemeten werden, want al het gene suur is, maakt ons seer koud, om dat door de selve onse sappen minder bewogen werden als te voren, welke verminderde beweginge ons doet besluiten, dat'er een koude is; als soo sijn alle suire dingen koud makende, ten waar daar nog eenige geestagtige en fijne deeltjes in waren, gelijk als in den wijn-asijn, uit welke men nog een brandewijn kan maken, sijnde geen teiken dat de selve nog verscheide beweegelijke deeltjes heeft.

Maar ik bevinde dat verscheide kruiden en medicijnen by de Autheuren als onder de koele dingen staan aangeteikent, die sekerlijk ons een warmte doen hebben, want den opium hoe soude die soo vaardig sijn werkinge verrigten, indien de selve uit geen beweegelijke deelen bestond: Van gelijken ook de campher, die door sijn vluggigheid van selven vervliegt: hoe kan dat koud sijn en verkoelende, ten ware men wilden verstaan, dat het door een gevolg verkoelde, want als door de doordringelijke deeltjes van de kampher de obstructie is weggenomen, soo sal den omloop des bloeds snelder loopen, en by gevolg in dat deel soo seer niet broeyen.

Wat aangaat de dingen die men vogt makende noemt, weet ik niet wat men daar mede seggen wil, want indien ons lighaam moet bevogtigt werden, dat kan men ligtelijker met eenig drinkbaar vogt doen: want een beest weet wel, dat als hy droog van sappen is, dat hy dorst krijgt en drinken moet. Voor my ik weet niet wat men anders met die

[pagina 350]
[p. 350]

schoone termen doet: en onder dese werden nog al eenige gestelt, die de minste bequaamheid niet en hebben om te bevogtigen. Den Heer Professer H. Regius, sie ik onder de vogtigmakende dingen het soethout, de jujuben, pruimen van damast, razijnen, suiker en diergelijke stellen: maar seker die niet blind en is sal wel merken dat de suiker niet en bevogtigt, maar in tegendeel, sal de suiker alle de dunne vogten dik en slijmig maken, en daar na een groote dorst verwekken.

Nog is'er een soort van dingen, die men verdroogende noemt; dese zijn maar meest nut om de uitsijperende vogtigheid van de lekkende sweer-gaten op te droogen, welke meest suir-temperende zijn, maar van binnen in het lighaam kan men niet droogen, als door pis-drijven, sweten en diergelijke, waar van wy hier na sullen spreken.

Het eenigste dan dat'er van dese soorten van medicijnen te begrijpen is, bestaat dan alleen in de meer en min beweeglijkheid der deeltjes: en dewijl ik te voren vast'gestelt heb, dat alle de siekten der sappen verstoppinge sijn, soo is 't seker dat de medicamenten die men daar toe uiterlijk of innerlijk appliceert uit beweeggelijke deeltjes moeten bestaan: want indien de selve uit sware en traag beweeglijke bestonden souden de obstructien niet vergaan, maar of soo blijven of grooter werden: soo dat ik niet en sie wat nut de verkoelende dingen konnen uitrigten, ten ware in sommige uiterlijke gelegentheden, maar dan werken zy niet door eenige koude, maar eerder door een te saamen trekkendheid, of liever datse de vogten doen runnen en verdikken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken